Chapter 23
We lopen nog steeds door de duisternis. 'Dadelijk lopen we de grot uit, en komen we terecht in de Vallei.' De Forgotten Vale? Kijk eens aan, hij bestaat. Ik kon er zo weinig over vinden, dat ik dacht dat het bijgeloof was. In de verte zie ik al licht. 'Oké. Dus wat is er precies gebeurd tussen jullie twee?' Ik kijk hem voorzichtig aan. 'Mijn broer en ik waren verantwoordelijk voor het runnen van de tempel, hier in de vallei. Toen kwamen de mensen aan uit het Noorden. Vele van mijn soort zijn moeten vluchten, en hebben onderdak gezocht bij de Dwemer. Maar de Dwemer hadden tegen ze gelogen, en hebben slaven van ze gemaakt. Langzaam maar zeker zijn ze veranderd. Ze zijn blind geworden, maar hun gehoor is beter. Ze werden barbaars. Veel van onze cultuur is daarom verloren gegaan. Maar onze tempel was veilig, en lag goed beschut. De mensen hebben hem daarom ook nooit gevonden. Ik denk ook niet dat ze er echt naar op zoek waren. De Falmer... Dat is een ander verhaal. Ze vielen aan, als wilde beesten. Mijn broer sloot zich op in de tempel. Ik heb met een paar andere ridders geprobeerd om ze tegen te houden, maar er waren er teveel. Ik ben nog weten te ontkomen. Ik weet niet precies hoe. Toen de aanval voorbij was, ben ik meteen naar de tempel gegaan. Ik heb moeten inbreken, want de poort was nog steeds op slot. Ik wilde naar mijn broer toe. Ik wilde weten of hij nog leefde. Op een gegeven moment kwam ik bij zijn kamer aan. Ik kon hem horen. Hij vervloekte Auri-El, en bad tot Molag Bal.' Verbaasd kijk ik hem aan. 'Molag Bal? Je bedoelt de Daedra?' Gelebor knikt. 'Ja, prins van overheersing, marteling en koning der vampieren.' 'Maar waarom?' vraag ik hem. 'Het lijkt me niet logisch. Is in zee gaan met een Daedra niet vragen om problemen?' Gelebor knikt. 'Ja, dat klopt. Ik ben naar binnen gegaan. Ik heb precies die vragen gesteld. Hij zei dat ik een dwaas was. Dat Auri-El ons belogen had, ons in de steek gelaten had. Ik zei dat dat niet waar was. Ik zei dat de situatie nog te redden was. Dat was niet zo. Ik wist het toen ook al. De Falmer waren met teveel. Vyrthur wilde wraak.' Ik kijk hem aan. 'Wraak nemen op een god? Hoe wil je dat doen?' Gelebor kijkt me aan. 'Wat voor god is Auri-El, Arwen?' Ik denk even na. Auri-El is de elfenvariant van Akatosh. En Akatosh is onder andere de god van de zon. 'Een zonnegod. Auri-El is een zonnegod.' 'Precies.' 'Maar wat wil je broer dan doen? De zon is overal. Hij kan de zon toch niet verwoesten?' 'Maar hij kan wel haar kracht verminderen. De zon warmt ons op, geeft ons licht. Verberg haar achter duisternis, en er blijft niks over.' 'Een eeuwige zonsverduistering...' fluister ik. 'Ja, precies. En als die Harkon de boog in handen krijgt, zal dat gaan gebeuren. De pijlen van die boog, gedoopt in het bloed van een dochter van Coldharbour, zal duisternis creëren.' Opeens is het me duidelijk. 'Daarom was hij zo blij dat Serana terug was. Zij is een dochter van Coldharbour. Met haar bloed kan hij de wereld in eeuwige duisternis onderdompelen.' 'Snap je nu waarom ik niet wilde dat Serana meeging?' vraagt hij. 'Vyrthur is hetzelfde van plan. En hij heeft toegang tot de boog. Het zal de balans van de wereld verstoren. Ook vampieren hebben de dag nodig. Want wat blijft er over als iedereen een vampier is?' We stappen de vallei in. Ongelofelijk...Het is hier zo onwerkelijk. De hele plek voelt vreemd aan. Alsof de tijd hier stil staat. In de verte zie ik herten grazen. Maar ze zien er vreemd uit. Hun vacht is zwart, met groene stippen. Op de hoger gelegen gebieden licht sneeuw, maar het is hier niet koud. In de verte ligt een groot meer, en aan dat meer ligt een groot gebouw. 'Is dat de tempel?' vraag ik Gelebor. 'Ja, dat klopt. Daar zit Vyrthur.' 'Het lijkt wel alsof de tijd hier stil staat. En het is...Wacht eens even.' Ik sta stil. Gelebor draait zich om. 'Ja?' vraagt hij. 'Ik moet het even op een rijtje zetten, hoor. Toen de mensen aankwamen in Skyrim, voor de eerste keer. Was jij daarbij?' Hij knikt. 'Ja, ik heb ze zien aanmeren. Ysgramor stond aan het hoofd, als ik het goed heb. Waarom?' Ik reken even snel. 'Dat was in de Merithische tijd.' 'Dat klopt. Waar doel je op?' Ik zucht. 'Nou, als jij erbij was toen de mensen voor het eerst aankwamen in Skyrim, in de Merithische tijd, dan betekent dat dat jij minimaal...3000 jaar oud bent.' Gelebor knikt. 'Dat klopt. En?' Ik kijk hem even aan. 'Nou..Nou ja...Dan zie je er nog goed uit voor 3000. Dat kunnen er niet veel zeggen.' Bokul is veel beter in zo'n opmerkingen dan ik. 'Juist,' zegt hij. ik zucht. 'Sorry. Het maakt nu ook niet uit. Mijn drakenziel is ook weet ik hoe oud.' Hij knikt. 'Interessant. En hoe oud ben je zelf?' Ik kijk hem aan. 'Hoe bedoel je?' vraag ik hem. 'Je spreekt over je drakenziel alsof het een ander is. Er is meer dan alleen je drakenziel. Je hebt nog je eigen leven.' Ik grinnik even. 'Ja, dat zou ik bijna vergeten.' 'Ik voel dat je niet in balans bent. Je eigen ziel en je drakenziel zijn beide onrustig. Enig idee hoe dat komt?' Ik zucht. 'Kan dat een andere keer? Niet dat ik het niet wil vertellen, maar we zitten een beetje met een tijdschema. Ik weet niet waar de volgelingen van Harkon nu zijn, en ik weet ook niet wat Vyrthur aan het doen is. Dat is het belangrijkste voor nu.' Ik loop verder. 'De wereld is in gevaar.' Hopelijk is deze conversatie nu voorbij. 'Ja, dat klopt. Al weet ik niet of hij zo veilig zal zijn als jij niet in balans bent.' Ik draai me om. 'Wat?' vraag ik hem. Hij kijkt me strak aan. 'Ik kan je energie voelen, Arwen. Je bent sterker dan je denkt. Onderschat dat niet.'
Er zijn nog geen reacties.