Chapter 22
Ik weet niet hoelang we al door deze grot lopen. Ik ben moe. Mijn benen voelen zo zwaar aan. Komt er dan nooit een einde aan deze gang? Opeens stopt Shakari. 'Shakari ziet iets!' fluistert ze opgewonden. 'Wat zie je?' vraag ik haar. 'Shakari ziet licht in de verte. We zijn dichtbij. Dat moet wel.' LIcht? Voor zover ik weet zijn de Falmer blind. We lopen een stukje verder. Inderdaad, ik zie licht verschijnen. Ik trek mijn zwaard. 'We moeten heel stil zijn,' fluister ik. 'Het kunnen vijandige Falmer zijn.' Ik hoor dat iedereen zich schrap zet. We sluipen dichter na het licht toe. We komen uit in een goed verlichte ruimte. Wat een vreemde architectuur. Deze ken ik niet. Het is niet van Nords, of Atmorians. Dwemer is ook uit den boze, maar het moet wel van een elfenras zijn. 'Wat is dat?' vraagt Bokul. Hij wijst naar een soort altaar. 'Dat is een eerbetoon en Auri-El.' Met een ruk draaien we ons om. Uit de schaduwen komt een elf aangelopen. Zijn huid is sneeuwwit, net als zijn haar. 'Is dat een Dwemer?' fluistert Bokul me toe. Ik schud mijn hoofd. 'Nee, geen Dwemer.' Ik zie vanuit mijn ooghoek dat Bokul knikt. 'Oké...Wat is het dan?' Ik haal mijn schouders op. 'Mijn excuses voor het laten schrikken. Mijn naam is Gelebor. Ik ben een sneeuwelf.'Met open mond kijken we hem aan. Sneeuwelf? Hier? In de 4e era? Hoe kan dat? Ze waren allemaal uitgestorven, of veranderd in de Falmer...Ik zucht. Falmer betekent sneeuwelf. 'Maar...Huh?' zegt Meerkus. Gelebor grinnikt zachtjes. 'Jullie zijn niet de eerste van wie ik deze reactie krijg. Volgens de buitenwereld zijn we allemaal verdwenen. Veranderd in blinde, wraakzuchtige wezens. Maar niet allemaal.' Ik weet niet wat ik moet zeggen. Een sneeuwelf in levende lijve? 'Ik...Mijn excuses. het is niet netjes om u zo aan te gapen. Maar...' Gelebor heft zijn hand als teken dat het goed is. 'Geen zorgen, Breton. Ik ben niet beledigd. Ik weet wat de buitenwereld denkt. Maar mag ik vragen...Wie zijn jullie?' Snel weet ik me weer enigzins te herstellen. 'Mijn naam is Arwen Stenav. Ik ben de Dragonborn, maar dat is bijzaak.' 'Dragonborn?' zegt Gelebor. Bestond Alduin nog niet in zijn tijd? 'Ja. Dat houdt in dat ik een kwaadaardige draak genaamd Alduin moet tegenhouden die de wereld wilt vernietigen. Ik ben geboren met de ziel van een draak. Daar kwam ik overigens ook pas achter toen ik in Skyrim kwam.' 'Aha. Dat moet dan een Atmoriaanse legende zijn, want ik heb er nog nooit van gehoord. En de rest?' Shakari zet een stapje vooruit. 'Dit is Shakari, de khajit. Zij is niet verbonden aan een legende, en heeft geen buitengewone krachten. Maar Shakari is wel goed met een knots!' Gelebor moet even lachen. 'Dat geloof ik graag. Ik heb nog nooit een khajit in levende lijve gezien. Aangenaam.' 'Ik ben Bokul, een orsimer. En dit zijn Meerkus en Neeja, Argonians.' Gelebor knikt. 'Iedereen, wees welkom bij ons altaar voor Auri-El. Hoe zin jullie hier beland?' 'We waren op zoek naar de boog van Auri-El,' zegt Serana. 'Ik ben Serana, overigens. Een vampier, maar dat had u misschien al gezien.' 'Allen zijn welkom bij Auri-El. Maar de boog? Wat willen jullie daarmee?' Ik zie dat Serana zich ongemakkelijk voelt. 'Nou, het komt er op neer dat mijn vader de zon wil laten verdwijnen. De Profetie van de Zon. Zodat vampieren kunnen doen en laten wat ze willen. En wij willen dat niet, en om hem tegen te houden hebben we de boog nodig. Dat is het eigenlijk.' Het is even stil. Gelebor kijkt ons aan. Dit is ongemakkelijk. 'De profetie van de zon...' zegt hij. 'Die ken ik wel.' We zeggen nog steeds niks. Hij loopt langs ons heen, naar het altaar. Hij leunt met zijn handen op tafel. 'Niet gedacht dat de buitenwereld het zou weten. We zitten hier zo goed verborgen. Ik loop naar hem toe. 'Waar ken je hem van?' vraag ik hem. Nu wil ik het ook weten. 'Mijn broer Vyrthur... Het is een lang verhaal.' 'Heeft hij ermee te maken?' vraag ik. Hij heeft zich nog steeds niet omgedraaid. 'Ja.' Meer zegt hij niet, maar ik denk dat ik het al weet. 'Is er een manier om het te stoppen?' vraag ik. Hij knikt, heel langzaam. 'Ja, er is een manier.' Hij draait zich langzaam om. Ik zet een stap achteruit. Hij is best lang. Zijn lichtblauwe ogen lijken dwars door me heen te kijken. 'Kan ik je vertrouwen?' vraagt hij. Man, wat een vraag. Ik even naar de rest, maar die lijkt het ook niet te weten. 'Arwen, kan ik jou vertrouwen?' vraagt hij dan. Ik draai me weer om en kijk hem aan. Ik haal diep adem. 'Ja, dat kun je.'
We zitten op een paar rotsen, bij een waterpoel. 'Oké, dus in principe gaan jullie zijn broer vermoorden? Dat is...Nou ja...Oké dan.' Ik kijk Bokul aan. 'Ik weet niet wat er gebeurd is tussen die twee. Gelebor houdt iets achter. Hij wil ook alleen dat ik mee ga. Jullie moeten hier blijven, en het altaar beschermen.' 'Ik kan niet geloven dat er nog steeds sneeuwelfen zijn,' zegt Neeja. 'Ik weet in ieder geval wel dat je iets in hem hebt losgemaakt, Arwen,' zegt Serana. Ik kijk haar aan. 'Vind je het niet lullig dat je niet mee mag?' Ze schudt haar hoofd. 'Nee, Gelebor zal zijn redenen hebben, en dat respecteer ik. Hij ziet iets in je.' Shakari knikt. 'Ja, dat klopt. Hij kijkt met een bepaalde blik naar je.' Ik zucht. 'Nou, als het liefde is wat hij zoekt, helaas. Ik wil nog graag op mijn gemak leren omgaan met het verlies van Vaerel. Ik ga gewoon met hem mee, leg zijn broer om, pak de boog en dan kunnen je vader tegenhouden. Op de een of andere manier.' Ik wrijf even door mijn gezicht. 'Arwen?' Ik draai me om. Het is Gelebor. 'Ben je zover?' vraagt hij. Ik knik en sta op. 'Ja, laten we gaan.'
Er zijn nog geen reacties.