35.4: Voorbereiding
Harry die naast me stond vangt vliegensvlug het voorwerp op maar dat lijk ik niet te beseffen. Mijn hart klopt zo verschrikkelijk snel dat het pijn doet in mijn borstkas. Ademhalen gaat moeilijk als ik bang tot een conclusie kom.
"Er zijn mensen." Har knikt op menselijke snelheid en wil mijn hand vast nemen maar ik voel me te opgejaagd.
"Het zijn mijn vampiers Lou, ontspan alsjeblieft." Ik zucht trillerig en laat mijn houding iets zakken.
"En dat kon je niet eerder zeggen?" Ik pers mijn dunne lippen op elkaar en weiger hem aan te kijken, proberend mijn onstuimig hart onder controle te krijgen.
"We zijn er." Alsof we dat nog niet wisten, wandelt Liam tamelijk breed en trots de keuken ruimte binnen, gevolgd door Zain en een andere vriend van Har. Laat hij zijn beste vrienden het gevaarlijke werk doen?
"Mooi zo." Adelinde komt recht uit haar stoel en duwt me een kop warme soep in mijn handen. Ze vouwt mijn gespannen vingers zo tot ze weet dat ik hem vast heb. "Drink op. We vertrekken gauw." Mijn onwetendheid maakt me gefrustreerd en boos. Beer weet het goed genoeg, hij merkt het aan mijn houding en de vurige blik in mijn ogen waarmee ik hem weiger aan te kijken.
"Naar waar?"
"Thuis." Zijn groene ogen staren jong en onschuldig door de ruimte. Ik weet niet waar ik op moet letten met al die onmenselijk oplettende en alleszieners als vampiers. Ik besluit dan maar om de soep nog een poging te geven me te bekoren. Voor ik het weet zitten ze allemaal aan de drankflessen van Neill die te vergeefs zijn voorraad probeert te bewaren.
"Geef ze terug! Dat is mijn drank!" De kleinere man springt op menselijke hoogte als Zain de fles te hoog houdt.
"Stelletje verslaafden." Ik grijns lui als ze me allemaal verbaasd aankijken. Enkel de gene die hier al langer waren zitten niet aan de drank.
"We hebben dorst van het tripje." Liams ogen staan bloedrood als ik hem aankijk maar vanaf het moment dat hij naar de anderen kijkt is het terug bruin. Harry vertrouwt het niet, ik voel het aan zijn strakke houding achter me. Dit zijn toch zijn vrienden? Waarom dan zo gespannen?
"Jullie zijn hongerig naar hier gekomen?" Je hoort de afkeer gewoon in zijn stem. Ik voel de frustratie, alsof er een koude regendruppel langs mijn rug naar beneden loopt. Onaangenaam. Steeds lager naar de plaats waar ik hem absoluut niet wil. "Je bent hier om een menselijk iets te beschermen ja!" De verheffing van de hese diepe stem draagt enorm wijd en luid doorheen de inmiddels goed gevulde keuken van de blonde man.
"Doe eens kalm, man." Adelinde trekt geërgerd haar wenkbrauwen omhoog waarop Harry in zijn grote lengte zich naar haar om draait met bloeddoorlopen ogen. Zijn tanden sissen venijnig naar haar, niet dat ze onder de indruk is van zijn machtsvertoon.
"Har, rustig. Er is niets aan de hand." Ik durf hem niet aan te raken om geen felle reactie uit te lokken. Zijn rode ogen verdwijnen echter niet als hij bazig doorheen de massa vrienden stapt.
"Laten we vertrekken dan. En doe alsjeblieft jullie taak!" Hij is overduidelijk zenuwachtig, iets wat me ongemakkelijk maakt. Stiekem communiceren lukt ook niet met zo'n bende vampiers rond je. Ik slik mijn ontevredenheid weg als we naar buiten lopen. Har stopt voor de deur en duwt me een donkerblauw fluwelen zakje in mijn handen. Wat zit erin? Veel weegt het niet. Zijn rode ogen glimmen naar de mijne. "Een spreuk alsjeblieft. Bescherm onze aanwezigheid." Ik knik, werp kort een blik op de mensen rond me, en sluit dan mijn ogen. Het zoeken naar een spreuk voelt nog zo onwennig aan, maar het lukt me en al snel weet ik dat ik haren van de mannen indirect vast heb, via het zakje. Ik murmel de woorden, frons en probeer een foeter binnen te houden als er een onaangenaam gevoel in mijn buik ontstaat. De spreuk is snel voltooid, het zakje opgebrand. Ik zucht en knik dan op teken van een vragende Liam. Zijn oogkleur is gehorig en betrouwbaar bruin, volledig gefocust op zijn leider, mijn leider, mijn man. De stevige krullenbol opent de deur, trekt me onverwacht op zijn rug en weg zijn we.
Ik zal nooit aan het verschrikkelijke gevoel wennen. De wind is scherp door de hoge snelheid en mijn zicht troebel. Ik zie vage groene dingen die me misselijk maken. Ik weet niet waar ik ben, maar goed zit ik ook niet bepaald. De vampiers suizen dicht langs elkaar beschermend rond mij en Har heen. Ik voel me machteloos, buitenspel gezet en dat bevalt me absoluut niet. Het is een afschuwelijk gevoel dat het lopen doet stoppen. Ik kreun en frons als er een misselijkheid op komt zetten.
"We moeten verder Harry." Zain is ongeduldig, hij vertrouwt dit alles overduidelijk niet. Zijn hoofd draait aandachtig alle kanten uit waarna zijn ogen kort naar me kijken.
"Ze proberen door de spreuk te geraken." Ik frons en klem mijn lippen terug op elkaar. Ik voel het gewoon. Mijn magie verzet zich hevig, alsof het geketend zit en ik trek en trek maar kan niet helemaal los kan komen en winnen. Mijn onderbewuste zoekt naar een spreuk. Eentje om ze weg te jagen van mijn terrein.
"Ze zoeken ons." Liam lijkt niet blij. Adelinde staart enkel de verte in.
"We moeten nu gaan voordat ze er door heen breken!" Ik slik en sta zo krachtig mogelijk op, maar mijn lichaam dat met andere dingen bezig is luistert niet volledig.
"Breng me weg." Ik fluister het zachtjes naar Har, zijn rode ogen kijken gevoelig op waarna hij zijn onderlip tussen zijn tanden neemt en knikt. Voor ik het weet zijn we terug onderweg. Ik tril, het is koud, ik zie niet veel meer buiten een hoop kleuren en ijl tegen de mannen. Ik prevel en frons tegen de indringers, duw ze weg en bescherm ons groepje terwijl de anderen er alles aan doen ons zo snel mogelijk weg te krijgen uit dit gebied. Velden en bossen worden doorlopen. Ik voel ze dichterbij komen. Hun hebberige handen peuteren aan mijn vingers. Willen het eruit trekken. Steeds harder en harder. Ze knijpen, duwen in mijn zij terwijl ik me probeer weg te draaien, mijn vingers te sluiten. Ik houd het niet meer lang. Voor mij en Harry. Voor het volk. Komaan Louis. Je bent Louis Tomlinson. Ze gebruiken duistere dingen, ik voel het aan mijn zuivere hart. Krachten die niet de hunne zijn. Ik tril heviger, mijn vingers worden zweterig maar ik mompel nee. Een plotselinge beving doet me naar adem snakken. Ik lig op de grond, snakkend naar adem, badend in het zweet. Ik merk hoe wezens rond me komen staan. Mijn ogen zijn open maar het duurt lang voordat ik iets waarneem. Ik hoor stemmen en kom dwaas overeind. Steun zoekend. Ik voel hen. Mijn mond gaat open, het is droog.
"Ze, ze komen." Ik hijg kort. Mijn voeten steviger in de grond plantent en een spreuk murmelend tegen hen. Als beveiliging. Ik concentreer me, tril maar ben standvast. De spreuk staat er. De natuur onder me is uitgeput, dood, energieloos.
"Adem Lou." Har trekt me dichter naar zich toe. De andere drie staan oplettend in een cirkel rond ons.
"Laat de anderen gaan, dit is te gevaarlijk." Ik slik en kijk naar Adelinde die me verward aankijkt.
"Ik laat mijn meester niet in de steek." De brede en trouwe Liam schudt zijn hoofd bij de gedachte.
"Harry, ik meen het. Dit is niet hun zaak. Dit gaat niet om het volk. Het gaat om mij en mij alleen. Laat ze gaan!" Ik verhef mijn stem en duw ze verder van me weg. Beer twijfelt overduidelijk. Ik kijk hem volledig bewust van mijn eigen dominante houding aan. Zijn groene ogen staan donker en gefocust op de omgeving, maar ook op mijn vraag. "Je kunt hen dit niet aandoen." De krullen bewegen kort als hij zijn hoofd schuin draait, zijn spieren blinken in het zonlicht. Het gevoelloze wezen moet beslissingen maken, nu. Ze komen. Ik voel hun stemmen, hun hete adem in mijn nek. "Ze komen Har." Hij schudt opnieuw zijn hoofd kort.
"Zain en Adelinde. Ga. Ik meen het. Pas als ik het beveel kom je terug met hulp." Zijn stem is laag en bazerig. Je kan er niet tegen in gaan, zo'n toon slaat hij aan. Ik knik naar hen als bevestiging.
"Ga."
"Liam, hoe slecht ook, jij gaat als ik het zeg, of als ik bijna dood ben. Afgesproken?!" De man slikt, zijn grote bruine ogen hebben het duidelijk moeilijk met het bevel, maar hij zegt niets, recht zijn rug en knikt dan. Ik voel me niet lekker bij de negatieve bijklank, maar erger dan mijn lichaam dat tegen duistere magie aan het vechten is kan het niet. Ik probeer geen magie te onttrekken aan de natuur, mijn ogen kijken rond naar de mannen. Als Adelinde en Zain na een twijfelachtige blik weg zijn gelopen, en volgens Har ver genoeg weg zijn draait hij zich naar de geconcentreerde Liam en dan naar mij. Ze hadden duidelijk een gesprek. De man knielt voor me neer. Zijn huid blinkt in het zonlicht, hij ruikt naar zweet en zijn spieren trekken alle aandacht tijdens het proces. De ogen krijgen een rosé tint als ik hem trillend aankijk.
"Laat de spreuk maar los, Louis. Zulke magie kun je niet volhouden. Ze gebruiken grotere krachten die niet de hunne zijn." Hij voelt het dus ook. Ik slik en blijf hem aankijken als ik langzaam mijn vingers open en de spreuk ophef. Mijn lichaam ademt weer vanaf het moment dat ik alles los gelaten heb, de trillingen die er waren en in mijn oor zoemden stoppen.
"Dadelijk ook niet dan?" Har perst zijn roze lippen even op elkaar. Ik werp een blik over zijn schouder richtingen de bewakende Liam en kijk dan weer naar Beer. Hij is dichterbij gekomen en kust me teder.
"Moeilijk. Er zijn voor jou ook manieren, via krachten met geesten of krachten uit mij maar dat is te riskant. Zij kunnen jou ook uitbuiten." Ik knik en sla mijn armen rond zijn brede lichaam heen. Zijn lange krullen prikken tegen mijn huid. Ik adem eens goed in en laat hem los. Ik ben er klaar voor. Klaar voor confrontaties die ik wou vermijden.
Nadert hun einde?
Reageer (1)
Ik wil weteeeeennnn hoeee het veder gaat! ^^
7 jaar geleden