Foto bij Hoofdstuk 13

~Mijn ouder kregen nooit echt hun dochter terug, die dag dat ik thuis kwam na de Spelen. Dat is misschien ook wel de reden geweest waarom ik ze vertelden dat ik niet terug zou komen, die alles bepalende dag. Mijn ouders verloren hun dochter op de dag dat mijn naam uit die duizenden briefjes in de glazen bol getrokken werd. De kans van terugkomen was zo minimaal, geen een van ons ging er vanuit. Ik zou nooit doen wat het meisje uit 12 gedaan heeft. Ik beloofde hen dat ik me niet zonder slag of stoot zou laten overmeesteren. Geen van ons had gedacht dat dit eindresultaat onder de mogelijkheden viel, maar blijkbaar doet het dat. Desondanks, twijfel ik soms nog steeds of het niet beter geweest was om daar te sterven. Om mijn ouders niet dat kleine sprankje hoop te geven dat ze nu hebben. Het voelt alsof ik terug ben, alsof ik weer onderdeel ben van district 7, van onze familie, maar dat zal ik nooit meer zijn. Ik ben niet van district 7. Ik ben van het capitool. Geen een van ons had verwacht dat het zo ver zou lopen. Natuurlijk speelde het altijd door onze gedachten heen, stel dat? We hadden ons echter allemaal al neergelegd bij het feit dat ik zou terugkomen tussen vier wanden, maar die zijn nu nergens te bekennen. Toch was er altijd dat ene sprankje hoop, toen het nooit zo ver leek te komen. Ik hoefde nog maar één jaartje en toen was het ineens zo ver. We hebben allemaal de winnaars gezien. Haymitch, de dronken winnaar uit district 12. De beroepswinnaars uit district 1,2 en 4. Die maar blijven volhouden dat het zo’n eer is dat ze gewonnen hebben en dat ze niet anders hadden verwacht. Maar we zien ook de gek geworden overlevers uit district 9 en 10. Die niet eens meer een zinnig woord uit kunnen brengen en elke dag zie ik Johanna en Blight. Hoe ze over het plein schuifelen en er altijd moe uit lijken te zien. Ik weet nu dat ze dat ook echt zijn. Er zijn geen overwinnaars in dit zieke, mechanische spel van het capitool. Er zijn alleen overlevers en ik weet eigenlijk niet eens of dat wel de juiste benaming is voor wat we zijn. We zijn bijna nog grotere verliezers dan de echte, capitoolsgenoemde verliezers. Vays hoeft nooit meer na te denken over alle moorden die hij heeft gepleegd. Mijn schuld gevoel is er elke dag. Ik ben zo blij als ik mijn ouders zie op het moment dat mijn tenen de trein verlaten, maar aan de andere kant voel ik me zo schuldig over het feit dat ik ze eigenlijk niks terug geef. Het zou voor hen zo veel makkelijk geweest zijn als ze me alleen nog maar in een oven hadden hoeven stoppen en uitstrooien over mijn favoriete plek in het bos. De enige plek waar ik ooit mijn rust had kunnen vinden. Ik denk niet dat hij vanaf het moment dat ik de Spelen overwon nog enige bescherming kan bieden. Het is gewoon niet genoeg. Mijn ouders hebben al zoveel te verduren gehad en nu krijgen ze ook nog eens een getraumatiseerde dochter terug. Ik zie de blijdschap op hun gezichten zodra ik in het beeld van hun netvlies val, maar ik weet dat ik ze nog zoveel verdriet ga doen. Het moet voor hen veel pijnlijker zijn om me te zien zoals ik nu ben, de moordenaar, dan nooit meer. Ik heb onvergeeflijke dingen gedaan en ik wil niet van hun verwachten dat ze met mijn daden kunnen leven. Door terug te komen is dat precies wat ik eigenlijk van hun verlang. Boven op alle dingen die ik heb gedaan, vind ik alles wat ik mijn ouders aan doe misschien nog wel het ergst. Ze moeten leven met mijn angst, mijn daden en mijn verantwoordelijkheden. Elk jaar zullen ze herinnert worden aan de dochter die ze verloren zijn. Elk jaar zullen ze herinnert worden aan wat ik heb gedaan en ze zullen elke keer weer moeten zien hoe ik mensen train om hetzelfde te gaan doen. En als één van de twee, of misschien wel allebei, het niet overleven zullen ze er weer aan herinnert worden dat ik dat had kunnen zijn. Dat ze me niet hadden kunnen beschermen voor wat me overkomen is. Ze voelen zich misschien wel net zo schuldig als dat ik doe, terwijl ze er niks aan kunnen doen. Ik zal voor altijd van ze houden en hopelijk, ondanks alle onvergeeflijke dingen, houden ze ook nog steeds een beetje van mij. Zodra ik uit de trein stap kan ik me echter niet meer inhouden, ondanks dat ik me had voorgenomen dat ik dat wel zou doen. Ik neem niet eens de tijd om naar de andere mensen uit district 7 te zwaaien. Als mijn ouders in mijn zicht komen, spurt ik op ze af en klem ze stevig tegen me aan.
‘Christina,’ is het enige wat ze kunnen uitbrengen.
‘Ik weet het. Ik weet het,’ zeg ik in de hoop alle toekomstige problemen wat af te zwakken, ‘maar het is oké nu. Ik ben thuis.’~

Er zijn nog geen reacties.


Meld je gratis aan om ook reacties te kunnen plaatsen