34.4: Koude
Vechtend tegen de koude zit ik in de vreemde kuip. Beer reikt me een handdoek aan die ik dankbaar rond me heen sla als opsta en opzoek ga naar mijn verkreukte kleding. Zijn groene ogen volgen me precies, iets wat me geweldig irriteert op dit moment.
"Ik wil nog praten dadelijk." Mijn blik staat vastberaden, de zijne zacht.
"Misschien moet je eerst even Neill gedag zeggen. Dat hij ons opvangt betekent enorm veel."
"Ze kunnen ons toch traceren tot hier, niet?" De volle lippen van Har gaan lichtjes open.
"Je vader zou daar mee bezig moeten zijn." Ik knik kort en trek de koude kledij aan waarna ik kort met mijn vingers mijn haar kam. Mijn lichaam voelt zwaar en bar koud aan, maar ik negeer het. Het is een koude die in mijn botten zit en er niet uit zal gaan. Net zoals de dode krijgers op de vochtige bosgrond liggen en langzaam verteerd worden door het koude, door het donkere. De bezorgdheid op Hars gezicht frustreert me meer, ik kan er nu eenmaal ook niets aan doen! Ik zeg niets. Het kost me de grootste moeite om niet te vloeken en te tieren over visioenen die toch uitkwamen. Kalm vanbuiten wandel ik naar de gang. Het plafond is verrassend hoog en geeft het huis een ruimtelijk gevoel.
"Ik heb hier allemaal geen zin in." Ik vloek dan toch kort enkele lelijke woorden voordat ik Beer stil zwijgend volg. Onze voetstappen weerklinken luid op de harde vloer. De gastheer zelf lijkt er geen probleem van te maken en glimlacht breed. Naast hem op tafel staat er een houten plank met daarop een stevig glas alcohol en een dampende mok. Ik weet niet waar ik het meeste zin in heb, de vampiers merken het beiden.
"Jammer genoeg in slechte omstandigheden, ontmoet ik jullie nog eens." Hij glimlacht en maakt dan toch duidelijk dat ik al blij moet zijn met warme melk door me die kop aan te reiken. Zonder te mopperen maar met een heldere blik weten ze meteen beiden dat ik daar niet mee kan lachen. "Onvoorstelbaar wat er gebeurd is..." Har knikt kort, ze hebben dit duidelijk al besproken daarstraks maar willen nu in mijn aanwezigheid doen alsof dat niet het geval was.
"Stop met het acteren, het is irritant." Een blik tussen beiden doet me met mijn ogen rollen en het lege glas terug neer zetten. "Net als deze hele klote situatie. Hoe is mijn familie?" Hars lippen gaan haastig open, merkend dat ik ongeduldig en licht ontvlambaar ben.
"In veiligheid."
"Ze vergeven me dit nooit." Har schudt toch zijn krullen kort.
"Ze houden van je." Alsof dat een excuus is voor alles. Dat zou hij zelf ook moeten begrijpen.
"Houden van brengt problemen met zich mee. Het is geen stom excuus!" Mijn blik naar hem wordt correct vertaald door beide vampiers. Mijn liefde voor Harry is een begane zonde die iedereen mee in de afgrond sleurt. Eenmaal aan het vallen is er niks meer aan te doen. Vrije val, zweven en niet neerkomen. Als in een nachtmerrie, die ik als een droom beleef.
"Heb je spijt?" Nieuwsgierig om drie vraag kijk ik terug naar Neill. Langzaam maar zeker van mijn antwoord schud ik mijn hoofd.
"Het was het waard voor mij. Niet voor mijn naasten waarschijnlijk." Ik pauzeer even en kijk verlangend naar het glas alcohol in Hars hand. Er zit nog iets anders bij dat ik zeker niet binnen mag krijgen. Het is rood en duister. "Als we nu sterven zou het zo kort geweest zijn." Ik schud opnieuw mijn hoofd. De blonde Neill is duidelijke onder de indruk, maar de blik op Harry's gezicht doet me meer. Hij is open en oprecht ontroerd.
"Ik heb erger mee gemaakt dan dit hoor." En die zin heeft een meerwaarde? Neill glimlacht kort en schudt dan zijn hoofd. "Om te zeggen dat jullie, wij, er wel in slagen om hier door te komen. Ik zou zeggen, ga wat eten. Meer dan wat wortels en aardappelen heb ik niet dus je zal jezelf moeten behelpen." Loom knik ik en wrijf ik even doorheen mijn ogen.
"Geen mensen hier?" Hij schudt zijn hoofd. Ik volg het lange gestalte van Harry dat voor me uit loopt naar de blijkbare keuken. Ondanks de grote van het huis is het enorm klein. Meer dan een opslag voor bloed stelt het niet voor. Ik probeer niet te zuchten en trek de kasten open. Een mes, een aardappel en drie wortelen. Zin om het water aan de kook te zetten voor een kleine aardappel heb ik ook niet dus was ik de wortel in de emmer en neem een stuk mes zonder lemmet. Har kijkt bezorgd.
"Laat mij het doen, ik genees beter." Ik sla mijn ogen omhoog richting de krullenbol.
"Zelfs in die toestand? Gaat het zelfs? Ik weet niet hoelang je gelopen hebt maar-" Het bekende glimlachje rond zijn lippen doet me stoppen met praten. De wallen onder zijn ogen zijn grauw en bloedloos, maar toch ziet hij er even tevreden uit. Jezelf snijden was onvermijdelijk door het misvormde mes, maar zonder enig bloed aan mijn wortels krijg ik het voedsel terug. Traag knabbel ik er aan, flauw en verslagen door emoties, iets wat me juist emotieloos maakt. Het is te veel door elkaar.
"Ik ga dadelijk nog wel eten voor je zoeken. Je kan het gebruiken." Ik zeg niets maar eet wel verder.
"Het is ongelofelijk dat er sommige mensen zijn die anderen zo'n pijn willen bezorgen om een machtskwestie." Har knikt kort en doet dat zijn mond open. Even ziet hij er enorm jong en kinderlijk uit.
"Voor ons is dat het slechte, maar anderen zien dat op dezelfde manier als wij als iets goed. Ze zijn zo overtuigd van iets dat het hun blind maakt." Ik slik het droge stuk wortel door en kijk Beer recht aan.
"Mam zei altijd: 'Laat woede je niet blind maken'. Voor mij was dat iets dat er voor zorgde dat ik niks meer zag behalve het slechte en het kwade. Ik vermoed dat dat hetzelfde is hier." Har haalt een haar door zijn vettige krullen en knikt dan.
"Meer dan ons zelf beschermen kunnen er nu niet doen. " Ik eet het laatste restje op en knik dan traag.
"Eet nog wat." Hij zucht vermoeid maar geeft toch toe aan mijn weigering.
"Kan ik boven ergens gaan liggen?" Zijn stoel schuift achteruit om plaats te maken voor zijn lange benen. De blonde heer is verdwenen, hij lijkt niet echt blij te zijn met onze komst maar neemt toch zijn verantwoordelijkheid op. Een moeilijk woord dat mijn moeder altijd omschreef als (ver)-antwoorden op je roeping. De trappen zijn vermoeiend dus ben ik tevreden als Beer een deur voor me opent. Hij blijft twijfelend in de deuropening staan, zijn lange gestalte zo klein mogelijk. Ik kus hem teder en vol liefde waarna hij de deur toe doet en ik me op bed laat vallen. Eeuwig koud.
Reageer (1)
Jeejj Neiller (lol geen Nialler maar Neiller, snap je)
7 jaar geledenTuuuuuuuurlujk kan Harry Louis hart verwarmen!