Foto bij Chapter 3: The strange happening in the train

Zoë wist niet wat ze zag. Het meisje dat helemaal links de achterste wagon zat had een huid zo zwarte als roet. Het zag er oud en kwetsbaar uit, alsof het oude huid was die aan het eind van zijn bestaan was en helemaal was versleten. Haar mond ging open, er kwam echter geen geluid uit meer uit. Haar ogen waren open, echter was er niets anders te zien dan wit. Geen pupillen, geen iris. Ze lag daar roerloos tegen de bank aan. Het meisje naast haar schreeuwde het uit en stond in paniek op. Andere kinderen in de wagon keken vol schrik naar het meisje wat daar eerst had gezeten in stilte en wat nu was veranderd in hoopje as in de gedaante van een jong meisje. Een opeenhoping van gezichten hadden zich voor het cabineraampje opgestapeld. Allen wilde men zicht hebben op het gruwelijke tafereel wat zich voor hun ogen afspeelde. Zoë kon alleen maar naar het afgrijselijke gezicht kijken. Bevangen door paniek en onbegrip holde ze terug naar de andere cabine. Ze had niet eens door Christa naast haar kwam staan. ‘Hoe kan dit nu gebeuren?, een van ons eerstejaars kan zo’n soort magie toch helemaal niet uitvoeren?’. Zoë wist niet wat ze moest zeggen. Ze kon het beeld van het meisje maar niet van haar netvlies krijgen. Iedereen in de wagon was in paniek. Kinderen verdrongen zich om ook maar een glimp mee te krijgen van wat er zich afspeelde, jongens en meisjes holden uit de cabine om maar niet in het bijzijn van het meisje te hoeven zijn. Een meisje met een gekke roze bril kwam naar buiten. Ze liep geheel kalm en rustig door de menigte en liep naar de andere wagons. Christa en Zoë keken haar allebei na. ‘Hoe kan zij nu niet in paniek zijn, zij zat nota bene in dezelfde ruimte als zij!’ schreeuwde Zoë. Je moest je stem wel verheffen, anders werd je niet gehoord door al het geluid, gesnik en gepraat. Een man baande zich een weg door de kinderen en gaf aan dat ze mee moesten lopen naar een andere wagon. Christa en Zoë liepen mee. Een paar oudere begeleiders hadden zich verzameld en gingen allemaal naar de achterste wagon. Men werd omgeroepen dat het verboden was om deze wagon te betreden voordat alles duidelijk was. Christa en Zoë namen plaats in een van de andere wagons. Die drukte die eerst heerste door de joelende enthousiaste schoolkinderen nam plaats voor onrust en angst. Jongens en meisjes stonden overal verspreid. Alle zitplekken waren al vergeven en de gangpaden stonden vol met jongens en meisjes. Een paar meter voorop stond het meisje met de gekke roze bril weer, in tegenstelling tot de rest heel kalm. Terwijl Christa naar de andere kant keek zag ze de jongen met het blonde haar weer staan. Ze zuchtte diep. ‘Ik wil eigenlijk toch wel weten wat er aan de hand is, wie zou hier meer van kunnen weten denk je?’ Zoë keek rond. Ze twijfelde of ze uit deze situatie moest blijven of dat ze toch op onderzoek wilde gaan. ‘Laten we…’
a) naar dat meisje gaan met de roze bril, zij weet beslist iets.
b) blijven staan, ik wil niet in mogelijke problemen komen
c) naar de blonde jongen gaan, hij ziet er wel uit alsof hij iets van duistere zaken afweet


a) naar dat meisje gaan met de roze bril, zij weet beslist iets.
Wringend tussen al het gejoel en de vele lichamen van angstige tieners wisten Zoë en Christa zich een weg te banen naar het meisje met de bril. Ze stond als enige met haar handen in haar zakken en keek omlaag, ze praatte met niemand. Christa ging naast haar staan. Zoë kwam er ongemakkelijk bij staan. Ze moest zich in een verwrongen houding plaatsen omdat er simpelweg geen plek meer was. ‘Pardon’ zei Christa, terwijl ze het meisje op de schouder tikte. ‘Zou ik jou wat mogen vragen?’. Zoë verbaasde zichzelf over de manier waarop Christa dit vroeg. Normaal zou ze er als een hongerige wolf overheen zijn gevallen om ook maar iets van roddels of informatie op te vragen, maar alsof ze de zwaarte voelde van dit voorval hield ze zich in. Het meisje keek op en zette haar roze bril op haar hoofd. Twee grote blauwe groene ogen keken haar aan. ‘Wat wil je weten?’ vroeg het meisje. Ze stak haar hand uit. ‘Mijn naam is Loena Leeflang, wat zijn die van jullie?’. Christa schudde de hand en stelde zichzelf en Zoë voor. ‘Weet jij misschien meer van wat daar is gebeurd?’ ze aarzelde even en keek naar Zoë die haar toeknikte. ‘We zagen je namelijk uit de wagon komen. Je leek zo kalm, zo rustig’. Loena keek van Christa naar Zoë. ‘Ik heb die spreuk al eens eerder gezien. Mijn vader is vroeger toen hij klein was naar een bijeenkomst geweest voor heksen en tovenaars en bij een van de demonstraties liet iemand deze spreuk zien. Voor mij is de schok daarom niet zo groot.’ Christa fronste haar wenkbrauwen. ‘Dus jij weet welke soort heks of tovenaar zulke spreuk kan uitvoeren?’ Loena lachte flauwtjes. ‘Daar heb ik geen idee van, ik weet net zo weinig als jullie hoor.’ Christa zuchtte en keek naar Zoë met een blik van ‘’hier hebben we ook niks aan’’. ‘Toch bedankt voor je informatie, Loena’ zei Christa. ‘Geen probleem hoor’. Ze zette haar bril weer op waarbij er radertjes in het midden begonnen te draaien. Een grote brede man baande zich een weg tussen de leerlingen. Hij droeg een zwart hoedje en Zoë merkte op dat hij moeite had met het verplaatsen van zijn rechterbeen. Ze kreeg opeens een vreemd gevoel, was dit niet de man die ze eerder in de Diagon Alley had gezien? Er klonk gekraak uit een geluidsboxje boven in de cabine: ‘Beste jongens en meisjes, wij komen zo aan op Hogwarts hoge school voor hekserij en hokus pokus. Wij verzoeken jullie om de uitgang te nemen bij de eerstvolgende wagons: wagon 11, wagon 12..’ De stem uit een ouderwets kastje vloeide voort. Christa en Zoë keken elkaar aan: het gaat allemaal nu pas beginnen.

b) blijven staan, ik wil niet in mogelijke problemen komen
Zoë en Christa bleven roerloos staan in de drukke cabine. ‘Wat moeten we nu doen?’ vroeg Christa. Zoë staarde zonder enige emotie te vertonen voor zich uit. Dit zou haar jaar moeten worden. Zo trots dat iedereen was dat ze naar Hogwarts mocht gaan en dit eerste jaar had zich nu al geëscaleerd in een ramp. Ze wist diep van binnen dat ze zich niet meer volledig veilig zou voelen. De man wier de cabine binnenging kwam nu weer naar buiten. Hij verdreef de kinderen die zich nog steeds voor het raampje hadden verdrongen. ‘Er valt niets meer te zien hier, ga maar allemaal aan de kant.’ Hij passeerde Christa en Zoë. Het was een redelijk brede man met een zwart hoedje op zijn hoofd. ‘Excuseer, kunt u mij misschien vertellen wat er zojuist is gebeurd?’ vroeg Zoë. Het floepte eruit voor ze er erg in had. Ze was gewoon zo ongerust dat ze duidelijkheid moest hebben, en wel nu. ‘Het spijt me jongedame maar ik mag hier niets over loslaten. Terwijl hij zich weer een weg baande naar de andere cabine zag Zoë dat hij zijn rechterbeen een beetje achter zich aan sleepte. Ze kreeg opeens een vreemd gevoel, was dit niet de man die ze eerder in de Diagon Alley had gezien? Licht gekraak ontstond er uit het oude kastje boven in de trein. ‘Beste jongens en meisjes, wij komen zo aan op Hogwarts hoge school voor hekserij en hokus pokus. Wij verzoeken jullie om de uitgang te nemen bij de eerstvolgende wagons: wagon 11, wagon 12..’ De stem uit een ouderwets kastje vloeide voort. Christa en Zoë keken elkaar aan: het gaat allemaal nu pas beginnen.

c) naar de blonde jongen gaan, hij ziet er wel uit alsof hij iets van duistere zaken afweet
Wederom wringend tussen alle jeugdige leerlingen bereikten Zoë en Christa de blonde jongen. Zijn blik was strak omlaag gericht. Een jongen naast hem tikte hem aan. ‘Ey Malfoy, ik geloof dat je bezoek hebt’. Hij keek op en zijn ijsblauwe ogen raakten gelijk die van Christa. Christa werd overrompeld door een warm gevoel van binnen en sloeg haar ogen snel neer. ‘We willen je niet tot last zijn..’ aarzelde Zoë ‘maar weet jij misschien wat er gaande is? We maken ons zorgen, zo’n spreuk in het eerste jaar is niet normaal.’ Draco keek naar Zoë en er verscheen een flauw lachje op zijn gezicht. ‘En waarom denk je dat ik hier meer over weet?’ hij keek Zoë volkomen doordringbaar aan. ‘Nou, we vroegen het ons gewoon af.’ Zoë keek naar Christa. Christa had zichzelf weer herpakt en keek nu ook naar Draco met de koele en arrogante blik die ze altijd vertoonde. ‘Je ziet er gewoon uit alsof je snode plannen op je agenda hebt staan’. Beet Christa hem toe. Ze wilde het gevoel wat ze van hem kreeg zo snel mogelijk van zich af zetten en dat ook niet aan hem laten merken. Christa was iemand die niet vaak haar ware gevoelens niet zien, maar als ze dat deed dan wilde ze deze ook zo snel mogelijk verbloemen. Draco schonk haar nu een scherpe lach. ‘Dan heb je het mis liefje, ik weet net zo min als jij.’ Als een steek onder water voelde Christa het gevoel weer opborrelen. Ondanks er een diep cynisme in zijn stem zat, voelde ze toch een zekere aantrekkingskracht bij hem. ‘Allemaal aan de kant!’ Een brede man baande zich een weg tussen de leerlingen. Terwijl hij hun passeerde viel het Zoë op dat hij zijn rechterbeen achter zich aan sleepte. Ze kreeg opeens een vreemd gevoel, was dit niet de man die ze eerder in de Diagon Alley had gezien? Er klonk gekraak uit het boxje dat boven in de wagon opgehangen was. Een stem vloeide vervolgens eruit: ‘Beste jongens en meisjes, wij komen zo aan op Hogwarts hoge school voor hekserij en hokus pokus. Wij verzoeken jullie om de uitgang te nemen bij de eerstvolgende wagons: wagon 11, wagon 12..’ De stem uit een ouderwets kastje vloeide voort. Christa en Zoë keken elkaar aan: het gaat allemaal nu pas beginnen.

Er zijn nog geen reacties.


Meld je gratis aan om ook reacties te kunnen plaatsen