8. Verlaten door de storm
De hoeven van mijn paard trommelde ritmisch op de grond. Elke keer als het dier zijn hoef op de grond zetten en krachtig afzetten stoof er stof omhoog. Achter ons bleef een spoor van stof achter. Ik keek achterom. Het leek net regen, het stof wat langzaam op de grond neerdaalde. Maar regen viel hier zelden, daarom was het ook zo verschrikkelijk droog. Mijn hoed wierp een lange schaduw over mijn gezicht zodat ik niet tegen de lage zonsondergang in hoefde te kijken. Ik vond de woestijn een troosteloze en treurige plek. De vaalbruine bodem, bedekt met vaalbruine stenen en dof gras met dikke sprieten. Bij elke stap die je op die bodem zetten vloog er een wolkje stof op. Er was amper schaduw, wat het snikheet maakte overdag. De enige bron van schaduw waren de roodbruine rotsen die als eenzame torens uit het landschap staken. ‘S nachts daalde de temperatuur enorm en kon het flink koud worden. Het was er eenzaam, zó verschrikkelijk eenzaam. Eindeloze vlaktes die zich voor je uitspreiden, waar geen mens te bekennen was. Mijn paard was mijn enige metgezel.
Ik reed het dorp binnen. Vlak voor de saloon bracht in mijn paard tot stilstand. Vanaf de rug van het paard keek ik naar het gebouw voor me. ‘Saloon’ stond er met typische, krullende letters op geschreven. Het lichtbruine, houten gebouw leek verlaten. Het hele dorpje leek verlaten, het was doodstil, je hoorde enkel het geruis van de wind wat door de verlaten straten woei. Een akelig gevoel bekroop me. Er was iets niet pluis, het gevoel van verlatenheid, de duidelijk aanwezige stilte. Het beangstigde me. Waarom was hier niemand? Meestal waren deze zeldzame dorpjes vol met mensen. Goudzoekers, winkeliers, grondbezitters, handelaren, soldaten en noem maar op.
Ik liet me van mijn paard afglijden. Met een gedempte plof kwam ik op de zanderige grond terecht. Mijn hand gleed langs de bezwete hals van mijn rijdier. Ik gooide de teugels over een houten balk en bond deze vast. Daarna liep ik naar de Saloon toe, hopend iemand aan te treffen. Mijn hart klopte hevig in mijn keel. Het typische gevoel van angst en adrenaline trok door mijn aderen. Het trok door mijn hele lichaam en leek elke spier te doen tegen werken. Waarom was ik zo bang? Was ik bang om iets engs tegen te komen op deze verlaten plek? De plek zelf was niet beangstigend. Het was een standaard dorpje, zoals er honderden anderen van waren in deze verlaten woestijn. Stuk voor stuk waren die dorpen een lichtpuntje in de duisternis geweest. De dorpjes waren de schuilplaatsen die je beschermde tegen de ondraaglijke eenzaamheid van de woestijn. Alleen dit dorpje was verlaten. Was het de verlatenheid die me beangstigde? Dat leek me stug, de woestijn was even verlaten als dit dorp. Het was het gevoel, de sfeer die hier hing.
Ik legde mijn hand tegen de houten klapdeur aan en met akelig gekraak gingen de deuren open. Binnen hing een misselijkmakende walm. Door de ramen scheen fel daglicht naar binnen, maar verder brandden er geen licht waardoor de hele Saloon schemerig was. Mijn adem stokte in mijn keel bij het aanzicht van vier rottende lijken die her en der door de Saloon verspreid lagen.
De hele Saloon lag over hoop. Er lag een hoop zand op de grond. Glasscherven, stukken kapot geslagen hout, kranten en andere troep. Het lag allemaal verspreid over de grond. En dan de dode lichamen nog, die daar lagen alsof hun leven op een bepaald moment bevroren was. Ik staarde verstomd naar het tafereel voor mijn ogen. Enkele seconde later draaide ik me abrupt om en snelde naar buiten. Mijn ademhaling ging gejaagd op en neer. Ik sloot mijn ogen en ademde diep in en uit om enigszins tot rust te komen. Het onheilspellende gevoel werd sterker. Wat was hier in hemelsnaam gebeurd? Wat, welk mens, schepsel of vloek was in staat dat te doen. Geen sporen van bloed maar wel wonden en lege oogkassen, geen doodsoorzaak kon ik ontdekken bij de lijken. Er was enkel een onheilspellende verlatenheid en stilte achtergebleven.
Ik trilde van top tot teen. Ik rende naar mijn paard, trok zijn teugels los, sprong op zijn rug en gaf het dier de sporen. Ik moest hier weg. Weg van deze stille verlaten plek die bewoond werd door de doden.
Pas een eind verderop durfde ik mijn paard weer stapvoets te laten lopen. Het dier was volledig bezweet van het lange stuk galopperen. Ook bij mij parelde er zweet op mijn voorhoofd. Angstzweet.
Ik reed over een pad, nog steeds werd ik achtervolgd door het gevoel van die akelige stilte. In de verte zag ik een man aan komen lopen, meteen reed ik erop af. Ik vroeg de man waar de eerstkomende stad was.
De man grinnikte. “Genoeg van de verlatenheid van de woestijn, jongen?”
Zijn antwoord beangstigde me. “Ja, ik heb behoefte aan een goed gesprek en wat drank.”
“Rijd deze weg af en je zult spoedig een levendig dorpje tegen komen,” de man wees de richting uit die de weg opliep.
Ik stak mijn hand op en groette de man. Daarna spoorde ik mijn paard aan en reed zo snel mogelijk weg van de man. Mijn hart bonsde in mijn keel, een naar gevoel bekroop me toen ik terugdacht aan de man. Was het alleen zijn eerste opmerking die me zo angstig maakte?
Ik naderde het dorpje. Zelfs vanaf deze afstand kon je zien dat het een bruisend dorpje was. Ik zag karren en ruiters het dorpje naderen en in het dorpje kon je tientallen kleine zwarte stipjes zien bewegen. Ik bleef er een tijdje naar staan kijken. Het leek net een hoop mieren van deze afstand. Kleine zwarte puntjes die zich kriskras door elkaar heen bewogen. Plots stak er een straffe wind op. Ik tuurde de horizon af, een plots gevoel van angst overviel me. Er kwam een enorme muur van zand recht op het dorp af stormen! De beruchte zandstormen die veel voorkwamen in deze woestijn. Meteen draaide ik mijn paard om, wij zaten hier boeven op de berg nog redelijk veilig. De storm was niet erg breed en zou tussen deze rots en de overstaande heen razen. Het dorpje zou vol getroffen worden. Met een bittere smaak van weggevaagd verlangen leidde ik mijn paard achter een rots. Ik had zo verlangd naar de levendigheid van het dorpje, ik had zo verlangd naar een goed gesprek in de Saloon, ik had zo verlangd naar een lekkere slok drank in het café, maar dat moest nu allemaal wachten. Ondanks dat het dorp het makkelijk zou overleven, voelde ik me verslagen. Het zijn slechts enkele uren die je moet wachten, zei ik tegen mezelf.
Enkele uren later was ik alweer onderweg naar het dorpje. De uren die ik had gewacht leken dagen te duren, maar nu was de storm gaan liggen en kon ik eindelijk naar het dorpje. Een zandstorm was vervelend, maar niet dodelijk. Soms werden er dingen van huizen geblazen en je kon beter binnen blijven, maar echt gevaarlijk was het niet.
Met een opgewekt gevoel reed ik het stadje binnen. Eindelijk zou ik weer een goed gesprek en goed gezelschap kunnen hebben. Dat opgewekte gevoel verdween als sneeuw voor de zon. Het dorpje was totaal verlaten. Geen mens te bekennen, geen dier te bekennen, geen tekenen van leven te bekennen. Het angstige, verlaten en stille gevoel bekroop me weer. Mijn spieren leken te verslappen van angst. Weer dat gevoel, de leegte, de stilte…
Ik stapte van mijn paard en liep richting de Saloon. Misschien waren de mensen nog niet naar buiten gegaan, ik probeerde mezelf gerust te stellen. Ik liep de krakende, houten treden op die naar de ingang van de saloon leidde. Overal lag zand verspreid. Ik legde mijn hand op de deur van de Saloon, klaar om de deur open te duwen. Mijn gevoel werkte tegen, ik wilde de deur niet openen. Bang om hetzelfde tafereel als in het vorige dorpje aan te treffen. Ik verzamelde al mijn moed en duwde de deur open. Alle grond leek onder mijn voeten weg te trekken, ik werd licht in mijn hoofd. Met een klap liet ik de deur dichtvallen. Geen teken van leven in de Saloon, enkel half verrotte lijken die in dezelfde staat waren als die in het vorige dorp.
Ik zakte op mijn knieën. Ik begreep er niks van. Daarnet leek dit dorp nog zo levendig en na die storm was alles weg. Ik voelde me zo wanhopig. Ik was verlaten. Opgesloten in deze oneindige woestijn waar een storm door woedde die alles in eenzaamheid achter liet. Ik was verlaten door de storm.
Er zijn nog geen reacties.