Vetkwabje
Vetkwabje sloop naar het tweebeenhuis aan de overkant van de straat. Zijn klauwen waren scherp. Hij hete Rufus! Die belachelijke plaagnaam was hij beu. RUFUS! Het raam van de eerste verdieping stond open en hij klom, zoals alleen katten dat kunnen, erdoor. Hij kwam in de slaapkamer van de tweebenen. die lagen nietsvermoedend in hun bed. Hij sloop naar beneden, en daar stond de mand van vlekje... Hij keek naar zijn scherpe klauwen en ontblote toen zijn tanden. "Hé, vlekje" fluisterde hij. Vlekje begon te wriemelen. "HUH? Wie is daar? Vetkwabje? Ben jij dat?" "Ik ben Vetkwabje niet ik ben Rufus!" zei een zachte, maar dreigende stem uit het duister. "Wat doe je hier?" Als antwoord sprong hij op vlekje en scheurde hem aan stukken. Al zijn woede kwam vrij. Hier had hij zoo lang op gewacht! Vlekjes schreeuw was schril en een normale kat zou meteen medelijden hebben gekregen, maar Vetkwabje was door woede en haat verblind. Pas toen de deur open ging en de twee tweebenen binnen kwamen hield hij op en vluchtte, van top tot teen onder het bloed, het huis uit. Naar het woud aan de rand van de stad. Net zoals hij gepland had. De volgende morgen zou hij nog wel zien. Het was uit met zijn luie leventje. Vanavond zou hij voor het eerst in heel zijn leven een lekkere muis eten en vervolgens onder de blote hemel slapen. Deze nacht zou hij nooit vergeten! dacht hij terwijl hij over de koude tegels van de straat liep. Niets kon hem nu nog tegenhouden!
Er zijn nog geen reacties.