De brief
Gefeliciteerd,
De grootste verandering die u in u leven zou kunnen mee maken is binnen handbereik. Nieuwsgierig? We verwachten u om acht uur 's avonds voor de sporthal.
Met grote ogen kijk ik op van het papiertje waarop dat te lezen staat. Is dit echt? Is dit een droom? Dit lijkt iets uit een boek!
Nieuwsgierig draai ik het papiertje om en ook het limegroene envelopje gaat op de kop. Het geeft geen enkele hint. Er staat niets op waaruit blijkt wie de afzender is. Mijn naam staat er wel op, erg groot en duidelijk. Hij is voor mij en niet voor mijn ouders. Maar ik krijg bijna nooit post, behalve een kaartje voor mijn verjaardag, van familie.
Met een vreemd gevoel in mijn maag leg ik de brief neer. Ik loop naar mijn kamer en dan besef ik het me ineens. Wat ben ik toch enorm dom en kinderachtig! Dit is zeker een of andere reclamestunt! Iedereen krijgt zo’n brief om aandacht te trekken. Niets bijzonders aan!
Hoewel, waarom staat mijn naam er dan op? Misschien door een site waar ik een keer mijn adres voor moest invullen? Er werd altijd gezegd dat je daar voorzichtig mee moest zijn...
Of misschien is het een grap van een van mijn klasgenoten. Zo flauw zijn ze wel. En zij maar wachten tot ik daar naartoe ga... Ze vinden me sinds het begin van het schooljaar al vreemd, net als op de basisschool. Misschien ben ik ook wel vreemd... Ik bedoel, als al die kinderen dat vinden, is daar toch een reden voor. Maar daar ging het niet om.
Wacht, misschien willen ze me wel in elkaar slaan of wacht daar een grap op me! O, ik ga dat risico echt niet lopen!
Ik loop terug en pak de brief snel op. Als mijn klasgenoten echt erop uit zijn om me te klieren, mogen mijn ouders dat niet weten. Nu nog niet. Misschien is er wel niets aan de hand.
Ik leg het papier in mijn bureaulade en begin me klaar te maken voor school.
Toch blijf ik nieuwsgierig. Ik kan de brief maar niet uit mijn hoofd zetten. Als ik in de avond op de bank zit en tv kijk, denk ik er nog aan.
Op dat moment roept mijn vader me vanuit de keuken. “Alys! Laat jij de hond alvast uit? Ik wil niet dat je nog laat over straat loopt!”
Ik zucht. Voor mijn gevoel heb ik het eten nog maar net op en ik zit zo lekker... Maar ik besluit toch op te staan. Ik heb mijn gedachten toch niet bij het programma en ik kan het net zo goed meteen achter de rug hebben. Bovendien, misschien is wat frisse lucht wel goed. Soms voel ik me beter als ik even een stukje heb gewandeld.
“Wel een lange ronde maken, hoor! Hij moet wel goed uitgelaten worden! Morgenochtend kan hij pas weer naar buiten!” klinkt zijn stem weer luid en duidelijk.
Ik onderdruk de neiging om met mijn ogen te rollen. Alsof ik dat niet weet... Ik loop altijd een grote ronde. Soms iets langer dan anders, maar als het droog is, zorg ik heus wel dat hij vaak genoeg kan plassen. Alleen bij regen ben ik soms sneller terug, maar dat is omdat de hond dan zelf ook gewoon niet wil lopen. Ik kan hem toch moeilijk meeslepen…
Ik zeg echter niets en pak de riem.
“Alyssa!”
Geschrokken kijk ik achter me, recht in de ogen van een geïrriteerde vader.
“Heb je me wel gehoord?”
“Ja...”
“Nou, zeg dan wat!”
Mompelend loopt hij weg, waarschijnlijk klaagt hij over wat voor vreselijke dochter ik ben.
Ik zucht en kijk de woonkamer in. “Ik kan toch moeilijk het halve huis door roepen. Dat jij het niet erg vindt dat de hele straat je hoort...” zeg ik, maar het is waarschijnlijk zo zacht dat hij me niet hoort. Natuurlijk hoort hij me niet. Misschien wil ik dat ook wel niet. Ik wil niet weer een discussie.
Ik fluit en zie een klein, zwart hondje uit de hoek van de kamer komen. Waarschijnlijk zocht hij daar een speeltje.
Ik aai hem even en doe de riem om. Bijna een jaar geleden heb ik hem gekregen van mijn ouders. Ik moest er helemaal zelf voor zorgen, maar aangezien ik tussen de middag niet meer thuis kan komen dankzij de middelbare school en ik in de ochtend vaak te laat opsta, hebben mijn ouders al heel snel besloten om hem toch zelf maar uit te laten. Hoewel ik echt best dol op hem ben, loop ik meestal maar één keer per dag met hem. Heel soms twee keer. Tja, ik kan er niets aan doen dat ik niet meer tussen de middag naar huis kan komen!
In gedachten loop ik zomaar een kant op. Eigenlijk volg ik vooral de hond, dat doe ik wel vaker. Dan doe ik net alsof we op avontuur gaan en een onbekend terrein gaan ontdekken. Meestal vrolijkt dat me wel op. Deze keer niet. Ik blijf in gedachten en merk pas op waar we heengaan als ik voor een groot gebouw sta en een stem hoor praten. Ik kijk om me heen. Hier ben ik nog niet vaak geweest, maar ik ken het wel. Dit is de plek van het papiertje! De sporthallen! Dit kan toch geen toeval meer zijn! Vlug denk ik na. Hoe laat is het? Kan het zijn dat die bijeenkomst al begonnen is?
Ja! Ik herinner me dat het bijna acht uur was toen ik wegging, want ik vond het nog vrij vroeg. Dan is dit het vast! Maar ik ben te laat... Ik kan toch niet zomaar naar binnen gaan als het al begonnen is.
De hond begint te piepen en trekt aan de riem. Ik frons en trek zachtjes terug. Ik wil weten wat die man zegt!
Hij heeft een mooie stem. Een hele mooie stem! Het is een verhaal wat hij vertelt, merk ik al snel. Een heel mooi verhaal! Voor ik het weet, ben ik zo aandachtig aan het luisteren, dat ik nauwelijks merk dat de hond zich lostrekt en wegrent.
Ik draai me om zodat ik het dier terug kan halen, maar voel me dan draaierig. Zo draaierig dat niets meer duidelijk zichtbaar is.
Het duurt een tijdje voor mijn hoofd stopt met draaien. Als ik opkijk, merk ik dat de wereld eindelijk weer stilstaat. En ik merk ook iets anders. Iets waardoor ik de schrik van mijn leven krijg.
Ik sta midden in een graslandschap!
Om me heen is enkel een leeg en dor grasveld. Het lijkt in niets op de betonnen plek waar ik net nog was.
Ik kijk omhoog, naar de lucht en dan nog eens naar beneden. Ja, het gras is er toch echt. Maar er is iets raars aan het gras, iets waardoor ik me afvraag of dit niet enkel een droom is. Misschien ben ik wel in slaap gevallen door die mooie stem, of heeft de hond me op de grond getrokken en heb ik hard mijn hoofd gestoten. Het gras is namelijk rood! Een vreemde, onnatuurlijke, roestachtige kleur rood.
“Hallo!” roep ik, maar natuurlijk hoor ik geen reactie. In de wijde omtrek lijkt er niemand te vinden te zijn. Ik begin vlug te lopen, maar hoe ver ik ook loop, er is niemand te zien. Ik heb het koud, merk ik nu ineens op. De temperatuur lijkt hier lager te zijn.
Hoe verder ik loop, hoe lamlendiger ik me voel. Ik hurk en wil aan het gras trekken om mijn frustratie te uiten maar voor ik het los kan trekken, verdwijnt het in het niets. Het enige wat overblijft is een stuk bruine aarde.
Vol verbazing kijk ik ernaar. Ik heb de neiging om te gillen, maar er komt niets uit mijn mond. Het enige wat ik kan doen, is vol afschuw blijven staren. Waar ben ik beland!
Als alles hier verdwijnt, verdwijn ik dan zelf ook, vroeger of later? Ik wil niet verdwijnen! Straks kan ik hier nooit meer weg!
Terwijl ik langzaam toch echt in paniek raak, wordt de lucht boven me steeds donkerder. Ik merk het pas als ik een geluid hoor, een geluid van een vogel. Daardoor kijk ik naar boven. Ik zucht. Fijn, nu gaat het ook nog regenen! En er is nergens iets om in te schuilen! En ook niets om te eten! Hoe moet ik hier overleven? Ik kan niet eens koken! Mijn ouders zorgen altijd voor alles wat ik nodig heb, maar hier is zelfs geen volwassene te bekennen!
Tijdens die gedachte, zie ik dat het geen wolken zijn die de lucht zo zwart kleuren, maar een zwerm met vogels. Ze komen steeds dichterbij! Eén ervan vliegt zelfs recht op me af!
Ik loop naar achteren en geef een gil.
Er zijn nog geen reacties.