33:2: Bevestiging
"Help je even?" De lange benen schieten meteen in actie, als een galante man loopt hij onzichtbaar snel tot hij naast me staat, zijn groene ogen vernauwen even voordat hij spreekt en glimlacht.
“Altijd.”
"Louis?" Beer zijn stem ineens vlak achter me doet me opschrikken, en nog niet zo'n beetje ook. Ik maak letterlijk een sprongetje en schenk hem dan de blik des doods, dat was alles behalve leuk. "Sorry..." Het klinkt oprecht maar zijn gezicht staat te ongeduldig om zich bezig te houden met menselijke imperfecties. Hij heeft me ergens voor nodig. Ik zie het gewoon aan zijn onrustige manier van bewegen.
"Zeg het maar." Ik glimlach lichtjes en draai me nu volledige naar mijn vriend toe, hij ziet er op de bezorgdheid na fantastisch uit. Zijn tong gaat vluchtig over de roze lippen. Er is nu iets veranderd ten opzichte van daarnet.
"De lading is er bijna. Jij zou...?" Veel wilt hij duidelijk niet zeggen op een plaats als deze dus knik ik formeel en volg ik hem naar zijn bureau. Het duistere daar verrast me, doet me fronsen en verlangen naar de laatste zonnestralen. Als ik het loodzware gordijn een stukje openschuif merk ik dat het regent, heel zachtjes. Alsof iemand verdrietig is en de natuur meehuilt. Beer zijn sterke lichaam bevindt zich vlak achter me, ik draai me niet om.
"Is het moeilijk?" Hij durft me duidelijk niet aan te raken dus zoek ik even oogcontact door over mijn schouder heen te kijken.
"Niet voor jou normaal gezien." Zijn stem is diep en laag, alsof er iets onheilspellend in hangt.
"Waarom waren je gordijnen toe?" De man haalt zijn tong over zijn roze lippen, de schouders gaan omhoog. In het duister is hij minstens even aantrekkelijk dan in het licht. Qua persoonlijkheid is dat jammer genoeg omgekeerd.
"Geen zin." Het is vaag en je hoort aan zijn stem dat er meer achter zit, maar ik laat het rusten. Eerst de klus klaren en dan het bezorgde vriendje spelen, anders komt er niet veel meer van vrees ik. Met een vingerknip vliegen de kaarsen aan, brandend in de duisternis. Ik doe het gordijn terug toe en neem plaats achter zijn tafel. Er ligt een kaart op, ik zie ingrediënten en een boek. Mijn ogen vinden die van Har. Het kaarslicht zwakt het groen af tot iets week emerald-jasmijn.
"Een onzichtbare spreuk gebruiken. Ze ligt open." Hij haalt zijn rechterhand uit zijn broek en wijst naar de langste van ze allemaal. Ik zucht en bekijk mijn zogezegde brandstof. Een onbekende stof zit in het schaaltje. Ik prik zonder twijfel met een mespunt in mijn vinger en laat het bloed op de kaart druppelen. Har klemt zijn kaken op elkaar. Ik negeer het en start de spreuk. Mijn bloeden stopt meteen terwijl het gevallen rode goedje even twijfelend een bol vormt om zich dan te verspreiden. Afwezig volgen mijn ogen de bedoelde lading. Ik ruik het metaal en hoor zelfs bijna de hoeven van de opgejaagde paarden. Ik spreek krachtig en duidelijk, wetend dat het werkt, er van uit gaande dat de onbekende stof me genoeg kan helpen. Ik weet niet hoe lang ik in die trance heb gezeten. De woorden bleven over mijn lippen gaan tot mijn ogen vanachter in mijn karkassen draaiden, zelf toen ik de hoefslagen van dichterbij kon horen. Een hand op mijn schouder leidde me niet af, het waren de woorden die mijn kaarsrechte lichaam ermee lieten stoppen en me naar adem de deden snakken.
Ik trek een pijnlijk gezicht. Mijn hoofd doet pijn, mijn lichaam draait en mijn keel brandt van het voortdurende praten.
"Nog een spreuk Boo. Ik weet dat je je slecht voelt maar het is nodig." Zijn stem klinkt zo dichtbij mijn oor, maar ik weet niet waar Har juist is. Alles lijkt zo onecht, als in een droom. Vermoeid doe ik waar de vinger naar wijst, mijn hoofdpijn verergert. Eenmaal klaar blijf ik lusteloos zitten, te ver weg van de wereld om iets te horen of zien. "Wil je in ons bed uitrusten ?" Ik kan niet reageren op de lieve stem. Hij heeft me gebruikt omdat ik mijn vader het niet wou laten doen en hij weet het. Ik voel de ongemakkelijkheid van schuld rond me maar kan weinig doen. De koude op mijn wangen doet me wel opschrikken. Twee groene ogen staren voorzichtig in de mijne. "Bed of niet?" Ik schud voor de eerste keer bewust mijn hoofd, mijn keel is stuk denk ik.
"Drinken." Wauw? Je hoort zelfs hoe pijnlijk en schor het is. Ik hoor gerommel en doe moeite om het gestalte van mijn mooie man te volgen. Hij schenkt iets in wat sterk ruikt, brengt het onder mijn neus. Ik grijns vaag, dit is alcohol. Het brandt in mijn keel maar brengt me wel terug naar de realiteit. Deze keer kijk ik hem zelf aan, zoekend naar zijn motieven om zich nog raarder dan mij te gedragen. Hij gaf me zelfs drank, ik bedoel, hij weet hoe ik daar op kan reageren.
"Har, wat is er?" Ik slik de droogte weg en focus op zijn houding.
"Niet veel." Hij durft niet tegen me te liegen en krabt twijfelachtig in zijn krullen. "Gewoon een slechte dag denk ik."
"Slechts een slechte dag?" Ik voel me te belabberd om er diep op in te gaan. "Je bent zo nerveus als iets, maar goed." Ik zucht en drink het laatste beetje drank uit, het doet me lichtjes herleven. Beer frunnikt aan zijn dure vest, iets wat mijn vermoeden enkel bevestigd. Zijn ogen blijven in mijn buurt hangen, maar kijken me geen enkele keer recht aan.
"Ik heb geen zin in een oorlog en jou dan zo gebruiken." Ik knik triest en sta dan op, grijpend naar steun als alles zwart voor mijn ogen wordt. Alsof Har het voorspeld had vindt hij me snel en legt hij een arm rond mijn onderrug. Ik laat mijn draaiend hoofd rusten tegen zijn schouder, ogen fel dicht geknepen om het te doen stoppen. Ik voel Hars ademhaling voorzichtig tegen mijn huid aan duwen, zijn gezicht is niet ver weg.
"Vluchten is nooit een optie." Ze vinden ons toch altijd, daar hebben ze vast de middelen wel voor. Ik slik en open dan mijn ogen terug, gecontroleerd inademend, rustig. Als de ruimte om me niet meer draait draag ik mijn eigen hoofd en wankel ik naar de deur toe, gedesoriënteerd door vermoeidheid maar wetend wat ik doe. "Ik ga mijn koffer maken." De vampier is stil en die stilte snijdt ons hart in twee. Ik draai me nog even om bij de deur, zo kan ik hem niet achterlaten. "Ik hou van je Beerie." Ik glimlach ongemakkelijk en wandel dan maar naar mijn kamer, alleen.
Er zijn nog geen reacties.