De uil
Bomen lijken eindeloos en van het felste groen. Een witte uil vliegt erlangs en weet de smalle giganten met gemak te ontwijken terwijl hij steeds lager vliegt. Hij landt op de grond van een enorm bos. Even kijkt hij voor zich uit, schijnbaar naar niets, maar dan spreidt hij zijn indrukwekkende vleugels weer.
Hij landt pas mijlen verder, bij de ingang van een mijn. Een mijnwerker komt naar buiten. Met moeite weet hij zijn karretje vooruit te krijgen. Hij kijkt niet vrolijk tot hij de vogel ziet. Zo groot, zo machtig. Zo’n uitstraling heeft hij nog nooit gezien. Het doet hem beseffen dat hij in dit hele universum niets voorstelt. Het klinkt als iets slechts, maar eigenlijk is het iets goeds. Hij is maar één van de velen, het maakt niet uit als hij weg is. Maar dat betekent ook dat hij híer niet gemist wordt en kan doen wat hij wil. De lange dagen die nauwelijks iets opleveren, kunnen verruild worden voor... Eerlijk gezegd weet hij nog niet voor wat. De mijn is verre weg de grootste inkomensbron van dit gebied en hij heeft geen geld om weg te kunnen. Maar hij weet dat hij dit ook niet langer aankan.
Hij pakt de paar bezittingen die hij heeft en stapt uit het karretje. Het maakt niet uit dat hij ontslagen wordt en vandaag nauwelijks iets heeft verdiend, hij wil gewoon naar zijn gezin.
De uil ziet hem langzaam tussen de bomen verdwijnen en roept. Dan slaat hij zijn vleugels uit en vliegt hij weg. Het duurt niet lang voor hij het beekje aan de rand van het dorp in zicht heeft. Hij landt vlak naast een vrouw die haar kleding wast. Met grote ogen kijkt ze op.
Er zijn nog geen reacties.