Het bos
Ik stap de deur uit en kijk om me heen. Er is een grindpad dat twee kanten op loopt. Achter het pad staat een grote, felgroene boom. Ik weet niet meer welke soort het is, maar wel dat ik ermee ben opgegroeid. Toen ik er als kind in speelde, waren de takken nog laag en smal. Nu zijn de onderste takken inmiddels afgezaagd en torent hij al hoog boven me uit. Toen ik klein was, vond ik hem enorm, maar nu ik erover nadenk kan hij niet veel groter geweest zijn dan ik nu ben. In elk geval nog geen twee meter. Grappig dat je als kind zo’n ander beeld hebt van de wereld.
Ja, ik herinner me de verstopplekjes in die boom alsof het gister was. De bladeren waren ook nog niet erg groot, maar het waren er zoveel dat mijn ouders vaak meerdere keren om de boom moesten lopen voor ze me zagen. Ik droeg dan ook expres een shirt met dezelfde donkerbruine kleur als de stam, om het extra leuk te maken. O, met die boom had je geen vrienden nodig.
De derde tak kraakte en het einde van de bovenste tak begon op een gegeven moment te rotten... Oké, normaal doe ik nooit zo emotioneel.
Ik zucht en draai naar links. De eens wolkachtig witte stenen onder me zijn inmiddels modderig en lichtgrijs geworden. Ik herinner me nog dat het pad werd gemaakt. Er werden steeds meer huizen buiten het stadscentrum gebouwd, dus was een weg tussen de schaduwrijke bomen hard nodig.
Ik zucht. Sinds mijn ouders zijn overleden en ik het huis heb overgenomen, heb ik steeds meer last van flashbacks.
Ik richt me op de kronkelende weg voor me en loop al snel tussen die groene reuzen van bomen. Het is maar zo’n tien minuten lopen voor ik in het centrum ben, dus ik besluit alvast te bedenken wat ik ook alweer moet halen. Het is zo vervelend als je eenmaal in de winkel staat en je niet meer weet waarvoor je nou kwam. Waarom maak ik ook geen boodschappenlijstjes?
In gedachten zie ik de ingang van het felgele gebouw al bijna voor me. De stenen zijn geverfd toen hij werd overgenomen door andere eigenaars. De naam staat er met grote letters boven. De enorme automatische deuren, de slogan en de openingstijden...
Op dat moment zie ik vanuit het niets een onbekend iemand voor me staan. Hij draagt een zwarte cape die tot de grond komt en een kap tot over zijn ogen. Sterker nog, door de schaduw kan ik helemaal niets van zijn gezicht zien.
Ik frons en blijf staan. Kijkt hij me nou aan?
Moet ik erlangs rennen? Iets zeggen? Omkeren? Het begint wel erg ongemakkelijk te worden. Ik doe mijn best om mensen niet te beoordelen, maar dit kostuum maakt dat eerlijk gezegd niet makkelijk. Hij is zo breed dat hij het hele pad in gebruik neemt en hoewel ik vrij klein ben en gewend ben om omhoog te kijken, lijkt hij zelfs voor mij zo groot als een reus.
“Eh... Hallo.”
Ik doe een stap voorruit. Het is gewoon een man. Als je hem negeert, negeert hij jou ook.
Hij doet net als ik een stap voorruit, maar die ene stap lijkt wel drie meter. Ineens staat hij vlak voor me en ik zweer dat ik iets roods onder die cape zag twinkelen.
Ik doe een poging tot glimlachen.
Hij is in tegenstelling tot mij niet zo vriendelijk en doet een arm omhoog.
Geschrokken spring ik naar achter.
Een vreemd geluid komt uit zijn mond en nu ben ik toch zeker van mijn zaak. Het klinkt alsof hij me wil vermoorden.
Ik gil en begin terug te rennen. Dan maar geen boodschappen.
Ik hoor vreemd gesuis achter me. Na een paar minuten draai ik me om. Hij staat een aantal meter achter me. Ligt het nou aan mij, of... Het ziet er echt uit alsof hij een paar centimeter boven de grond zweeft en in rap tempo op me afkomt.
Ik draai me vlug om, zodat ik verder kan rennen. Mijn huis ben ik inmiddels voorbij. Dan maar het pad af, misschien kan ik hem daar kwijtraken.
Ik besluit wel om niet al te ver van het pad af te wijken en dezelfde richting op te blijven rennen als het smalle weggetje, dat dieper het bos ingaat. Dat betekent ook dat de bomen steeds meer worden. Waar eerst een enkele boom naast het pad opdoemt, zitten er nu, in een aantal minuten, al ontelbaar bomen om me heen.
Ik ken het bos dan wel op mijn duimpje, ik wil toch snel bij het pad kunnen zijn voor het geval dat er toevallig iemand deze kant op komt. Dat moet wel heel toevallig zijn, want ondanks dat er dus meerdere huizen die kant op staan, is het pad opvallend vaak verlaten. Zelfs hondeneigenaren zijn hier nauwelijks te vinden.
Ik heb dit bos altijd levendig en kleurrijk gevonden, maar nu lijken alle donkere schaduwen ineens erg aanwezig te zijn, alsof ze me willen waarschuwen. Komt er daarom niemand hier? Zie ik nu pas wat alle anderen al lang zien?
Als ik het enige bankje in het bos zie, twijfel ik even. Moet ik achter het verweerde hout en de roestige spijkers gaan staan? Ik vond het vroeger altijd een handig ding om omheen te rennen als ik weer eens achtervolgd werd door pestkoppen. Het leek een antiek voorwerp dat hier altijd al had gestaan. Een oude opa, klaar om een onschuldige te helpen en troost te bieden aan wie dat nodig had. Nu voelt dat idee kinderachtig en achterhaald. Deze gast lijkt vele malen slimmer en sterker dan een schoolpestkop. Hij springt er vast met gemak overheen.
Ik besluit door te rennen, zigzaggend langs de dikke bomen. De achtervolger lijkt wel een ingebouwde radar te hebben. Ik hoor het gesuis nog steeds, dus ik ren.
Ik ren tot ik echt niet meer kan. Hijgend leun ik tegen een van de bomen. Ik doe mijn handen op mijn knieën en probeer zo snel mogelijk mijn ademhaling weer normaal te krijgen.
Pas na een paar minuten merk ik dat het stil is. Doodstil. Ik hoor het gesuis niet meer!
Vlug kijk ik om me heen. Ik verwacht half hem elk moment te kunnen zien, vlak voor me. Dat gebeurt niet. Ik zie echter wel iets anders. De bomen hier zijn felgroen, nog feller gekleurd dan de boom bij mijn huis. De zon schijnt helderder, vernietigt zelfs het kleinste beetje schaduw. Het bos lijkt ook minder dichtbegroeid.
Ik ken het bos als mijn broekzak. Ik ben inmiddels in elke hoek geweest, maar dit ken ik niet. Ik ben ergens anders. Ik ben in een ander bos!
Er zijn nog geen reacties.