Foto bij Het meisje dat bleef leven.

Bladzijde 5

Meneer Duffeling zat als versteend in zijn ljie stoel. Vallende sterren? Uilen op klaarlichte dag? Overal mysterieuse mensen met mantels? En gefluister, gefluister over de Potters...
Mevrouw Duffeling kwam binnen met twee kopjes thee. Meneer Duffeling kon zich niet langer inhouden. Hij moest iets zeggen. Nerveus schraapte hij zijn keel. 'Eh - Petunia, schat - je hebt de laatste tijd toch toevallig niet iets van je zus gehoord?'
Zoals hij had verwacht, reageerde mevrouw Duffeling geschokt en ontstemd. Normaliter deden ze tenslotte alsof ze geen zus had.
'Nee,' zei ze nijdig. 'Hoezo?'
'Ik hoorde iets raars op het nieuws,' mompelde meneer Duffeling.
'Uilen... vallende sterren... en er liepen een hoop rare mensen in de stad...'
'Nou en?' snauwde mevrouw Duffeling.
'Ik dacht dat... dat het misschien... dat het iets te mkaen had met... je weet wel... haar vrienden.'
Mevrouw Duffeling nam met dunne lippen een zuinig slokje thee en meneer Duffeling vroeg zich af of hij durfde te zeggen dat hij de naam 'Potter' had gehoord. Hij besloot dat hij dat niet durfde. In plaats daarvan zei hij zo nonchalant mogelijk: 'Hun dochtertje - die zal ongeveer even oud zijn als Dianna, nietwaar?'
'Dat zal wel,' zei mevrouw Duffeling stijfjes.
'Hoe heet ze ook alweer? Abby of zo?'
'Ava. Echt zo'n lelijke, ordinaire naam.'
'Inderdaad,' mompelde meneer Duffeling, met een heel hol gevoel in zijn maag. 'Zeg dat wel, ja'
Hij had het er de rest van de avond niet meer over, maar toen ze naar bed gingen en mevrouw Duffeling even in de badkamer was, sloop meneer Duffeling naar het slaapkamerraam en tuurde naar het voortuintje. De kat zat er nog steeds. Ze staarde de Ligusterlaan in alsof ze ergens op wachtte.

Er zijn nog geen reacties.


Meld je gratis aan om ook reacties te kunnen plaatsen