Hoofdstuk 4
Vandaag ga ik een paar dagen weg voor de intro van mijn nieuwe studie... Dus bij deze nog een stukje voor vertrek, want ik weet niet zeker of ik tijd zal hebben om deze week stukjes te posten, dus ik zal sowieso gelijk iets activeren als ik terug ben!
Liefs Ways
Liefs Ways
~Ik word af en aan wakker. Ik eet, gelukkig krijg ik steeds grotere porties, ik drink en ik slaap. Met de dagen, ik heb geen idee hoeveel het er zijn, worden de buisjes minder, de littekens nog minder en de slaap minder. Totdat ik op een dag los ben. Ik heb geen idee hoeveel tijd er is versterken, maar het voelt maar als een paar uur. Ik probeer me de spelen van andere winnaars te herinneren, er zat altijd iets van twee weken tussen de overwinning en het eerste interview. Ik begrijp nu pas echt waarom. Het waardeloze stukje ellende moest eerst opgeveegd worden voordat het toonbaar was. Ik voel me fysiek haast nog beter als voordat ik naar de spelen ging, maar mentaal voel ik me nog waardelozer dan toen ik er nog in zat. Mijn brein lijkt nog steeds niet te beseffen dat ik er echt uit ben en ik heb het gevoel dat er achter elk apparaat in deze kamer een tribuut verscholen zit.
‘Kom op, Christina,’ fluister ik mezelf toe, ‘Er zitten hier geen tributen meer.’
Ze zijn dood…
Ik durf het zinnetje niet hardop te zeggen, omdat ik die waarheid eigenlijk helemaal niet aan kan. Ze zijn dood en dat is mijn schuld. Zij moesten dood zodat ik een leven kon leiden, maar ik begin me steeds meer af te vragen wat er nog van dat leven over is. Of ik dat leven überhaupt wel wil. Ik begin steeds meer te betwijfelen of het niet beter zou zijn geweest als de jongen uit District 1 had gewonnen, misschien dat hij wel met zijn daden had kunnen leven. Ik schud even met mijn hoofd en kom dan overeind. Dit is mijn feestje. Ik ga er van genieten. Ik weet niet precies wat mijn lijf eigenlijk allemaal aan kan. Ik weet niet precies hoelang het heeft gelegen, maar zodra ik mijn vingers beweeg merk ik dat ik wel een beetje stijf ben. Ik blijf een paar minuten op de rand van het bed zitten om alles langzaam te bewegen. Van mijn vingers, naar mijn tenen, naar mijn armen. Ik strek elke vinger en teen apart. Draai rondjes met mijn armen en rol mijn nek. Dan buig en strek ik een paar keer mijn rug en duw mezelf voorzichtig van het bed af, beiden voeten stevig op de grond. Ik buig en strek mijn knieën en dan voelt alles redelijk normaal. Op een stoel midden in de kamer ligt een stapeltje kleding. Als ik het op pak zie ik gelijk dat het mijn kleding uit de arena is, maar dan de niet verwoeste variant. Geschrokken laat ik het weer uit mijn handen vallen. Met trillende handen zak ik op de vloer neer en barst in tranen uit. Ik duw mijn trillende hand tegen mijn mond aan en probeer mijn ademhaling onder controle te krijgen. Ik adem nog een paar keer schokkerig en probeer mezelf dan tot orde te roepen. Het zijn maar kleren, vertel ik mezelf streng, maar ik kan de blik van de jongen van District 1 en mijn bijl in zijn borstkast maar niet uit mijn hoofd krijgen. Langzaam veranderend hij in de jongen van District 12 en mijn bijl verplaatst zich naar zijn voorhoofd. Dan veranderd hij in het meisje van District 8 en zie ik weer hoe ik haar rechterbeen afhak, zodat ze me niet meer kan achtervolgen. Ik zie haar been tollen over de kale vlakte met enkel wat struiken en ik zie hoe ze van haar linkerbeen valt en ik zie weer hoe ik haar achterlaat zodat ze alleen moet sterven. Daardoor begin ik nog hysterischer te gillen, druk de muizen van mijn hand tegen mijn ogen aan en wieg mezelf op de koude vloer heen en weer. Ik weet niet hoelang ik daar zit, maar ik kan alleen maar huilen en schreeuwen, maar er komt niemand om me te troosten. Om me vast te houden, mijn tranen te drogen. Ik moet het allemaal zelf doen, net zoals in de arena. Nogmaals voelt het alsof ik hem nooit verlaten heb. Nee, spreek ik mezelf toe. Je hebt hem wel verlaten. Dus ik sta op, trek mijn arena kleding aan en hoop met heel mijn hart dat ik niet naar de catacomben hoef. Dat het niet allemaal een hele nare droom was en dat de Spelen nog moeten beginnen. Ik knijp mezelf even, dat voel ik. Ik ben wakker. Het is voorbij. Ik haal diep adem en sluit mijn ogen. Het is voorbij.
Als ik mijn ogen weer open is de deur waar de avox steeds door naar binnen kwam open. Behoedzaam sluip ik dichterbij in de hoop zo min mogelijk geluid te maken, maar mijn gympen piepen op de linoleum vloer van de steriele ziekenhuis kamer. De open deur leid naar een lange gang, die in eerste instantie nergens toe lijkt te leiden. Dan, naarmate ik meer meters af leg, begin ik bekende stemmen te horen. Ik hoor Johanna, mijn mentrix. ‘Ze kan nu elk moment hier zijn,’ hoor ik haar zeggen. Dan is er een instemmend gemompel. ‘Ja,’ zegt Max, mijn stylist. ‘Ik zag haar op de beelden wakker worden. Het duurt eigenlijk al te lang.’
Dan sta ik in de deuropening en worden ze allebei stil. Met grote ogen kijken ze me aan en ik kan alleen maar naar hen staren. Toen ik net de Spelen in ging had ik nooit verwacht hun ooit nog terug te zien. Ik had me neergelegd bij mijn eigen dood. Ik had niet opgegeven, nee, maar ik was me wel heel bewust dat er een grote kans was dat ik dood zou gaan. Het is het naarste gevoel dat er bestaat, weten dat je elk moment dood kan gaan. Ik hoop dat ik nog heel lang mag wachten totdat ik dat ooit herbeleef.
‘Christina,’ fluistert Johanna met grote ogen. Dat haalt me uit mijn trance.
‘Johanna,’ fluister ik terug en ik kan haar alleen maar aankijken. Dan spreidt ze haar armen voor me en breekt er een grote grijns op haar lippen. Door haar grijns moet ik zelf ook grijnzen. Dan neem ik een aanloop en spring zo in haar gespreide armen.
‘Ik had nooit verwacht je ooit nog terug te zien,’ zeg ik in haar oor.
‘Nou, toen Vays die laatste pijl op je afschoot vreesde ik het ergste,’ zegt ze op een schuldige toon.
‘Verrassing,’ zeg ik en dan beginnen we allebei hard en opgelucht te lachen.~
‘Kom op, Christina,’ fluister ik mezelf toe, ‘Er zitten hier geen tributen meer.’
Ze zijn dood…
Ik durf het zinnetje niet hardop te zeggen, omdat ik die waarheid eigenlijk helemaal niet aan kan. Ze zijn dood en dat is mijn schuld. Zij moesten dood zodat ik een leven kon leiden, maar ik begin me steeds meer af te vragen wat er nog van dat leven over is. Of ik dat leven überhaupt wel wil. Ik begin steeds meer te betwijfelen of het niet beter zou zijn geweest als de jongen uit District 1 had gewonnen, misschien dat hij wel met zijn daden had kunnen leven. Ik schud even met mijn hoofd en kom dan overeind. Dit is mijn feestje. Ik ga er van genieten. Ik weet niet precies wat mijn lijf eigenlijk allemaal aan kan. Ik weet niet precies hoelang het heeft gelegen, maar zodra ik mijn vingers beweeg merk ik dat ik wel een beetje stijf ben. Ik blijf een paar minuten op de rand van het bed zitten om alles langzaam te bewegen. Van mijn vingers, naar mijn tenen, naar mijn armen. Ik strek elke vinger en teen apart. Draai rondjes met mijn armen en rol mijn nek. Dan buig en strek ik een paar keer mijn rug en duw mezelf voorzichtig van het bed af, beiden voeten stevig op de grond. Ik buig en strek mijn knieën en dan voelt alles redelijk normaal. Op een stoel midden in de kamer ligt een stapeltje kleding. Als ik het op pak zie ik gelijk dat het mijn kleding uit de arena is, maar dan de niet verwoeste variant. Geschrokken laat ik het weer uit mijn handen vallen. Met trillende handen zak ik op de vloer neer en barst in tranen uit. Ik duw mijn trillende hand tegen mijn mond aan en probeer mijn ademhaling onder controle te krijgen. Ik adem nog een paar keer schokkerig en probeer mezelf dan tot orde te roepen. Het zijn maar kleren, vertel ik mezelf streng, maar ik kan de blik van de jongen van District 1 en mijn bijl in zijn borstkast maar niet uit mijn hoofd krijgen. Langzaam veranderend hij in de jongen van District 12 en mijn bijl verplaatst zich naar zijn voorhoofd. Dan veranderd hij in het meisje van District 8 en zie ik weer hoe ik haar rechterbeen afhak, zodat ze me niet meer kan achtervolgen. Ik zie haar been tollen over de kale vlakte met enkel wat struiken en ik zie hoe ze van haar linkerbeen valt en ik zie weer hoe ik haar achterlaat zodat ze alleen moet sterven. Daardoor begin ik nog hysterischer te gillen, druk de muizen van mijn hand tegen mijn ogen aan en wieg mezelf op de koude vloer heen en weer. Ik weet niet hoelang ik daar zit, maar ik kan alleen maar huilen en schreeuwen, maar er komt niemand om me te troosten. Om me vast te houden, mijn tranen te drogen. Ik moet het allemaal zelf doen, net zoals in de arena. Nogmaals voelt het alsof ik hem nooit verlaten heb. Nee, spreek ik mezelf toe. Je hebt hem wel verlaten. Dus ik sta op, trek mijn arena kleding aan en hoop met heel mijn hart dat ik niet naar de catacomben hoef. Dat het niet allemaal een hele nare droom was en dat de Spelen nog moeten beginnen. Ik knijp mezelf even, dat voel ik. Ik ben wakker. Het is voorbij. Ik haal diep adem en sluit mijn ogen. Het is voorbij.
Als ik mijn ogen weer open is de deur waar de avox steeds door naar binnen kwam open. Behoedzaam sluip ik dichterbij in de hoop zo min mogelijk geluid te maken, maar mijn gympen piepen op de linoleum vloer van de steriele ziekenhuis kamer. De open deur leid naar een lange gang, die in eerste instantie nergens toe lijkt te leiden. Dan, naarmate ik meer meters af leg, begin ik bekende stemmen te horen. Ik hoor Johanna, mijn mentrix. ‘Ze kan nu elk moment hier zijn,’ hoor ik haar zeggen. Dan is er een instemmend gemompel. ‘Ja,’ zegt Max, mijn stylist. ‘Ik zag haar op de beelden wakker worden. Het duurt eigenlijk al te lang.’
Dan sta ik in de deuropening en worden ze allebei stil. Met grote ogen kijken ze me aan en ik kan alleen maar naar hen staren. Toen ik net de Spelen in ging had ik nooit verwacht hun ooit nog terug te zien. Ik had me neergelegd bij mijn eigen dood. Ik had niet opgegeven, nee, maar ik was me wel heel bewust dat er een grote kans was dat ik dood zou gaan. Het is het naarste gevoel dat er bestaat, weten dat je elk moment dood kan gaan. Ik hoop dat ik nog heel lang mag wachten totdat ik dat ooit herbeleef.
‘Christina,’ fluistert Johanna met grote ogen. Dat haalt me uit mijn trance.
‘Johanna,’ fluister ik terug en ik kan haar alleen maar aankijken. Dan spreidt ze haar armen voor me en breekt er een grote grijns op haar lippen. Door haar grijns moet ik zelf ook grijnzen. Dan neem ik een aanloop en spring zo in haar gespreide armen.
‘Ik had nooit verwacht je ooit nog terug te zien,’ zeg ik in haar oor.
‘Nou, toen Vays die laatste pijl op je afschoot vreesde ik het ergste,’ zegt ze op een schuldige toon.
‘Verrassing,’ zeg ik en dan beginnen we allebei hard en opgelucht te lachen.~
Reageer (1)
Leuk hoofdstukje!
8 jaar geleden