Foto bij Hoofdstuk 2

Ik wilde eigenlijk geen stukje posten vandaag.. maar ik zit op mijn werk met pauze en dacht: ik ga het lekker toch doen!

Dus bij deze!


~Er moeten twee capitoolmensen komen om me overeind te helpen en me in een andere kamer te krijgen. De realisatie van de overwinning is weg zodra ze me vastpakken en ik begin heel hard te schreeuwen en te schoppen in de hoop dat ze me loslaten. Ze geven echter geen kick. Ik ben zoveel afgevallen dat ze me wegdragen alsof ik een lucifer ben. Buiten wat blauwe plekken op in scheenbenen doet dit ze allemaal niks. Ze zijn namelijk allemaal zo, fluistert een stemmetje in mijn hoofd. Ik wil eigenlijk niet toegeven dat het stemmetje gelijk heeft, maar dat is natuurlijk wel zo. Alle overwinnende tributen zijn hysterisch en ik weet precies waarom. Ik word alleen achter gelaten in een kamer. Er staat een stoel en een tafel. Op die tafel staat een witte mok met de bruine drank die ik heb gedronken voordat ik naar de spelen ging. Ik weet niet meer hoe het heet. Ik ga op de stoel zitten en pak de mok vast. Het contrast had niet groter kunnen zijn. Er zit bloed op mijn handen, al mijn nagels zijn gebroken en zitten onder de modder en zand. Ik ruik er even aan en houd de beker dan gewoon vast, zodat hij mijn handen op kan warmen. Dan vang ik een glimp van mezelf op in het geblindeerde raam van de hovercraft. Tenminste, ik denk dat ik het ben. Ik schrik er zo erg van dat ik de beker abrupt uit mijn handen laat vallen. De beker spat in scherven uit elkaar en de vloeistof verspreid zich onder de zolen van mijn zwarte gympen. De onderkant van mijn bruine broek wordt nog bruiner door de opgespatte vloeistof. Daardoor raak ik afgeleid en neem de tijd om eens goed naar mezelf te kijken. Mijn spiegelbeeld vermijdend. Mijn broek is gescheurd bij mijn knieën, mijn bruine shirt is aan flarden gescheurd, waardoor ik mijn buik kan zien, wat daar nog van over is dan. De grijze jas is ook kapot. Overal zitten gaten en schroei plekken van de grote brand. Dan kijk ik nog eens naar mezelf in het geblindeerde raam. Mijn bruine haren zitten in een rommelige staart en door de klitten staat het alle kanten op. Mijn neus staat scheef. Ik weet nog precies waardoor het komt. De mannelijke tribuut uit District 12 had geen wapens, alleen een grote steen. Ik gooide mijn bijl, hij zijn steen. Mijn bijl doorkliefde zijn hoofd, zijn steen brak mijn neus. Ik voel er even aan en wiebel er zachtjes mee. Het doet niet echt zeer, waardoor ik aanneem dat het langzaam aan het genezen is. Ik vrees alleen dat hij alleen in deze stand zal blijven staan, een voor eeuwige herinnering aan mijn moord op de jongen uit 12. Ik hoop dat hij het me daardoor een beetje kan vergeven, maar ik weet ook wel dat een scheve neus niet op kan tegen de dood. Dan kijk ik in mijn eigen bruine ogen, maar ik herken ze bijna niet meer. Ze staan wild, oerlijk als een beest. Ze gaan schichtig heen en weer, steeds maar weer op zoek naar meer gevaar. Wachtend op het volgende ‘spelletje’ van de spelmakers. Wachten op hun volgend avontuur, hun vermaak, mijn dood. Ik merk het dan ook gelijk als er voor mij een nieuw gevaar komt en draai me met een ruk op. Een capitoolmens en een spuit. Ik weet hem nog een flinke trap in zijn maag te geven, maar dan steekt hij de spuit al in mijn nek. Dan is het te laat en ben ik weg.~

Reageer (1)

  • Effy_Stonem

    Het is zo goed geschreven!

    Snel veder.

    8 jaar geleden

Meld je gratis aan om ook reacties te kunnen plaatsen