Kort leek het alsof ik ergens vanaf viel. Een windvlaag gooide mij bijna het diepen in. Mijn lichtblonde haren waaiden heen en weer over mijn gezicht. Ik wilde niet dat het in deze positie zat.
Misschien was het niet zo’n goed idee geweest om een klif te gaan bezoeken. Ons laatste puzzelstuk. Een puzzelstuk dat een nieuw licht opende op deze wereld. Wat de mensheid een geheel nieuw level kon brengen.
In het begin dacht ik dat dit een sprookje was, een schat in de vorm van een puzzelstukje, om het nog mooier te maken had deze puzzelstuk magische krachten.
Hoe cliché het ook mag klinken, iedereen wilde die schat wel vinden.
Wat moest ik nou met zo’n schat?
Ik wilde graag de wereld verbeteren op mijn manier, ieder ander had er misschien misbruik van gemaakt. Of gebruikte het voor iets slechts, maar ik was niet zo.
De schat moest hier in de buurt zijn, maar waar?
Opnieuw kwam er een windvlaag, die mij opnieuw bijna van de klif afwierp. Ik hield mij stevig vast aan de rotswand waarop ik mij bevond. Deze pas was echter veel te smal, bedacht ik mij net. Toch moest ik het proberen. Uit bronnen van de omgeving was hier een vreemd gebouw opgedoken niet zo lang geleden. En ik wist gewoon dat dit zilveren puzzelstuk hier ergens zich bevond.

“Geef niet op! Geef vooral niet op… Ik weet dat ik je pijn heb gedaan, maar… Geef vooral niet op!”

“Wat was dat?” Ik keek om mij heen, maar ik kon niet zien waar het vandaan kwam. De wind was plotseling gestopt met waaien, de vogels waren gestopt met vliegen. Het leek alsof de tijd stilstond. Ondanks dat, liep ik verder. Op deze manier was het een stuk gemakkelijker!
Nadat ik een paar stappen te hebben gezet, begon de wind zich weer op te zetten. Opnieuw waaiden mijn haren alle kanten op, behalve de goede. Waarom zou het?
“Kom op!” schreeuwde ik in mijzelf. “Ik moet gewoon dat puzzelstuk krijgen. Het moet gewoon, anders is alles voor niets geweest,” trilde mijn stem. Ik wist niet waarom, maar mijn ogen begonnen te tranen. Was ik ergens verdrietig om?
Ieder geval, ik deed het voor de magie. Magie wat anderen nooit konden krijgen. Niemand had magie, helemaal niemand! Nogmaals, ik doe het niet voor macht, wat moet ik met macht? Anderen helpen was iets wat ik wilde.
Hoe ik wist dat die magie echt was? Ik voelde dat het echt was.

“Ik weet dat ik je pijn heb gedaan, maar je moet echt niet opgeven, oké? Lisanna? Ik weet dat jij mij kan horen. Wil je alsjeblieft iets terug zeggen?”

Lisanna? Dat was inderdaad mijn naam. Maar, wie zei dat dan? Ik keek voorzichtig om mij heen terwijl ik de rotswand vasthield. Kort erna negeerde ik het compleet. Ik wandelde verder en ik bemerkte enorm dat de wind zich sterker begon te maken. Ik zag de top al in mijn bereik. Nog enkele meters en ik was boven. Het enige wat ik dan nog moest doen, was dat prachtige zilveren puzzelstuk in handen krijgen.

“Lisanna, het spijt mij zo. Had ik het je maar eerlijk kunnen vertellen.”

“Weer die stem! Ik wil die stem niet! Ga weg stem!” schreeuwde ik uit. Ik probeerde door die wind heen te rennen. Niks mocht mij nog in de weg staan. Die stem was gewoon om mij ervan te weerhouden mijn schat te pakken. Dat mocht ik niet laten gebeuren. Die schat is van mij.
Eenmaal boven keek ik eerst over een lege vlakte. Het enige wat ik kon zien was een enorme trap, een glazen trap waar ik constant mijn weerspiegeling op kon zien. Ik begon de trap te volgen met mijn ogen, en daar zag ik het. Het gebouw dat ik moest hebben. Het was zo prachtig. Het gebouw was wit, zover ik kon zien. Aangezien het bedekt was met planten dat vol met groene bladeren zaten. Het zag er ieder geval erg mooi uit.
Ik wandelde langzaam de trap op. Elke stap die ik nam klonk als een echo. Elke stap weer.
Plotseling kreeg ik een onbehagelijk gevoel. Wat mij alleen maar meer weerhield verder te lopen.

“Geef niet op, we zijn er bijna.”

“Wat was dat! Weer die stem?” Ik draaide mij abrupt om. Ik moest gewoon weten wie dat tegen mij zei. Alles om mij heen leek weer de tijd stil te staan. De vogels waren gestopt met vliegen, een stofwolk die over de trap liep, zweefde erover zonder enige beweging.
Wat was dit? Hoe kon het zijn dat alles ineens gestopt was? Er was iets in de lucht. Er fonkelde iets. Was het een ster? Op klaar lichte dag? Tuurlijk, geloof je het zelf? Misschien was het gewoon een vliegtuig, dat had toch ook van die fonkelende lichtjes?
Voorzichtig draaide ik mij weer om, en liep verder de trap op.

“Lisanna? Geef je het al op? Ik wil je niet kwijt. Alsjeblieft.”

“Die stem heeft mij voor het laatst tegen gehouden.” Ik begon te rennen. De trap die nog steeds een echo liet weerklinken, deed mij niets meer. Ik zal die deur bereiken. Want daar was mijn schat. Mijn zilveren puzzelstukje!
Toen ik bijna boven kwam struikelde ik over een traptrede. Ik probeerde met mijn hand de deur te raken. Mijn hart sloeg een slag over. Mijn lichaam verstijfde in de tijd.

“Wat is het nut als je alles achter zal laten? Ben ik dan echt niets meer voor je waard? Ik heb het je zo vaak proberen uit te leggen. Hier, naast je bed. Ik wil niet dat je het opgeeft Lisanna, ik verbied het je! Ook al weet ik dat ik je te lang heb laten lijden. Ik wil je niet kwijt, dat weet je toch?”

Ik voelde hoe mijn vingers net de deur konden strelen, terwijl ik als een standbeeld omviel. De trap had geen leuningen, en ik had niet gemerkt dat de trap eigenlijk zo smal was geworden. Ik viel langs de trap, en ik zag de grond langzaam op mij afkomen.
Elke hartslag bonkte, wat gepaard ging met getintel over mijn huid. En de wind. De wind blies voor de laatste keer door mijn lange licht blonde haren.

Ik had het uiteindelijk niet gevonden, mijn schat, mijn vriend. Dat was mijn schat.

Er zijn nog geen reacties.


Meld je gratis aan om ook reacties te kunnen plaatsen