33.0: Bevestiging
Sedrik ondervragen, wat een idee. Ten eerste ruikt hij allang dat ik eraan kom, plus een vampier nonchalant ondervragen is gedoemd om te mislukken. Ik klop aan op zijn deur en wacht. Hij is er, mijn magie bevestigt de aanwezigheid van een lichaam. Ik knipper tegen het felle inkomende zonlicht als de deur open gaat. Net als zijn broer schittert hij, iets wat me verward.
"Ik dacht dat jij van het donker hield?"
"Zelfs donkere wezens kunnen van lichte dingen genieten." Hij glimlacht gemeend, het komt echter mysterieus over. "Wat kom je doen?"
"Kijken of je nog leeft." Het komt er droog uit en doet hem lachen, geen wantrouwen te bespeuren. Goed voor mij. "Jij sluit je hier tegenwoordig op of wat? In de keuken ben je niet meer te vinden." Zijn glimlach vervaagt langzaam, maar de twinkeling in zijn ogen niet. Hij is zo gelukkig, om welke reden dan ook. De oorlog zal het niet zijn...of wel?
"Ik hou me hier nuttig bezig."
"Wat is nuttig?" Ik grijns en draai met mijn ogen, leunend tegen een van zijn stoelen. Deze kamer is zo veel soberder als die van Har. Geen grote schilderijen, gouden versieringen of zware houten balken met weelderig lakens. Alles is enorm rustig gehouden, iets wat zeker bij hem past. Ik kijk hem terug aan, hij wilt niet antwoorden, de grijns verraadt hem. "Oh komaan! Je bent met iets geheimzinnigs bezig en ik mag het niet weten?" Alsof hij me echt gekwetst heeft draai ik me van hem weg.
"Waarom zou jij de eerste moeten zijn om het te weten?"
"Omdat ik je het minst veroordeel." Ik draai me terug in zijn richting, glimlachend. Dat argument kan hij niet weerleggen. "De anderen kennen je beter en vinden dat dan ook goed of slecht. Mij maakt het weinig uit, ik wil alleen weten wat." Een wenkbrauw bij hem schiet de hoogte in, hij grijnst scheef en lijkt even erg op zijn broer in een ondeugende bui. Ik mis enkel de lichte ogen en groteske krullen. Hij beseft dat ik gelijk heb.
"Oké, ik geef toe. Ze willen het toch weten, waarom niet van jou dan?" Hij krabt ongemakkelijk even in zijn haren, zoekend naar het gepaste begin. "Ik ben iemand tegen gekomen die ik graag zie." Mijn wenkbrauwen schieten verbaasd de hoogte in, maar ik blijf glimlachen.
"Dat is toch geen schande?" Zijn schouders zakken als hij opgelucht zucht.
"Wel, jij kent ze. Je zoekt het zelf maar uit en vertelt het maar verder, ik ben er van af." Ik lach en schud mijn hoofd.
"Ik ga geen koerier spelen totdat iemand het me vraagt. Trouwens, je moet Har mee uit jagen nemen, hij is er niet zo goed aan toe." Sedrik's blik wordt serieuzer, hij knikt dan ook traag.
"Die jongen vergeet ook altijd voor zichzelf te zorgen." Ik glimlach opgelucht om het begrip, hij vindt dat dus ook.
"Je weet het toch. Ik ga dan, oké?" De man zijn ogen staan al afgeleid, een conversatie met Harry heeft het meeste kans op juist zijn, maar glimlacht toch kort en knikt. Mijn voeten bewegen soepel, blij dat dit gebeurd is, weg van de ruimte. Op de gang voel ik me ineens gelukkig, blij, alsof er niets meer mis kan gaan. Alles moest zo zijn. Van plan om de lastige gesprekken te voeren ga ik naar Rune haar kamer, ik klop aan. Als ze open doet zie ik wat Lucius bedoelde, ze is niet haar jolige zelf. Een voorzichtige gemeende glimlach krijg ik wel. Ik glimlach nonchalant terug en probeer meteen de sfeer lichter te krijgen.
"Hé prinses." Ze glimlacht breder en gaat terug in haar stoel zitten, voor haar staat een doek. Ze is aan het schilderen. Menselijke bezigheden. Ik probeer niet te fronsen en ongemakkelijk te zijn, maar zo voelt dit wel allemaal aan.
"Doe geen moeite, ik weet waarom je hier bent."
"Ik snap waarom ik hier ben." Ik glimlach tragisch en slik fronsend, wat is dit? Ze schildert enorm traag, nadenkend over andere dingen dan de juiste kleur.
"De vraag is of we beiden hetzelfde denken dan." Haar penseel danst sierlijk over het doek, vanzelfsprekend. Ze kijkt even op, maar verbreekt het contact al snel.
"Wel, jij doet dingen die niet zijn wat ze lijken." Een rode wenkbrauw omhoog. Ik ga dichterbij staan en leun tegen een van haar robuuste tafels aan. "Je zit ergens mee en wilt alles doen behalve dat doen uitschijnen." Ze geeft me een neutrale uitdrukking en haalt dan haar dunne bleke schouders op. Haar baljurk lijkt te overdreven in deze omstandigheden en zorgt ervoor dat ze er nog kwetsbaarder uit ziet. Hoe ironisch, ze is een onsterfelijke vampier. "De trouw? De omvorming?" Lucius zat daarmee dus zij waarschijnlijk ook. Deze keer blijft haar hand in de lucht hangen en kijkt ze me aan. Raak. Mijn blik verzacht. "Hé, prinses. Jullie zijn hier beiden zeker van. Je zou hier gelukkig van moeten worden." Ze houdt mijn blik vast en laat haar hoofd zakken. De penseel belandt op het kladderbord als ze opstaat en tegenover me komt staan. Ik zit dicht bij de waarheid.
"Zorgen zijn normaal zeggen ze?" Ik knik en glimlach bemoedigend.
"Twijfels maken het echt. Betekent dat het echt is en goed zit." Ze zucht en wrijft door haar weelderige kapsel. Helemaal opgemaakt en er nog verwoest uit zien. Ik leg voorzichtig mijn armen om haar dunne middel en trek haar naar me toe. Even lijkt ze te ontspannen door tegen me aan te leunen.
"Vampier zijn maakt alles zo veel moeilijker."
"En mooier." Ik fluister het zachtjes tegen haar slaap aan, ze heeft haar ogen gesloten. Voor even zou je denken dat ze meer is dan een goede vriendin. "Voor altijd. Eeuwige kansen en mogelijkheden. Misschien maakt het dingen lastiger, onmogelijk, maar je krijgt zo veel mooiere en betere dingen terug." Dat hoop ik in ieder geval. Soms geniet ik van Beer zijn sterke lichaam, die zwakke ziel die er door schemert en me doet beven. De woede en bezorgdheid in dat machtige lichaam, nog steeds opzoek naar begrip en liefde.
"Wat zeur ik. Jij hebt het nog moeilijker." Ze geeft me een kneepje in mijn bovenarm, ik slik en knik beleefd. Daar wou ik het eigenlijk niet over hebben.
"Het is het waard, hoop ik dan." Ze glimlacht gemeend, haar ogen lichten voor het eerst terug op. Het doet me deugd iemand gelukkig gemaakt te hebben.
"Dat hopen we allemaal voor jullie." Ze laat me los en stapt terug achteruit. Nu ziet ze er terug sterk en zelf zekerder uit. Sierlijk gemaquilleerd. "Wel, waar is 'Beer' eigenlijk?" Mijn mond valt open van schaamte, hoe weet zij dat? Dit was niet de bedoeling voor alle duidelijkheid. "Wat? Ik vang alles vaak op, of ik het nu wil of niet. Enkel in de slaapkamer zijn jullie veilig." Ze knipoogt en glimlacht om mijn verstomming.
"Ik hoop dat dat alles is wat je dan opvangt zo soms." Ze grijnst ontspannen, haar lange haren strak tegen haar schedel aan gevlochten. Dit is hoe ze moet zijn, zichzelf.
"Dat ga ik nu niet verklappen schat. Maar waar is hij?"
Er zijn nog geen reacties.