32.3: Voordeel
Wind waarvan ik niet weet of het warm of koud is blaast me meer achteruit dan vooruit. Zowel ik als Lucius moeten moeite doen om vooruit te blijven gaan en ons nog niet om te draaien en het voordeel meepikken. "Godverdomme." Ik vloek als ik bijna tegen een boom aan beland door een stevige zijwind. Kleine menselijke gestaltes zijn niet ideaal.
"Jouw vloeken zijn enorm onbeleefd maar het past zo bij je hé." Is dat nu goed of niet? Vragend draai ik mijn hoofd. Lucius grijnst dus zal wel goed bedoeld zijn - of hij lacht met me.
"Daar kan ik niets aandoen. Ze hebben het geprobeerd me af te leren, maar als niemand er iets van zegt..." Soms kan ik echt vloeken als een schipper. Bij het omkleden stootte ik mijn ellenboog op het plaatsje tegen de kast aan, ik denk dat ik Harry vanuit zijn kamer aan de andere kant van de gang kon horen lachen. De koelere wind wil mijn spieren doen verslappen maar ik blijf vechten. Vechten tegen windmolens. Mijn keel voelt rauw aan en mijn ademhaling is gejaagd. Het zweet begint zich al als kleine pareltjes op mijn huid te vormen. Lucius heeft net hetzelfde, dus het zal wel oké zijn. Buiten ons gehijg is er niet veel gepraat, ik kan moeilijk weer naar zijn bruiloft vragen.
"Hé, Louis. Ik zou graag een gunst van je hebben." Hier gaan we weer. Ik probeer neutraal te kijken naar het bospad voor me. Mijn haar waait alle kanten uit en verbergt mogelijke geïrriteerde gevoelens.
"Zeg maar, vriend." Vrienden vragen je geen gunst, die zeggen iets, en datgene doe je automatisch om die persoon gelukkig te maken. Lucius wil me gewoon gebruiken om mijn kwaliteiten, weet ik veel welke. Zolang het die in bed niet is, zal Beer het wel goed vinden.
"Op mijn huwelijk, als ik omgevormd word,"
"Ja," Ik knik dat ik het ondanks de gierende wind begrepen heb. Als we een bospaadje inslaan is het weer ons gunstiger gezind.
"Zou jij dat dan willen leiden?" Wat? Door niet op te letten struikel ik bijna over de wortels van een of andere boom, mijn snelheid redt me nog net.
"Dat is wel een grote verantwoordelijkheid hé." In plaats van te zeggen dat het wel goed komt stemt hij toe en maakt het zo alleen maar erger. "En ik ben onervaren, zoiets kan je beter over laten aan Jean enzo." Ervaring en zelfvertrouwen genoeg. De eikel. "Ik wil echt niets verkeerd doen." Lucius lijkt te grijnzen, ik weet niet waarom. Ik zei toch nee hé?
"Je weet niet hoe het gaat. De anderen begeleiden je, er kan zo niets verkeerd gaan. Jij hebt enkel het gezag over de groep." Ik spuw het teveel aan speeksel op de grond, hoe breng ik dit vriendelijk?
"Toch liever niet, maar bedankt." Onze schouders raken elkaar door een versmalling in het pad. Door de wind in onze rug vergaat het lopen me een pak makkelijker. De man naast me kijkt me indringend aan, God, ik wil dat niet doen.
"Ik accepteer geen nee Louis. Het komt goed, dat zal je wel zien." Kan je mensen hiertoe dwingen?
"Zoek maar iemand anders want nee is nee bij mij." Ik glimlach wrang en loop voor hem uit tussen de bomen. Zijn gehijg is irritant genoeg hoorbaar achter me. Alsof zowel hij en de vraag me blijven achtervolgen. Mijn benen gaan sneller, maar de getrainde man heeft er geen probleem mee. "Waar is Rune eigenlijk ? Ik heb haar al even niet meer gezien..." Mijn hoofd draait tegen mijn zin in zijn richting. Hij ziet er gefrustreerd uit, fronst en ploegt over het bospad.
"Ze is laatste tijd nogal...verdrietig. Ik weet het niet. Ze leest onmogelijke zielige verhalen, schildert uren om dingen die ze in een paar seconden kon maken, helpt waar ze kan... Volgens mij is ze bezorgd om dingen." Ik slik, zou hij het weten? Er is reden genoeg om bezorgd te zijn, maar dat weet Lucius misschien niet. Het is wel hoogtijd dat ik haar nog eens een hart onder de riem ga steken, net zoals ze bij mij keer op keer deed.
"Ik ga er straks wel eens langs." Niet dat ik altijd even vrolijk ben, maar het voelt als een obligatie aan naar haar toe. "Weet je, voor iemand die niets moet doen heb ik soms toch zo weinig tijd." Lucius glimlacht naar de grond en loopt me soepel voorbij, iets wat ik niet graag heb maar goed.
"Dat had ik in het begin ook. Als je je zielsverwante gevonden hebt, wil je er zoveel mogelijk tijd mee doorbrengen, en die tijd vliegt." Hij kijkt me niet aan, beseffend dat ik nog steeds op mannen val en het meest speciale geval ooit ben.
"Het jammere is de je nooit weet hoe veel tijd je rest." Lucius knikt maar zegt verder niets als ik het tempo omhoog voer en ondanks protesterende benen hem weer voorbij steek in de bocht. Het gigantische kasteel is alweer in zicht.
"Voor het eerst?" Dat moet hij geen twee keer vragen. Beiden stuiven we weg over het smalle bospaadje, hollend naar onze veilige haven. Ik wil hem er niet langs laten gaan, maar hij wilt mij dan ook niet eerst laten gaan. Na een kleine bocht geraak ik net achter hem waardoor ik op het laatste stuk er alles aan moet doen om zijn voorsprong niet groter te laten worden. Ik adem hevig als teken dat mijn longen in alle macht werken om de lucht overal in mijn lichaam te krijgen. Het scheelt niets maar toch is hij sneller dan mij, en er tevreden mee precies. Ik hap naar adem en geef hem een klopje op zijn rug, even bekijkt hij me alsof ik hem ga aanranden, maar dan beseft hij dat het een teken van appreciatie is. Hoe kan hij zo denken? Mijn snel kloppende hart trekt even traag en verdrietig samen, maar ik laat niets merken. Als ik hier flauw om ga doen, dan lukt de zogezegde oorlog helemaal niet. Mijn helblauwe ogen turen in de hemel terwijl we rond het kasteel heen wandelen, op weg naar de deur, hijgend, naar adem happend. "Volgende keer beter Tommo." Ik knik en haal mijn handen uit mijn zij. "Oefenen baart kunst zeker. " Als ik binnen kom, zie ik meteen Aurus die op weg naar buiten is. Beter gezegd, naar de tuin. "Mooi weer is het niet." Hij steekt begrijpend zijn duim omhoog maar gaat toch naar buiten. De wind zal het zand en zaad op ongewenste plaatsen verspreiden, maar goed. Mijn vingers nemen gulzig het glas water dat Maria me binnen aanreikt aan en brengen het naar mijn mond. De koude is niet aangenaam, maar kalmeert me wel. De oude vrouw glimlacht bij het zien - en ruiken van onze bezwete lichamen en rode hoofden. Ze lijkt iets te willen zeggen maar houdt toch haar mond terwijl haar ogen naar een punt achter me kijken.
Er zijn nog geen reacties.