Foto bij 32:2: Voordeel

Mijn buik is heerlijk gevuld met dat ontbijt dat Harry gehaald had. Volgens mij bespioneert hij me elke keer dat ik iets te eten neem, of hij ruikt het, maar hij weet precies wat ik het allerliefste heb. Alles hier is echt te heerlijk. Ik lig op mijn rug naar het plafond te staren, wachtend tot de opkomende zon de volledige kamer traag verlicht heeft. De krullenbol naast mij ligt op zijn zij, een hand onder zijn hoofd, naar mij te kijken.
“Lees een boek ofzo, maar stop met zo naar me te kijken.” Ik grinnik en neem het kussen van onder mijn hoofd om het op mijn hoofd te leggen. Als het stuk stof ruw wordt weggegooid door een grijnzende Beer trek ik glimlachend een wenkbrauw op, wat is dit?
“Jij bent het mooiste kunstwerk dat ik bezit.”
“En het meest ingewikkelde, behandel me dus maar goed.” Plagend neem ik een ander kussen dat bij hem lag en leg ik het terug onder mijn hoofd deze keer. Dat was eigenlijk wel een enorm lief compliment, is dat wat hij echt denkt? Ik wil niet weten hoeveel al die unieke kunstwerken die hij heeft waard zijn. In een oorlog vast niet zoveel als een sterke wicca waar je macht uit kan pompen, waarschijnlijk. Mijn glimlach is verdwenen, maar die van Harry niet. “Moet ik het nog eens zeggen Beertje?” Hij glimlacht op een intrigerende manier en komt dichterbij met zijn gezicht. Laat je niet doen door die schoonheid, Tomlinson.
“Jij mag alles van de wereld nog eens zeggen Boo.” Deze keer duw ik mijn kussen in zijn gezicht en sta ik op, de kamer zal wel licht genoeg zijn. Lichtjes verward om mijn motieven ligt te vampier op zijn rug naar me te kijken, nog steeds.
“We hebben vandaag wel wat te doen, niet?”
“Wel, er komt een gevaarlijke lading oorlogsmateriaal aan, iets wat jij onzichtbaar mag binnensmokkelen als je wilt. Anders vraag ik je vader.” Ik sta even stil, slik en ga dan verder met mijn kleding aan te trekken.
“Ik probeer het wel. Is een dertigtal sterke vampiers niet genoeg in een oorlog?” De man zuigt even op zijn onderlip waarna hij zijn armen vanonder zijn hoofd haalt en overeind komt zitten, zuchtend door de moeilijke, wel, vervelende vragen die ik hem stel.
“Vampiers zijn helemaal niet zo sterk als jij beweert daar vanboven in je hoofd.” Hij kreeg zichzelf zonder veel geweld al niet omgedraaid in bed, laat staan in een oorlog. Gruwelijke taferelen.
“Zeker niet als je gevoelig bent aan magie.” Hij fronst even en gooit dan op een vriendelijke snelheid het laatste overgebleven kussen naar me toe. Ik vang het behendig en gooi het dan ook netjes op het bed, dat andere raapt hij zelf maar op. “Niet verkeerd bedoeld Har,” ik breng het zachter, want zijn gezicht staat niet echt gelukkig. Bezorgd, geërgerd aan een zwakheid, ik weet het niet.
“Dat weet ik lieverd.” Hij zucht en hijst zijn grote lichaam uit bed om me vast te nemen en tegen zich aan te trekken, alsof hij dat net nodig heeft. Zijn geur overweldigd me en doet me hem ook vastnemen, rond die brede schouders, om zacht over die stevige maar beschadigde rug te wrijven, bemoedigend.
“Ik bescherm je wel.” Woorden die ik al lang had willen zeggen, maar nooit konden, tot nu. Ben ik echt zo sterk dat ik die belofte aan kan?
“Zeg dat niet. Ik bescherm jou tot het einde. Je bent mij en de toekomst te veel waard.” Ik slik en bijt op de binnenkant van mijn wang, onzin.
“Zoals in mijn dromen bedoel je?” De tranen schieten me in mijn ogen en mijn keel zwelt onmiddellijk op. Dat was het verschrikkelijkste wat ik ooit had meegemaakt, zelfs Lottie haar dood deed me minder angst aan dan dat – en dat was al een doodangst. Het liep slecht af voor iedereen die ik lief had.
“Lou,” ik schud mijn hoofd en probeer mijn bonkende hart te kalmeren, diep inademend via mijn neus, leunend met mijn voorhoofd tegen zijn koude huid om mezelf onder controle te houden. “Lou, dat gebeurt nooit. Nooit. Luister naar me.” Zijn handen zijn inmiddels opzoek naar mijn gezicht en omklemmen dan dat ook snel, iets wat mijn kalmte doorbreekt en me in paniek naar zijn emerald groene ogen doet zoeken. Ik vind deels wat rust, hij probeert zo hard om vertrouwen en zelfzekerheid uit te stralen, maar het blijft bij proberen. Hij overtuigt me niet, omdat hij zelf weet dat sommige dingen onvermijdbaar zijn. Wat moet gebeuren, gebeurt. En dat is niet het lot, maar een of meerdere personen die gewoon machtiger en sterker zijn dan een andere. Ik adem hevig.
“Je kan niets voorkomen Harry. Ook jij kan dat niet beloven.” Ik knijp zacht in zijn bovenarm, om bij zowel hem als mij te laten doordringen dat dit de realiteit is, echt dus. Hij zucht langzaam en legt zijn hoofd dan in mijn nek. De krullen kriebelen tegen mijn wang aan, het is eerder aangenaam dan onaangenaam.
“Ik haat dat.”
“Ik weet het.” Ik wrijf nog steeds over de stramme spieren bij zijn rug. Zijn lippen kussen me zo teder dat er niets meer gezegd moet worden.
"Je bent van mij." Verward kijk ik op naar Beer, zijn ogen zijn donkerder en de grip rond mijn middel wordt strakker. "Ze nemen je niet zomaar van me af Lou." Ik knik en probeer hem te kalmeren door zijn blik op te zoeken en licht te glimlachen.
"Hetzelfde hier Beer." Hij leunt in om me dominant te kussen, zijn heupen duwen rechtstreeks tegen de mijne, me overheersend op elk plekje. Ik duw zijn lichaam achteruit maar zoen nog wel vluchtig zijn roze gezwollen lippen een keer, me zomaar laten overmeesteren sta ik niet toe. "Wanneer komen de wapens?" Har lijkt verbaasd bij mijn vraag aangezien zijn mond open zakt en hij zijn hoofd schudt, over een verschuiving van gespreksonderwerp gesproken.
"Vanmiddag. Ga jij nog met Lucius lopen of niet? Een fysieke paraatheid zou fijn zijn."
"Mijn uithouding is prima." Zeker in bed, hij weet dat goed genoeg, maar is toch ongerust om stomme redenen. Ik kan niet zomaar weg lopen van een vampier of wicca in een oorlog. Dom dommer domst.
"Het is goed voor je hart." Zijn hand gaat herhaaldelijk door zijn lange haren terwijl hij nerveus voor het raam wandelt.
"Dat klopt prima zoals jij ook weet en kan spanningen aan." Want dat maak ik voortdurend mee. "Kalmeer nu maar, ik zoek hem dadelijk wel even op." Harry knikt, maar veel meer dan een sterke gespannen houding zie ik ook niet. Ik ga achter hem staan, op mijn tippen en kus zijn nek subtiel. "Rust Har." Hij knikt en lijkt even te zuchten waardoor ik minder hoog moet staan. "Ik ga even ander gezelschap zoeken, kan jij je dingen doen." Of wat hij anders doet. Har zegt niets meer dus kus ik hem nog een keer bij zijn oor en laat hem dan gaan. Ik vertrouw het niet, deze keer is hij de onstabiele. Net als ik de trap naar beneden neem, opzoek naar Lucius of eventueel Aurus hoor ik voetstappen achter me. Soepel draai ik me om en sta ik oog in oog met de gezochte man, ik grijns. "Ik was je aan het zoeken. Durf je de uitdaging nog eens aan?"
"Welke uitdaging?" Hij snuift even spottend, even vrolijk en komt naast me staan. "Je bedoelt hoe ik je ver achter laat in het bos?" Ik denk niet dat Har daar blij mee zou zijn, maar zo bedoelt hij het immers ook niet. Ik leg mijn arm vriendschappelijk rond Lucius’ schouder en schud mijn hoofd.
"Volgens mij weet je niet goed wie ik ben." Een zin die ik dezer dagen zonder enige schaamte kan uitspreken. Alles draait inmiddels om mij.
"Bluf." Hij grijnst en wandelt al mee terug naar boven. Bij mijn deur stop ik om hem nog van antwoord te dienen alvorens me om te kleden.
"Alles behalve dat."

Reageer (1)

  • Paardenvriend

    Omdat quizlet raar doet mis ik een random stuk uit het hoofdstuk, dit heb ik ook bij andere stories.... Gelukkig snap ik het hoofdstukje nog wel. ^^
    Kudoootje

    7 jaar geleden

Meld je gratis aan om ook reacties te kunnen plaatsen