Proloog
Lori,
Ik vraag me weleens af hoelang ik je nu al kwijt ben. Hoelang ik nu al geen grote zus meer heb en hoe ik dat in hemelsnaam heb volgehouden. Het lijkt nu alweer zo lang geleden dat we klein waren. Dat we samen zorgeloos door de achtertuin konden rennen, nog onwetend van alle ellende in de wereld. Onze schoenen stonden dan binnen, terwijl wij op onze blote voeten door het gras heen renden. Vooral ’s morgens, als het gras nog een beetje nat was, vonden wij het heerlijk om er doorheen te lopen. Het gevoel van het kriebelende, koude, natte gras onder mijn voeten zal ik nooit vergeten. Mama die ons dan terug naar binnen riep, omdat we niet zonder schoenen naar buiten mochten. Het was te koud en konden zo gemakkelijk ziek worden.
Het lijkt nu ook alweer zo lang geleden dat je voor het eerst naar hogere school ging. Dat er die ene leuke jongen was in je klas, die je meevroeg naar je eerste klassenfeest. Hoe blij je was dat je daar je plek had gevonden. Hoe blij je was dat hij vroeg of je een relatie met hem wilde, een die langer duurden dan we allemaal dachten.
Vroeger sliepen we altijd samen op een kamer. Ondanks dat we genoeg ruimte hadden voor ons allemaal om apart te slapen, deden we dat niet. Het was veel gezelliger op een kamer, want wanneer moesten we anders de dag met elkaar door bespreken? O, wat hebben we gegiebeld, tot grote ergernis van onze ouders. Maar dat maakte ons niets uit, want wij waren samen. Wij waren altijd samen.
Ik mis je, maar ik kan het niet tegen je zeggen. Je bent veranderd, maar dat wil je niet horen. Het ligt aan iedereen, behalve aan jezelf. Misschien is dat wel waar. Het ligt niet aan jou, jij kon er tenslotte niets aandoen.
Het is zo ongelofelijk oneerlijk hoe dit alles in elkaar zit. Wie beslist hoe het leven moet gaan? De maatschappij is zo zwart-wit, dat ik me er bijna voor schaam om nog in dit tijdperk te leven. Na al die jaren op deze aardbol zou je toch denken dat we er iets van geleerd hebben. Niets is minder waar. Steeds weer worden dezelfde fouten herhaald. Steeds weer is het iemand anders zijn schuld.
Ik heb je nodig zus, maar je bent er niet. Ik wil gewoon even simpel met je over mijn dag praten. Over mijn klas en over mijn eindexamenjaar. Ik wil je vertellen over die leuke jongen in mijn klas, maar je luistert niet. Het is niet jouw schuld, zeggen ze. Jij doet ook je best.
Hopend dat je er ooit wel voor me zult zijn, schrijf ik deze brief. De brief die ik nooit aan je zal geven, omdat ik het niet mag. Hopend dat je ooit weer mijn grote zus wordt, blijf ik met deze pen over dit papier heen wrijven. Ziende hoe de inkt langzaam intrekt, als een kleine wortel in de zwarte grond. Als moeder en dochter. Als twee zussen.
Tot dan zit er maar een oplossing op:
Ik zal mijn eigen grote zus moeten zijn.
Dale.
Er zijn nog geen reacties.