[Fan-Fiction Finaleopdracht] Erosalit
Nooit gedacht dat ik tot zo ver zou komen, maar ik stond ineens in de finale! Goed, in deze opdracht moesten Fantasy en Science-Fiction elkaar ontmoeten, en ook het aangewezen thema moest duidelijk naar voren komen. Dat leek me niet heel erg lastig. Totdat bleek dat mijn thema Pindasaus met Augurken was...
Hoe dan ook, ik heb er wat van proberen te maken en heb ontzettend veel plezier gehad in het schrijven van deze SA! Gelukkig zat er geen woordenlimiet aan..
[Aantal woorden: 5533]
Hoe dan ook, ik heb er wat van proberen te maken en heb ontzettend veel plezier gehad in het schrijven van deze SA! Gelukkig zat er geen woordenlimiet aan..
[Aantal woorden: 5533]
-.-.-.-.-.-.-.-
‘Laat me met rust!’ Aubree’s stem sloeg over van verontwaardiging. Woedend haalde ze uit naar de mannen gekleed in labjassen. Tevergeefs; de lange tijd waarin ze was opgesloten in de kelder had veel van haar energie opgeëist. Haar vuistslag was niet alleen te laat en ongecoördineerd, er zat bovendien geen greintje kracht achter.
Een wat oudere laborant met koolzwarte ogen haalde haastig een koker uit zijn zak. Hij richtte het ene uiteinde op haar, waarna hij met zijn benige vinger een knop indrukte. Nog voordat ze twee keer met haar ogen kon knipperen schoot er een witte gloeiende draad uit, die zich om haar polsen wikkelde. De handboeien trokken zich razendsnel strak en snoerden haar ledematen vast.
Maar Aubree zou zichzelf niet zijn als ze zich zomaar gewonnen gaf. Ze rukte met al haar kracht aan de draad. Een flikkering van verrassing schoot over zijn gezicht. De laborant werd uit zijn evenwicht getrokken en vloog naar voren. Op datzelfde moment stak ze haar been uit, met als gevolg dat hij struikelde. De man kwam niet bepaald zachtzinnig in aanraking met de vloer. Desondanks dat bleef hij zijn handen om de koker klemmen, met als gevolg dat zijzelf werd meegesleurd in zijn val. Ze kwam bovenop hem terecht en besloot direct dat de aanval de beste verdediging was.
‘Maak! Me! Los!’ Met gebalde vuisten sloeg ze op hem in, ieder woord één slag. Hij hief zijn armen om haar slagen af te weren. Maar ook hij wist hoe zich te verdedigen. Ze incasseerde een klap tegen haar ribbenkast en hapte naar adem. Een slag tegen haar slaap deed haar duizelen.
Handen grepen haar vast, voorkwamen dat ze nog meer schade aan kon richten. Aubree spartelde tegen, klemde haar benen om de middel van de laborant. Ze liet zich niet zomaar afvoeren als vee klaar voor de slacht!
Plotseling schoot er een verlammende pijnscheut door haar lichaam. Elektriciteit stroomde door haar heen. Witte flitsen schoten achter haar gesloten oogleden voorbij. Al haar spieren verkrampten, terwijl ze ongecontroleerd begon te trillen. De mannen grepen haar vast en sleurden haar achteruit. In gedachten krijste ze zichzelf orders toe; spring op, vecht terug, doe iets! Maar haar hersenen leken afgesloten te zijn. Haar ledematen gehoorzaamden niet meer; ze was de controle helemaal verloren. Ze zat gevangen in haar eigen lichaam en ze moest werkeloos toezien hoe ze werd opgetild en een andere kamer binnen werd gedragen. De labjassen legden haar op een metalen tafel, waarna ze haar vastgespten met stalen banden. Haar polsen, bovenarmen, benen, middenrif; al haar bewegingsvrijheid werd haar ontnomen.
De wetenschappers verlieten de kamer via een ijzeren deur, die werd afgesloten met drie schuifsloten en een code.
Trillend lag Aubree in de onbekende ruimte. Het duurde even voordat het gevoel in haar vingers terugkeerde. Ze liet ze buigen en strekken, en probeerde krampachtig haar wil op te leggen aan de rest van haar lichaam. Met succes.
Als een bezetene begon ze aan de boeien die haar op haar plaats hielden te rukken. Aangemoedigd door het rammelende geluid dat ze veroorzaakte probeerde ze het metaal te buigen. Lag het nou aan haar of werd de ruimte tussen haar middel en de strip werkelijk een aantal millimeter groter?
‘Bespaar jezelf de moeite, je raakt er niet uit.’ Een plotselinge stem deed haar opschrikken. Haar hart sloeg een slag over. Aubree draaide vliegensvlug haar hoofd naar de eigenaar ervan, zo snel dat het haar even duizelde. Haar blik viel op een jongeman die op eenzelfde ligstoel was vastgebonden. Hij knikte naar zijn polsen, die er bloederig en gehavend uitzagen. ‘Ik heb het lang genoeg geprobeerd, geloof me.’
Ze staakte haar eigen ontsnappingspogingen. Als zelfs een gespierde jongen als hij niet los kon breken, was haar eigen verzet gedoemd om te falen.
‘Waar ben ik?’ vroeg ze. Hij keek bedenkelijk en tuitte zijn lippen.
‘Is het niet beleefder om eerst naar iemands naam te vragen?’
‘Wellicht, maar dat kan mij momenteel niet veel schelen,’ antwoordde ze. ‘Bovendien is het ook niet beleefd om een vraag te beantwoorden met een wedervraag.’ Hij grinnikte.
‘Dat is waar. Ik ben Pierce, en wat is jouw naam?’
‘Daar vroeg ik niet naar,’ reageerde ze lichtelijk geïrriteerd.
‘Weet ik. Mijn naam is Pierce, en wie ben jij?’ Ze zuchtte, wetende dat hij niet op zou houden eer zij hem had verteld hoe ze heette.
‘Aubree.’ Haar antwoord klonk kort en nukkig.
‘Aubree,’ herhaalde hij, alsof hij haar naam uittestte op zijn tong. Blijkbaar beviel het hem, want er ontstond een glimlach rond zijn lippen. ‘Aubree, we worden gedwongen om mee te doen aan een experiment. We zijn als het ware proefpersonen.’
Haar hart sloeg een slag over bij het horen van zijn woorden. Experiment? Proefpersonen? Paniek vlamde door haar heen. Helder nadenken was onmogelijk; het oeroude dierlijke deel van haar hersenen nam het roer over en schreeuwde maar een ding: ontsnap! Ze wilde niet eindigen als een of ander gemuteerd konijn, misbruikt voor een wetenschappelijk doel! Hoe kon Pierce er zo rustig onder blijven? Haar leven werd haar afgenomen! Zou ze ooit haar familie terugzien?
Volledig in de stress begon ze weer te vechten tegen de stalen banden die voorkwamen dat ze kon ontkomen. Ze schreeuwde de longen uit haar lijf en probeerde ondertussen beweging te krijgen in de boeien. Met al haar kracht duwde ze tegen het metaal en hoopte het zover te buigen dat ze er onderdoor kon glijden. Net toen ze dacht vooruitgang te boeken zwaaide de deur open om een handjevol wetenschappers te onthullen. Ze bevroor, als een konijn gevangen in de luchtbundels afkomstig van een auto.
Een laborant duwde een karretje met daarop verscheidene medische instrumenten naar binnen. Op zijn gezicht zat een duivelse grijns geplakt. Haar blik gleed van zijn te witte tanden naar de injectiespuiten. Ze slikte het brok in haar keel weg. Een ijzige angst greep haar bij de keel en drukte langzaam haar luchttoevoer dicht. Aubree maakte zich zo klein mogelijk en probeerde weg te kruipen, zich uit de boeien te kronkelen.
De man schudde misprijzend zijn hoofd en klakte met zijn tong, alvorens naar een van de injectiespuiten te grijpen. Hij hield het ding omhoog en tikte tegen het buisje. Daarna perste hij de overtollige lucht eruit. Volledig geobsedeerd staarde hij naar de naald. Argwanend gluurde Aubree naar de groenbruine inhoud.
‘Rustig maar, het doet geen pijn.' Zijn stem deed haar denken aan het geluid van nagels die over krijtbord krasten. Hoe dan ook, ze vertrouwde hem voor geen cent. Koppig bleef ze zich verzetten.
‘Oké, het doet héél veel pijn. Maar het is beter vol te houden als je kalm blijft.' Zijn gezichtsuitdrukking voorspelde niet veel goeds. Een ijskoude rilling rende over haar ruggengraat.
Naast haar klonk plotseling een bloedstollende kreet. Aubree wierp haar hoofd opzij en staarde vol afgrijzen naar de naald die in Pierce' arm stak. Hij had zijn ogen stijf dichtgeknepen. Zelfs vanaf een paar meter afstand kon ze het zweet op zijn voorhoofd zien staan. Al zijn aderen waren opgezwollen en klopten bij iedere hartslag.
In die ene seconde waarin ze was afgeleid greep de wetenschapper haar bovenarm en ramde de injectiespuit in de ader aan de binnenkant van haar elleboog. Terwijl het serum in haar bloedbaan werd opgenomen kwam de eerste golf van pijn.
Meteen zette ze een keel op en schreeuwde haar longen uit haar lijf. Pijn. Zo hevig had ze het nog nooit gevoeld. Het nam bezit van haar hele wezen en beïnvloedde haar denkvermogen. Haar eigen gegil klonk in haar oren, hard en schel. Haar borstkas ging zwoegend op en neer; ademhalen leek teveel moeite te kosten. Ze kronkelde heen en weer op de metalen tafel, wanhopig proberend de pijn te ontlopen. Ze schaafde haar huid open in een poging te ontkomen. Zweetdruppeltjes parelden op haar voorhoofd. Eén druppel baande zich een weg naar beneden en vermengde zich met het zout van haar tranen.
‘Shh. Het serum heeft een paar minuten nodig om in te werken, en dan ben je weg,' lispelde de laborant in haar oor. Ze kon alleen maar kreunen.
Haar bloedvaten leken in brand te staan. Ze werd van binnenuit verteerd door het vuur in haar aderen terwijl het serum zich door haar lichaam verspreidde. Overweldigd door de tweede pijngolf registreerde ze zijn volgende woorden maar half.
‘Interessant serum, vind je niet? Het stofje erosalit kon enkel verkregen worden door de beide extracten van pindasaus en augurk te mengen, elektrolyse toe te passen en het resultaat te filtreren. Fascinerend, nietwaar?' Ze wilde snauwen dat hij zijn vervloekte serum in welke van zijn lichaamsopeningen dan ook mocht stoppen, maar ze kreeg de woorden niet over haar trillende lippen. ‘Met ieder afzonderlijk ingrediënt kon geen erosalit verkregen worden, maar door ze te combineren werd er een wonderlijk proces in gang gezet.' Vol passie vertelde de man over zijn werk terwijl Aubree lag te vergaan van de pijn. Haar hoofd bonsde en voelde aan alsof ze vijfenveertig graden koorts had.
‘Wat loop ik toch weer te babbelen. Je zal zo wel verlost worden.' De man wierp een blik op zijn polshorloge en fronste zijn wenkbrauwen. ‘Je houdt het lang vol. Proefpersoon P is al buiten westen.' Hij was nog niet uitgesproken of Aubree voelde de duizeligheid opkomen. De kamer begon te draaien en ze moest haar uiterste best doen om haar maaginhoud te houden op de plaats waar het hoorde. Ze voelde dat ze viel, althans zo leek het. Duisternis kwam opzetten en verzwolg haar. Ze werd bedekt door een deken van rust. Aubree sloot haar ogen en ademde uit.
-.-.-.-.-.-.-.-
Het was alsof ze midden in een sneeuwstorm terecht was gekomen; alles was wit en ze zag geen hand voor ogen. De kou beet in haar gezicht en vingers. Gedesoriënteerd keek ze om zich heen. Haar ogen bleven gevestigd op een donker figuur in het gordijn van sneeuw. Aarzelend zette ze een stap in die richting.
‘Hallo?' Het woord klonk vervormd.
‘Aubree?' Een bekende stem kwam haar tegemoet. Ze kon wel huilen van opluchting; Pierce was er ook!
‘Pierce! Waar zijn we?' Ze wankelde naar hem toe en klampte zich aan hem vast alsof haar leven er vanaf hing.
‘Rustig maar,' lachte hij overdonderd. ‘Ik ga nergens heen zonder jou!' Pierce grijnsde. Maar zijn gezicht betrok zodra hij zich de reden herinnerde waarom ze daar waren.
‘We zitten in een soort test,' legde hij uit, ‘met als doel dat we overleven. Hier, lees zelf maar.' Hij wees naar een bordje in de sneeuw, naast een olielampje dat volledig overbodig was. De sneeuw weerkaatste al genoeg licht.
“Beste kandidaten. Jullie zijn onderdeel van een experiment. Er zijn vier onderdelen. Jullie krijgen één enkele opdracht: blijf in leven. Succes."
Eronder zag ze een gedichtje, bestaande uit vier regels.
“Deze storm bevat meer leven
En beperkt ook uwer zicht
Spoedig zal de grond gaan beven
Neem daarom dit kleine licht.”
Eronder stonden de hoofdletters A en N.
Ze fronste haar wenkbrauwen. ‘Enig idee wat ze daar in 's hemelsnaam mee bedoelen?'
‘Nou, het lijkt me dat we hier zo snel mogelijk vandaan moeten geraken en het lampje mee moeten nemen,' zei hij. ‘Ik heb vrij weinig behoefte aan een aardbeving.' Ze knikte, maar keek bedenkelijk.
‘Het lijkt me niet erg waarschijnlijk dat ze een aardbeving kunnen timen,' zei ze. Pierce lachte schamper.
‘Geloof me, schat, als ze ons naar een andere dimensie kunnen sturen door iets onbenulligs als pindasaus en augurken te bij elkaar te gooien, dan kunnen ze heus een aardbeving simuleren,' beargumenteerde hij.
‘Nee, dat is niet logisch. Het is te voor de hand liggend. Ik denk dat we net een stapje verder moeten denken,’ bracht ze er tegenin. ‘Deze storm bevat meer leven. Wat bedoelen ze daarmee?’
Pierce deed zijn mond open en wilde antwoorden, maar hij werd onderbroken door een luid gerommel. De besneeuwde grond trilde onder hun voeten, zoals het gedicht had voorspeld.
‘Wat is dat?’ Aubree’s hartslag versnelde. Koortsachtig dacht ze na, tot ze wist wat er aan de hand was. ‘We zijn niet alleen...’
Een huiveringwekkende huil steeg op naar de hemel. Met ogen zo groot als schoteltjes keken Aubree en Pierce elkaar aan. Als één man kwamen ze in beweging.
‘Rennen!’ Ze zetten het op een lopen. Pierce griste nog net het olielampje mee. Vanaf dat moment viel het duister in. Ze zagen geen hand meer voor ogen, behalve een kleine lichte cirkel die van het lampje afstraalde, die toen wél goed van pas kwam. Het begon harder te sneeuwen. De vlokken striemden hun huid en sneden in hun ogen. De wind zwol aan en woei in hun oren.
Gegrom weerklonk achter hen. Aubree onderdrukte de neiging om zich om te draaien en te kijken wel wezen dat geluid geproduceerd kon hebben. Poten roffelden op de aarde. Ze kon de hijgende adem haast voelen op haar huid. De haartjes in haar nek stonden rechtovereind.
De sneeuw belemmerde haar in haar bewegingen, maar ze probeerde met al haar macht nog harder te rennen. Haar leven hing ervan af.
Pierce greep in het duister naar haar hand. Hij trok haar voort, door de laag van het witte spul, die steeds hoger werd. Het knisperde onder hun voeten. Haar ademhaling ging met horten en stoten. Haar longen probeerden zich vol te zuigen met zuurstof.
‘Daarheen!’ Pierce’ stem kwam als een reddende engel. Hij torste haar mee naar een donkere schim in de verte. Hoe dichterbij ze kwam, hoe meer de vorm leek op die van een oude schuur. Ze kon het wel uitschreeuwen van blijdschap, als ze genoeg lucht zou hebben gehad.
Met een grauw sprong er plotseling een monster bovenop hen. Ze gilde, hoog en schel. Het wezen brulde met haar mee. Zijn tanden blonken in het licht van de kleine olielamp. Speeksel droop uit zijn bek. De huid van het beest leek gemaakt van gehard leer, al zag het er een stuk glibberiger uit. Vier gespierde poten stonden diep in de sneeuw. Op zijn rug zaten een aantal metalen stekels, die er messcherp uitzagen. Zijn reusachtige kop bezat geen ogen, wat het geheel alleen nog maar enger maakte. Het was alsof het monster uit haar ergste nachtmerries was ontsnapt en in levende lijve voor haar stond.
Pierce slaakte een strijdlustige schreeuw, waarna hij het olielampje met een zwaai op het mormel af gooide. Het voorwerp beschreef een boog door de lucht, waarna het precies op de kop van onze belager belandde. Het beest brulde en sloeg naar de plek waar hij geraakt was met zijn voorpoten. In de paar secondes waarin hij was afgeleid sleurde Pierce haar langs het wangedrocht, naar de veiligheid van de hut. Tenminste, relatieve veiligheid. Ze twijfelde er niet aan dat het monster geen partij was voor het hout waarvan het gebouw was gemaakt.
‘Hou vol Aubree!’ riep Pierce haar toe terwijl ze de laatste meters aflegden. Het beest, dat besefte dat ze langs hem waren geglipt, draaide zich om en kwam hen achterna. Hij was te laat; de twee mensen stortten zich naar binnen en wierpen de deur onmiddellijk dicht. In hun vaart struikelden ze beiden over een balk die in het midden van de schuur lag. Aubree zag de vloer in een rap tempo dichterbij komen en strekte haar handen uit om zichzelf op te vangen. Maar de grond zou ze nooit raken. Zij en Pierce vielen in een gat dat gevuld leek te zijn met niets dan eindeloze duisternis.
-.-.-.-.-.-.-.-
Met een doffe klap belandde Aubree op de grond. Vreemd genoeg leek deze te golven. Kreunend hees ze zichzelf overeind, terwijl haar ogen de omgeving scanden. Er leek een pad te zijn, gevormd door zwevende schijven die in het luchtledige hingen. Ze straalden een zwak licht uit. Verder was er enkel duisternis.
‘Waar zijn we nu weer beland?’ Pierce’ stem klonk vermoeid, maar Aubree was maar wat blij om hem te horen. Ze kon zich niet voorstellen wat ze zou doen als hij plotseling verdwenen zou zijn.maar Aubree kon hem wel kussen. Ze was opnieuw niet alleen!
Hij zuchtte en ging staan. ‘Deze manier van transport is niet bepaald mijn ding,’ mompelde hij. Ze glimlachte en knikte. Daar was ze het hartgrondig mee eens.
‘Daar is de volgende aanwijzing.’ Ze wees naar een bordje, dat net als de plateaus in de lucht zweefde.
“Beiden nog in leven
Wie had dat gedacht?
Schiet wel op, je hebt maar even
Opdracht: verlaat de nacht.”
Het gedicht werd gevolgd door de hoofdletters AG. Ze herinnerde zich de hoofdletters AN onder de vorige opdracht. ANAG.
‘Deze lijkt me niet zo lastig,’ zei Pierce opgelucht. ‘We moeten aan de overkant van het zwarte gat zien te komen.’ Aubree trok één wenkbrauw op.
‘Zo makkelijk kan het niet zijn. Er moet nog ergens een addertje onder het gras zitten.’ Haar blik gleed in het rond. Behalve de schijven kon ze niets ontdekken dat hen tot hulp kon zijn bij de opdracht.
‘Schiet wel op, je hebt maar even,’ citeerde Pierce. ‘Volgens mij is het verstandig als we zo snel mogelijk beginnen en niet zo paranoïde denken.’ Ze knikte en wandelde naar de rand van hun startpunt. Een korte blik naar beneden vertelde dat de ruimte om hen heen werkelijk leeg was. Het was vreemd om te bedenken, maar er was helemaal niets.
‘Laten we dan maar snel van start gaan,’ mompelde ze. Voorzichtig strekte ze haar been uit naar de grote discus in de lucht. Zodra haar voet op het oppervlak stond, liet ze beetje bij beetje meer lichaamsgewicht op haar been rusten. Ze wachtte af. Toen er na een aantal seconden niets gebeurde, stapte ze over. De schijf deinde licht op en neer, maar ze bleef in ieder geval staan.
‘Gaat het?’ klonk Pierce’ bezorgde stem. Aubree rolde met haar ogen en grijnsde.
‘Ineens niet zo stoer meer, hè? Het gaat prima. Schiet nou maar op.’ Zonder aarzelen stapte ze over naar het volgende plateau. Iets door haar knieën gebogen om haar evenwicht te hervinden, wachtte ze op Pierce. Hij bleef nog even drentelen langs de rand, maar hakte toen de knoop door en sprong op de eerste cirkel. Die stuiterde op en neer, maar hield zijn gewicht.
Ze wandelde over de volgende schijven. Achter haar hoorde ze Pierce naar adem happen.
‘Niet naar beneden kijken,’ sprak ze zonder zich om te draaien.
‘Hoogtevrees,’ kreunde hij klaaglijk.
‘Gewoon recht naar voren kijken en doen alsof je op straat loopt,’ raadde ze hem aan. Soepel verplaatste ze zich over nog eens drie cirkels. Deze opdracht viel mee. ‘Ik zie het einde al!’ In de verte zag ze een stenen plateau dat omrand was met blauwe lichten. Ze gokte dat er nog zo’n honderd tot honderdvijftig stapstenen tussen hen en hun eindbestemming lagen.
Ze waren ongeveer halverwege toen Pierce’ stem ongerust de stilte verbrak.
‘Aubree? We hebben een probleem.’ Ze keek om en zag onmiddellijk wat hij bedoelde. De eerste schijf viel naar beneden. Althans, de eerste van de rij. Zelfs van die afstand zag ze het gat tussen hun startplateau en de eerstvolgende cirkel. Hij trilde, voordat hij gevangen werd door de zwaartekracht en naar beneden tuimelde. Het licht dat hij tot voorheen had uitgestraald doofde.
De volgende grote discus trilde en viel uit. Nog een. En nog een. Ze volgden elkaar in een hoog tempo op, tot ruim een kwart was verdwenen. In stilte bad Aubree dat het daar op zou houden, maar instinctief wist ze dat dat niet het geval was.
‘Rennen!’ Pierce schreeuwde en gebaarde dat ze verder moest gaan. Ze sprong naar de volgende cirkel. Nog voordat ze weer in balans was ging ze verder. Maar Pierce vond het allemaal niet snel genoeg gaan en riep dat ze vaart moest maken. Ze haalde diep adem en zette het op een rennen. De schijven vlogen onder haar door. Zonder nadenken rende ze lichtvoetig voort, de automatische piloot nam haar bewegingen over. Het eindpunt kwam dichterbij en dichterbij. Zo snel als haar benen haar konden dragen rende ze over de cirkels naar de veiligheid.
Net toen ze dacht buiten de gevarenzone te zijn bleef haar voet plotseling haken achter de voorlaatste schijf. Met een gil vloog ze naar voren. Wanhopig greep ze naar het eindplateau. Ze haalde haar onderarmen open, maar haar vingers klemden zich om de rand heen. Pierce vloog over haar heen en landde op het steen. Achter haar hoorde ze de laatste schijf trillen, ten teken dat hij zich overgaf aan de zwaartekracht.
‘Pierce!’ krijste ze, in hoop dat hij haar kon redden. Haar benen bungelden gevaarlijk en ze moest zichzelf ervan weerhouden om naar beneden te kijken. Spontaan begon ze te zweten. Haar vingers gleden langzaam weg; ze hield het niet lang meer vol.
‘Ik heb je!’ Pierce greep haar vast. Met een uiterste krachtsinspanning trok hij haar uit de diepte, in de veiligheid van het plateau. Trillend rolde Aubree op haar rug.
‘Bedankt,’ mompelde ze. Als hij er niet was geweest was ze als een baksteen naar beneden getuimeld, haar dood tegemoet. Pierce hijgde alleen maar en sloeg zijn arm voor zijn ogen.
‘Addertje, zei je toch? Ik geloof dat dit een tien meter lange anaconda was.’ Ondanks hun situatie moest ze lachen.
‘We moeten nu alleen nog van dit eiland af zien te komen,’ mompelde ze. De woorden hadden haar mond nog niet verlaten toen er een trilling door het steen heen trok. De blauwe lichten aan de rand flikkerden even, waarna ze doofden. Aubree’s hart bonkte in haar keel. Ze wist wat er nu ging komen, maar ze wenste uit alle macht dat het niet zou gebeuren.
Natuurlijk luisterde het universum niet naar haar. Het plateau viel onder hen weg, tuimelde de diepte in en nam Aubree en Pierce mee. Ze schreeuwde, maar op hem na was er niemand die haar hoorde.
Het was voor niets geweest, ze hadden verloren. Dat was de enige gedachte die door haar hoofd spookte terwijl ze haar ondergang tegemoet stortte.
-.-.-.-.-.-.-.-
Met de schreeuw nog steeds op haar lippen kwam Aubree in het water terecht. Ze schoot onder het oppervlak. De kou die haar omsloot bracht haar in shock. In een opwelling hapte ze naar adem, maar het enige dat haar longen vulde was water. IJskoud water. Alleen dankzij haar overlevingsdrang kreeg ze haar lichaam in beweging. Ze trappelde en worstelde om naar boven te komen. Uit alle macht probeerde ze de opkomende paniek te onderdrukken. Als ze maar omhoog zou zwemmen, en niet nog dieper zou duiken!
Net toen ze dacht dat ze het niet zou halen brak ze door het wateroppervlak heen. Meteen begon ze te hoesten als een bezetene. Eindelijk, zuurstof! Opgelucht haalde ze adem, al kuchte ze af en toe nog na.
‘Aubree?’ Pierce zwom met krachtige slagen naar haar toe. ‘Leef je nog een beetje?’
‘Half,’ mompelde ze, waarna ze hem een zwakke glimlach schonk. Terwijl haar ademhaling nog af en toe haperde, keek ze om zich heen. Ze waren in een ondergrondse spelonk terecht gekomen, die volgelopen was met water. Er kwam schemerig licht van een onzichtbare bron, wat de hele sfeer onheilspellend maakte. Ze liet haar blik omhoog glijden, maar zelfs toen ze haar hoofd in haar nek had gelegd kon ze het plafond niet zien. Plotseling voelde ze zich ontzettend klein.
‘We moeten klimmen,’ zei Pierce. Hij zwom naar een van de rotswanden en wees naar het bordje dat eraan bevestigd was. Aubree volgde hem en las de boodschap.
“Omhoog gaat de weg
Die jullie naar de vrijheid zal leiden
Wie niet zwemmen kan heeft pech
En ook de spanning zal niet verblijden.”
Daaronder stonden de letters RA.
‘Anagra,’ mompelde Aubree voor zich uit.
‘Wat zeg je?’ Pierce keek haar vreemd aan, alsof ze van een andere planeet afkomstig was.
‘Anagra. Dat vormen de letters die onder de opdrachten stonden,’ legde ze uit. ‘Ik weet niet wat het is of hoe je het uit moet spreken. Maar misschien is het belangrijk.’ Hij haalde zijn schouders op.
‘Hoe dan ook, we moeten hier omhoog klimmen,’ zei hij. Ze keek omhoog en zag aan de rotswand allerlei handgrepen bevestigd waren. Ook zag ze groeven die van nature in het steen gezeten moesten hebben. Ze zuchtte, maar greep het eerste handvat vast. Haar spieren kreunden in protest terwijl ze zichzelf optrok, maar ze besefte dat ze niet op kon geven. Het zou haar niets verbazen als het water plotseling begon te stijgen.
‘Hoor je dat ook?’ vroeg Pierce ineens. Aubree spitste haar oren en luisterde scherp. En inderdaad, ergens leek een soort gezoem vandaan te komen, dat het geluid van kabbelend water overstemde. Het deed haar denken aan het geluid dat een elektriciteitskast maakte. Een naar gevoel nestelde zich in haar onderbuik. Elektriciteit in combinatie met water? Geen goed idee.
‘Laten we maar opschieten,’ zei ze gehaast. Ze verplaatste haar voet naar een steun hoger, waarna ze zichzelf omhoog duwde en een handgreep boven haar hoofd vastpakte. De regel die ze vroeger had geleerd spookte rond in haar gedachten. Eén uit, drie in. Rechtervoet uit, handen en linkervoet in. Het werd als het ware een mantra, ze bleef het herhalen in haar hoofd. Als in trance bewoog ze zichzelf voort en klom hoger en hoger, totdat ze ruw werd onderbroken door geknetter onder haar. Ze wierp een blik in de diepte. Zag ze nou werkelijk vonken dansen over het water?
Pierce, die haar met gemak had bijgehouden en naast haar aan de rots hing, keek bezorgd naar een bepaald punt in de verte. Er klonk een gekraak als van een oude deur die werd geopend. Het geluid van staal dat tegen staal schraapte deed haar ineenkrimpen. Het echode in de spelonk. Aubree wachtte af, niet wetende wat ze kon verwachten. Al gauw klonk het geluid van vallend water. Er stortte een waterval in het ondergrondse meer, waardoor de grot langzaam werd opgevuld.
‘Oh. Spanning!’ Er ging een lichtje op bij Pierce. ‘Ze hebben het water onder stroom gezet.’ Dat vermoeden had ze al. Desondanks dat spoorde Aubree haar spieren aan. Ze moest koste wat het kost het water voorblijven, en eerder het einde bereiken. Als dat er ooit zou komen, tenminste. Het plafond was namelijk nog steeds niet in zicht.
Het water bleef maar stijgen. Donkere golven klotsten dreigend in de diepte. Aubree vermoedde dat er nog enkele meters tussen haar voeten en het wateroppervlak lagen. Af en toe hoorde ze de elektriciteit zoemen, als een zwerm woeste bijen. Al haar spieren protesteerden en begonnen te verzuren. Haar vingers werden stijf, waardoor ze steeds minder grip kreeg op de handgrepen. Toch zette ze stug door, opgeven was geen optie.
Er leek een eeuwigheid voorbij te gaan, toen Aubree plotseling haar hoofd stootte. Opgelucht tastte ze in het duister het plafond af, op zoek naar de uitgang. Met haar vingers voelde ze een soort groeven, die in een rechthoekige vorm liepen. Ze duwde er met haar schouder tegenaan, maar er was geen beweging in te krijgen.
‘Pierce, kan jij dit open krijgen?’ vroeg ze. Hij knikte en klom haar voorbij nadat zijzelf een stukje was afgedaald.
‘Pas op dat je niet te ver klimt, ik heb niet zo veel behoefte aan een barbecue,’ mompelde hij. Ze besloot daar wijselijk niet op te reageren en hem te laten concentreren. Ondertussen keek ze angstig naar het grauwe water, dat dreigend bleef stijgen. Af en toe knetterde het gevaarlijk, alsof het wilde zeggen dat het haar kwam halen.
Gekraak boven haar. Pierce kreunde, maar duwde het luik open. Er stroomde een vaag straaltje licht naar binnen. Hun redding!
‘Ga, ik kom je achterna,’ hijgde hij. Aubree aarzelde voor geen seconde en klom uit de donkere spelonk. Ze plofte op de grond en wachtte tot Pierce bij haar was. Zodra hij vaste grond onder zijn voeten had gooide hij het luik dicht en sloot de grot met het dodelijke water af.
-.-.-.-.-.-.-.-
Op dat moment ging er boven hun hoofden een schuif open. Onmiddellijk viel er een lange straal zand naar beneden. Aubree stapte vlug opzij zodat ze er niet onder werd bedolven. Met haar rug botste ze tegen een glazen wand aan. Er zat een glooiing in verweven, een welving die helemaal rondliep in een cirkel en bovenin smaller werd. Ze herkende de vorm; ze zaten opgesloten in een zandloper.
Pierce gebaarde naar het bordje, dat op de vloer was geschroefd.
“Gevangen in de tijd
Van de regen in de drup
Terwijl de vijfde minuut verglijdt
Ga ik nu dus meer naast Up.
M.”
‘Dat sloeg werkelijk nergens op.’ Pierce haalde gefrustreerd zijn hand door zijn haar. ‘Vooral die laatste is echt onzin.’
Al was Aubree het roerend met haar eens, ze bleef stil. Haar brein had een moment van rust nodig om het te laten bezinken. Over vijf minuten zou de zandloper vol zijn, dus tegen die tijd moesten ze ontsnapt zijn. Dat betekende dat er een manier was om de zandloper te openen.
Haar blik viel onmiddellijk op een hoopje zand dat onder het bordje lag. Ze veegde de zandkorrels weg en onthulde een stoffige monitor. Een oud toetsenbord zat ingebouwd in de vloer. Daarnaast zag ze een klein beeldscherm met twintig vakjes erop. Zodra ze het aanraakte zweefde de het systeem op en bleef op werkhoogte in de lucht hangen.
Pierce, die over haar schouder meekeek, zuchtte. ‘Wat moeten we daar mee?’
‘Ik geloof dat we twintig letters in moeten vullen, zodat we niet worden verdronken in het zand,’ zei ze. ‘Ik weet alleen niet welke letters.’ Pierce staarde naar het gedicht.
‘Voer de laatste regel eens in?’ stelde hij voor. Aubree deed wat hij zei, het paste in ieder geval wel, maar er flikkerde een rood lampje. “Code niet geaccepteerd,” schoof over het scherm.
‘Het is de enige zin met twintig letters!’ zei hij verongelijkt. Kort keek hij om naar de berg met zand, die iedere seconde groeide. ‘Gebruik anders een andere woordvolgorde,’ opperde hij.
‘Ik ga nu dus meer naast Up,’ spelde ze. ‘Code niet geaccepteerd.’
‘Dus ik ga nu meer naast Up?’
‘Niet geaccepteerd.’
‘Verdorie!’ Hij sloeg met zijn vuist tegen het glas. ‘Met ‘nu’ vooraan?’ Ze voerde het in, maar het had geen effect.
Terwijl het zand al tot boven hun knieën kwam, nam Pierce het van haar over en probeerde ieder woord vooraan te zetten. Ondertussen vroeg Aubree zich af wat ze misten. Zo lastig kon het niet zijn!
Haar blik viel op de letter M onder het gedicht. Plotseling begreep ze het.
‘Anagram. Het is een anagram!’ zei ze. Toen Pierce haar niet-begrijpend aankeek, legde ze het uit. ‘We moeten de letters door elkaar gooien en een nieuwe zin maken.’
‘Dat zijn teveel mogelijkheden, het lukt nooit op tijd!’ Hij gebaarde naar het zand dat zijn middel omsloot. ‘Tegen de tijd dat we de juiste zin hebben zijn we al lang verdronken. In zánd!’ gromde hij.
‘Niet opgeven,’ bemoedigde ze hem, ‘het moet te doen zijn.’ Ze voelde dat de oplossing binnen handbereik lag, op het puntje van haar tong. Het zou enkel een kwestie van tijd zijn voor ze de juiste code hadden. ‘Probeer woorden te vormen met dezelfde letters,’ droeg ze hem op.
Even bleef het stil. Ze hoorde enkel het geluid van het vallende zand. Het kroop langs haar lichaam omhoog. Haar brein was koortsachtig op zoek naar mogelijke oplossingen. Super, paard, krimpen; allemaal woorden die gevormd konden worden met dezelfde letters. Maar een logische zin ervan knutselen wilde niet lukken.
‘Je kan er urine van maken.’ Pierce grinnikte kort. Ze wierp hem een vernietigende blik toe. Ze stonden op het punt om te sterven, en hij ging grappen maken? ‘En pastasaus. Oh, toch niet. Er mist een s.’ Hij zuchtte. ‘Nu heb ik honger.’
Aubree bevroor. ‘Wacht eens even,’ mompelde ze. ‘Waar was ons serum van gemaakt?’
‘Pindasaus en augurken.’ Pierce haalde zijn schouders op. ‘Hou op over eten, ik krijg er trek van.’ Ze hield haar hoofd schuin en keek hem aan.
‘Pindasaus en augurken. Pierce, je bent een genie!’ Opgewonden begon ze de letters in te voeren. Haar vingers vlogen over de toetsen. Toch kwam ze één letter te kort.
‘Dit móét het wel zijn! Waarom past het niet?’ Frustraties borrelden op. Het zand steeg tot aan haar kin. Ze had niet veel tijd meer. Waarom was het niet goed?
‘Streep iedere letter af,’ suggereerde Pierce. ‘We missen één letter.’
Ze deed wat hij zei. ‘Met! Het is pindasaus met augurken!’
‘Voer het in!’ Ze kon niet meer antwoorden; haar lippen werden bedekt met zand. Met hoopvolle ogen keek ze naar het lampje, dat voorheen enkel rood had geknipperd als ze een zin invoerde. De boodschap “code geaccepteerd” vloog over het beeldscherm, dat vervolgens groen oplichtte. Inwendig juichte ze en deed ze een overwinningsdans.
Plotseling viel de vloer onder hen weg. Samen met de berg zand stortten ze naar beneden. Terwijl ze door het luchtledige zweefde, greep ze Pierce stevig vast. Hij glimlachte, wetende dat ze hadden gewonnen en terugkeerden naar hun echte leven. De wind nam alle zandkorrels mee. Onder hun zagen ze zichzelf liggen op de metalen tafels, nog altijd vastgebonden. In de kamer zaten drie laboranten, die al hun bevindingen nauwkeurig noteerden. Een tinteling trok door haar heen. Vlak voor ze haar eigen lichaam raakte bevuilden zwarte vlekken haar zicht, waarna haar blikveld brak en duisternis bezit van haar nam.
-.-.-.-.-.-.-.-
Er zijn nog geen reacties.