Opdracht: De vreemde uitnodiging.
Op een ochtend schrik je wakker en vind je een vreemde groene envelop op de deurmat. Vertwijfeld open je de envelop en leest het krullerige handschrift:
Gefeliciteerd,
De grootste verandering die u in u leven zou kunnen mee maken is binnen handbereik. Nieuwsgierig? We verwachten u om acht uur 's avonds voor de sporthal.

Meer staat er niet, geen afzender, niets. Het is de bedoeling dat je personage om acht uur 's nachts voor de sporthal staat. Of hij/zij er bewust heen is gegaan of er per ongeluk beland is, mag je zelf bepalen. Dat betekent dat het niet verplicht is dat je personage een envelop ontvangt, hij kan er ook per ongeluk voorbij lopen en in het verhaal gezogen worden, of misschien is hij/zij wel blijven staan om te luisteren naar de voorlezende stem van de man die jullie personages het verhaal in 'leest'. Met andere woorden: Laat je fantasie je vrije loop.

Maar dat is niet alles. Jullie personages zullen een prachtige stem horen. "Een stem zo betoverend dat je in het boek getrokken wordt", letterlijk. Jullie personages verdwijnen op hetzelfde punt in het boek, als de man ongeveer op de helft van de bladzijde is waar hij begon met lezen. Alle personages belanden op een andere plek maar wel in dezelfde wereld. De wereld is maar voor de helft uitgestippeld, jullie mogen zelf een heel stuk verzinnen van de wereld.

Helaas moet ik bekennen dat jullie personages ook nog een verrassing staat te wachten, want net als jullie personages aangekomen zijn in de wereld en nauwelijks van de schrik bekomen zijn, zal de lucht zal boven hun hoofden betrekken en zwart kleuren. Een wilde storm zal losbarsten en wanneer jullie personages omhoog naar de hemel zullen kijken, zullen ze snappen dat het geen wolken zijn, maar vogels die reageren op paniek. Een wolk van vogels, zogezegd, kraaien of raven.
Elke keer dat je personage meer in paniek raakt, zullen er meer vogels op hem/haar afkomen.

Hoe komen jullie personages er levend vanaf, zul je je afvragen. Nou, dat is een zorg voor de volgende opdracht, want je opdracht moet ergens eindigen bij de aanval van de vogels, dus niet dat je personage al half dood is als je stopt.

Oh, en om jullie gerust te stellen: Bij de volgende opdracht zullen jullie personages wel degelijk hulp krijgen, dus niet dat personage nu al van kant wordt gemaakt.


Wat jullie samengevat dus gaan doen:
- Jullie kiezen of je personage het verhaal in wordt gezogen omdat hij/zij naar de plaats kwam vanwege de uitnodiging of er toevallig liep.
- Jullie personage wordt het verhaal ingezogen.
- Jullie kunnen eventueel een stukje schrijven over hoe jullie personage het land verkent.
- Jullie personage ontdekt de vogels en wordt er door aangevallen.

Belangrijk:
- Minimaal 1000 woorden
- Maximaal 5000 woorden

Deadline: 10 september 2016.

De vreemde uitnodiging

      Plots schrik ik wakker. De schelle stem van mijn buurvrouw is duidelijk hoorbaar doorheen de slecht geïsoleerde muren in mijn appartementsgebouw. Ik ben het intussen al wel gewoon; na de dood van mijn vader was dit mislukte krot alles wat mijn moeder zich nog kon veroorloven. Toen ik twee jaar geleden besloot mijn studies verder te zetten aan de universiteit, kreeg ze het financieel enkel zwaarder. Sindsdien heeft ze besloten dat haar voornaamste wekelijkse aankoop een combinatie is van zo een vijftien pakken sigaretten en enkele flessen wodka.

      Vermoeid reik ik naar de grond naast mijn bed, op zoek naar mijn gsm. Ik grijp hem vast en kijk naar het uur. 'Het is werkelijk wonderbaarlijk hoe die vrouw zichzelf al zo kan opjagen om verdomme kwart over zeven 's morgens', mompel ik tegen mezelf.
Ik besluit toch maar op te staan, aangezien mijn eerste les toch al om negen uur start en mijn buurvrouw waarschijnlijk nog wel even zal staan schreeuwen. Met een half oog open strompel ik naar de keuken.
'Debbie!' klinkt mijn moeders stem vanuit de woonkamer. 'Er is post voor je.'
'Waar heb je het gelegd?' reageer ik. Het huis wordt gevuld met een stilte, gevolgd door een zucht van mijn kant. Ze weet het niet meer.
'Mam, weet je wat helpt? Die fles alcohol niet op één nacht leeg zuipen, dan zou je je misschien nog wat herinneren van de dingen die je doet.'
Meteen hoor ik het geluid van een aansteker. Hoewel ze normaal gezien niet de gewoonte heeft binnen te roken, doet ze het nu toch om simpelweg een statement maken. Ze wil laten zien dat zij de baas is, dat ze kan doen wat zij wil.
Ik open de ijskast en zoek naar de melk. Gecombineerd met cornflakes is mijn ontbijt al snel klaar. Van zodra ik me neer zet op een stoel, zie ik in de verte een vaalgroene envelop op het aanrecht liggen. Ik twijfel even. Zou ik eerst verder eten, of hem nu al openen? Mijn curiositeit wint het dilemma en ik sta op om de envelop te halen. Onvoorzichtig scheur ik hem open, benieuwd naar wat er staat in een brief die aan mij gericht is.


Gefeliciteerd! De grootste verandering die u in uw leven zou kunnen meemaken is binnen handbereik. Nieuwsgierig? We verwachten u om acht uur 's avonds voor de sporthal.


      Wat een vreemde brief... Nieuwsgierig? Dat wel, ja, maar of ik het vertrouw? Neen. Het krullerige handschrift geeft een serene en vertrouwde sfeer aan de brief, maar toch blijft het een vreemd principe. Je ontvangt een brief waarin staat dat je die avond ergens naartoe moet, waarna je zomaar geacht wordt op die plaats aanwezig te zijn. Geen aanleiding, geen afzender, geen uitleg. Het enige woord dat ik kan bedenken om deze situatie te omschrijven, is... wel, bijzonder. Bijzonder is een toepasselijke term, al impliceert dat uiteraard niet dat het ook betrouwbaar is. Ik besluit dit hele gebeuren gewoon uit mijn hoofd te zetten en gooi de brief in de afvalbak. Zo, dat is ook weer voorbij.


***


      Een brede glimlach verschijnt op mijn gezicht wanneer ik Marcus onverwacht tegen het lijf loop. 'Hee!'
Hij draait zijn hoofd en geeft meteen een blijk van herkenning. Wat leuk om hem nog eens te zien na drie jaar.
'Hoi, Deborah!' antwoordt hij enthousiast. Typisch dat hij mijn volledige naam gebruikt. Hij is altijd de enige geweest die het vertikte om me Deb te noemen. 'Dat is te simpel voor zo een speciale meid als jij', zei hij altijd.
'Je bent blijkbaar nog steeds te koppig om mijn bijnaam te gebruiken', grap ik.
'Hij is nog steeds te simpel voor zo een speciale meid als jij.' Marcus knipoogt naar me, waarna we allebei zacht lachen. Er volgt een stilte die erom vraagt opgevuld te worden. Twijfelachtig probeer ik een zin correct aan elkaar te breien. Hij knikt meteen erg opgewekt als ik hem vraag of hij misschien wat wil gaan drinken.

      We wandelen zij aan zij naar de horecazaak waar we enkele jaren geleden collega's van elkaar waren. 'Hier ben ik echt al eeuwen niet meer geweest', zeg ik tegen Marcus. Hij knikt. 'Voor mij is het ook al ruim een jaar geleden, hoor.'
De Black & Red ziet er precies hetzelfde uit als hoe ik het me herinner. Zelfs na al die jaren is het terras nog steeds gevuld met de bekende rode tafeltjes, elk omsingeld door vier zwarte stoelen. We zetten ons neer aan een van de tafeltjes, ik met mijn rug naar de bistro, hij recht tegenover me. Het warme zonlicht brandt op mijn huid. De parasol, bedoeld om de zon wat af te zwakken, reikt net niet ver genoeg om ons tafeltje te beschermen tegen de sterke zonnestralen.
'Zou je niet wat meer in de schaduw gaan zitten?' vraagt Marcus bezorgd. Ik kijk hem aan met een verwarde blik.
'Marcus, we zijn zwart. Ik weet dat ik maar een mengeling ben van blank en zwart, maar het blijft donker. Zwart verbrandt niet, weet je wel.'
Een ongemakkelijk lachje verlaat zijn mond. 'Nog steeds dezelfde bijdehante Deborah zoals ik haar ken, precies zoals ik haar graag heb', zegt hij trots. Ik kan het niet laten mijn hoofd verlegen weg te draaien.
Deze jongen was altijd al zo geweldig geweest, altijd even lief tegen me. Helaas vonden zijn ouders dat niet van mij. Ik was niet goed genoeg. Niemand was goed genoeg voor hun perfecte zoon. Jammer, want ik ben er zeker van dat we een fantastisch koppel zouden zijn.
Een warme hand op mijn schouder haalt me uit mijn gedachten. 'Mevrouw, kan ik u wat brengen om te drinken?'
Even later worden onze drankjes voor ons op het tafeltje gezet. Marcus krijgt een limonade, ik houd het op bruiswater. Plat water heb ik nooit graag gedronken. Ik begrijp niet hoe mensen dat lekker kunnen vinden, dat smaakt toch naar niets? Geef mij maar wat prik bij dat water, dat geeft een leuk gevoel op de tong.
'Dus, vertel eens,' begint Marcus, 'wat doe jij op een maandagmiddag in het winkelcentrum?'
Ik word even stil van de vraag die hij stelt. Wat kwam ik weer doen? De onverwachte ontmoeting heeft mijn dagschema volledig in de war gestuurd. Dan herinner ik het me weer. 'Ik kwam wat boodschappen halen. Je weet wel, een beetje eten, wat vrouwendingen.'
Marcus lacht. 'Vrouwendingen?'
'Wel, ja... Vrouwendingen, hé. Voor de tijd van de maand, weet je', giechel ik.

      We praten nog lang. De tijd tikt verder, terwijl het tafeltje almaar meer gevuld wordt met drankflesjes. Wanneer ik op mijn horloge kijk, zie ik dat het tien voor vijf is. 'Marcus,' zeg ik twijfelachtig, 'ik heb slecht nieuws.'
Hij haalt zijn gsm uit zijn broekzak, zodat hij ook ziet hoe laat het is. 'Ik vrees dat je gelijk hebt', zegt hij, waarna hij zijn hand opsteekt naar een ober. 'Mogen we de rekening, alsjeblieft?' De kelner knikt en loopt weer naar binnen.
'Ik vond het echt gezellig', zeg ik verlegen tegen Marcus. Hij stemt in en vraagt of we de namiddag eens kunnen herhalen. Ik knik als bevestiging en sta stilaan recht.
'Ik denk dat je het niet echt begrijpt', onderbreekt hij mijn vertrek. Verward kijk ik hem aan.
'Kunnen we de namiddag misschien vanavond al eens herhalen?'
Een stilte volgt, die pas enkele seconden later door mijn stem wordt opgevuld. 'Mij goed. Bij jou om negen uur dan? Zelfde adres als vroeger?'
Marcus knikt met een brede glimlach op zijn gezicht. Voor we afscheid nemen, betalen we onze schuld aan de kelner. Dan beëindigen we een leuke namiddag met een knuffel en gaan vervolgens weer elk onze eigen weg.

      Nadat ik naar de winkel ben geweest en wat eten heb klaargemaakt voor mijn moeder en mij, spring ik de douche in. Als ik me snel was en omkleed, kan ik rond half acht vertrekken voor mijn dagelijkse beweging: een eindje joggen.
Na een gehaaste douchebeurt kleed ik me aan. Voor het gemak besluit ik met een rugzak te gaan lopen. Zo kan ik me na mijn aankomst bij Marcus meteen wat opfrissen en me omkleden. Bovendien hoef ik mijn fles water dan niet constant in mijn handen te houden, maar kan ik hem gewoon opbergen in de tas.
Ik zoek een paar sokken en doe mijn sportschoenen aan. Het zijn best dure merkschoenen, wat misschien vreemd lijkt voor iemand die in een krot woont als mijn appartement. Ik heb er echter hard voor gewerkt in mijn vakanties, zodat ik het me kon veroorloven zulk schoeisel te kopen. Uiteraard doe ik erg lang met zo een dure aankoop. Deze schoenen zijn zelfs al ruim twee jaar oud, gekocht met het geld dat ik had verdiend in de Black & Red.
Net als mijn schoenveters gebonden zijn, hoor ik mijn moeders luide stem. 'Debbie!'
Ik rol meteen met mijn ogen. Waarom noemt ze me niet gewoon Deb, zoals ieder normaal mens? 'Debbie' klinkt zo blank, terwijl ik echt wel zwart ben. Zij trouwens ook, dus dat is helemaal niet meer te volgen. Een herhaling van mijn blanke bijnaam haalt me uit mijn gedachten. 'Wat?' schreeuw ik terug.
'Ik ga uit vanavond, goed?' Nee, niet goed, denk ik. Wat ik zeg, is echter wat anders. 'Whatever. Ik ga lopen en daarna naar een vriend. Weet nog niet hoe laat ik terug ben, dus veel plezier.'
Verontwaardigd reageert ze: 'Je vraagt niet eens waar ik naartoe ga? Ben je niet geïnteresseerd of zo? Geef je niet om me, kan het je misschien niet schelen waar ik zit of wat er met me gebeurt?'
Alweer rol ik met mijn ogen. Eigenlijk interesseert het me niet, nee, maar dat kan je niet zomaar tegen iemand zeggen. 'Jawel, mam, tuurlijk interesseert het me wel. Ik wil gewoon nu gaan lopen, zodat ik bij Marcus aankom voor de zon onder gaat.'
Na tien seconden wachten realiseer ik me dat ik geen antwoord meer ga krijgen. 'Doei', roep ik nog, maar weer geen reactie.

      De wind waait langs mijn oren. De snelheid die ik maak, zorgt ervoor dat mijn haren voortdurend naar achter worden getrokken. Auto's vliegen langs me door en fietsers steken me voorbij, terwijl ik honderden gebouwen passeer. Mijn handen bewegen ritmisch mee met mijn loopbewegingen. Hoe langer ik loop, hoe vermoeider ik word en hoe minder kracht ik besteed aan het omhoog houden van mijn armen. Ik zucht opgelucht wanneer ik een pleintje zie. Een pleintje betekent bankjes en dat is precies wat ik nodig heb. Ik zoek een leuk plekje en rust even uit op een propere bank. Het water dat ik al de hele tijd met me meesleep, geraakt nu stilaan op. Waar het flesje eerst volledig gevuld was, blijft er nu nog slechts een dunne bodem water over. Dit pleintje kiezen om uit te rusten was een slimme zet, aangezien het vlak aan een sporthal ligt. Rond het gebouw staan bijgevolg verschillende kraantjes waaraan ik mijn fles kan bijvullen, indien ik daar nood aan zou hebben.
Gefeliciteerd!


Ik zet me wat gemakkelijker tegen de rug van de bank en sluit ontspannen mijn ogen. Eigenlijk is het ongezond om te gaan zitten als je net intensief gelopen hebt, maar ik ben nooit een gezond type geweest. Ik voel enkele zonnestralen die mijn huid verwarmen, een gevoel gelijkend op dat van vanmiddag. Nu brandt de zon echter niet meer zo erg, het is eerder een strelend gevoel. Een zacht zonlicht dat het duizendmaal makkelijker maakt om te genieten van mijn pauze.
Nieuwsgierig?


Plotseling voel ik een fris windje, waardoor mijn armharen rechtop gaan staan. Het begint al wat af te koelen, een teken dat de avond snel zal vallen. Ik kijk op mijn horloge en zie dat het al acht uur is.
De grootste verandering die u in uw leven zou kunnen meemaken.


Een zachte, mannelijke stem dwingt me mijn ontspannen positie te verlaten, zodat ik kan achterhalen wat ik precies hoor. Het is een krachtige stem, luid, maar toch rustgevend. De man klinkt niet boos of lijkt niet te schreeuwen, hoewel het toch duidelijk hoorbaar is. Zoekend kijk ik rond me op het plein, zoekend naar beweging, naar iets of iemand. Niets. Dan moet het wel vanuit de sporthal komen, toch? Opeens realiseer ik het me.
We verwachten u om acht uur 's avonds voor de sporthal.


De brief! Hoewel ik hem meteen heb weggegooid en er verder geen aandacht meer aan heb besteed, ben ik toch op de vermelde plaats op het gevraagde tijdstip. Het lot? Ik heb nooit in het lot of een soort determinisme geloofd, maar dit is wel heel toevallig. Het lijkt te toevallig om nog toeval te zijn. Al snel leidt de rustgevende stem me weer af van mijn filosofisch vraagstuk. Ik hoor slechts één stem, dus het is alvast geen dialoog. Hij lijkt echter ook niet tegen zichzelf te praten, het klinkt alsof hij wat voorleest.
'De aarde lijkt altijd vochtig te zijn. Daardoor is de grond van de magische Wereld van Inkt het ideale plekje voor regenwormen.'
Ik heb geen idee waarover de man vertelt. Een Wereld van Inkt? Klinkt vooral erg eigenaardig.
'De temperatuur bij deze grasvelden is ongeveer vijftien graden. Een zulke aangename temperatuur is echter niet overal werkelijkheid. In de bossen, een eindje verderop, is het slechts zes graden.'
Wat een vreemd verhaal, zeg. Dat oordeel is amper doorheen mijn gedachten geflitst, als ik het gevoel krijg dat mijn rechtervoet slaapt. Ik beweeg hem, zodat ik een vervelend gekriebel uitlok. Meteen krijg ik eenzelfde soort ongemakkelijke, misschien zelfs pijnlijke jeuk in mijn linkervoet. Daarna volgen beide benen, later mijn buik en al snel jeuken ook mijn twee armen. Ik probeer met ieder lichaamsdeel te schudden om het storende gevoel weg te krijgen. Mijn hand zoekt een weg naar mijn voet. Misschien helpt het wel om erop te slaan. Geschrokken zoek ik naar mijn voet die niet meer aan mijn been lijkt te hangen. Dan realiseer ik me dat ik stilaan steeds minder van mezelf kan waarnemen. Geleidelijk aan voel ik mijn lichaam te verdwijnen, alsof het in rook opgaat, tot er niets overblijft dan een klein hoopje stof.


***


      Verwonderd kijk ik rond me. Ik ben omsingeld door wel honderden groene loofbomen. Een prachtig beeld, onbetwistbaar, maar waarom ben ik hier? Hoe ben ik hier zelfs terecht gekomen? Ik hoorde een man wat voorlezen en plots sta ik in het midden van een bos dat ik niet ken. Hier was ik nog nooit geweest, anders zou ik het me vast en zeker herinneren. De doordringende geur die in dit bos domineert, zou ik beslist niet zomaar vergeten. Ondanks de verschrikkelijk vreemde situatie en het feit dat ik ineens ergens ben waar ik niet wilde zijn, lijk ik me vrij ontspannen te kunnen houden. Panikeren heeft in ongekende situaties geen nut en draagt niets bij aan je kans om te overleven. Toch wil ik hier graag weg, in een bos weet je nooit wat je tegenkomt. Zou ik de voorlezende man moeten terugvinden? Of zou er ergens een soort uitgang zijn, die me terug naar de echte wereld leidt? Wacht. Echte wereld? Wat zeg ik toch? Dit moet de echte wereld zijn. Of...
'Daardoor is de grond van de magische Wereld van Inkt het ideale plekje voor regenwormen.'
Is dit dan die Wereld van Inkt waar hij het over had? Dat kan toch niet, dat bestaat niet. Als er een andere wereld zou bestaan, wist de mens daar toch al lang van. Maar wat is deze plaats anders? Er moet wel een of andere vorm van tovenarij in het spel zijn, anders kan dit niet.
Ik schrik op van een boosaardig gegrom. Ik kijk in het rond, zoekend naar de bron van dit beangstigend geluid. Op het eerste zicht merk ik niets op dat een zulk geluid maakt. Wanneer ik me omdraai, zie ik in de verte een donkere schim. Het is iets groot dat dreigend dichterbij komt. Pas na enkele seconden krijg ik een duidelijker beeld van wat ik precies zie. Het kan niet anders, dat is een beer. Er staat een levensechte beer voor me.
Ik ben al vergeten wat ik zonet zei over panikeren en overleven. Zo snel als ik kan sprint ik weg van het dodelijke dier.

      Na een tijdje aan een hoog tempo gelopen te hebben, zie ik de rand van het bos al. Gehaast tracht ik een plaats te vinden waar ik me kan verbergen. Deze beer mag me echt niet terugvinden, dat zou mijn dood betekenen. Mijn ademhaling blijft ongecontroleerd, het lukt me niet weer rustig te worden. Dan schrik ik weer op van een geluid, ditmaal van boven me. Ik kijk ongerust, maar vooral erg voorzichtig naar boven. De lucht betrekt en binnen enkele seconden verandert de blauwe hemel in een grote, pikzwarte vlek. Wat is dit nu weer? Dan lijkt de vlek steeds meer op me af te komen, tot ik me realiseer dat die vlek helemaal geen vlek is. Het is een zwerm vogels die het op me gemunt lijkt te hebben. Doordat ik zo geschokt ben door de reeks onvoorziene gebeurtenissen vanavond, bedenk ik me pas te laat dat ik moet vluchten. Voor ik het weet, ben ik omsingeld door ontelbaar veel vogels. Ik heb het gevoel dat mijn verzwakte benen het zo gaan begeven. Dan wordt het beeld voor mijn ogen volledig zwart, waarna ik hard neerval op de koude grond in het bos.

Er zijn nog geen reacties.


Meld je gratis aan om ook reacties te kunnen plaatsen