32.1: Voordeel
"Je bent er!" Verbaasd en blij kirt mijn stem het bijna, dat was nu ook weer niet de bedoeling. Focus Louis.
"Veel keuze had ik niet." De oude vrouw glimlacht vriendelijk naar me, haar wijsheid straalt er van af. "Waarvoor had je me nodig mijn zoon?" Zei ze dat nu net? Aanvaardt ze mij als familie? Dat is echt een enorm groot compliment!
"Ik weet niet, Harry-" plotseling voel ik een sterke streek in mijn borstkas en mijn hoofd. Alsof iemand anders zich door mijn lichaam aan het duwen is. Ik kreun en zak op mijn knieën, de wereld wordt donker en zwart, draait alsof mijn leven een toneelstuk is waar ik naar kijk. Ik ruik en voel Harry's aanwezigheid, maar hoor niks meer op geruis en klotsend water na. Alsof ik in bad zit en hevig rondjes draai, ongewild. Alsof ik door het putje met het water mee naar beneden getrokken wordt. Het benepen gevoel maakt me paniekerig, er is slechts een stem die even de beweging doorbreekt.
"Kalmeer Louis, je doet het goed. Nog even volhouden. " Het lijkt alsof zijn geest langs de mijne afschuurt voordat de onechte stilte het weer over neemt. Donker en draaiend. Zuigend aan mijn huid, alsof niet enkel mijn energie maar ook mijn levenslust eruit gezogen wordt. Ik moet blijven peddelen en trappen en vechten maar mijn spieren worden zo moe. Voor Beer moet ik zo lang mogelijk vol houden. Ik voel twee aanwezigen rond me, ze praten en duwen en stampen naar me, maar mijn lichaam is te ver weg om iets te voelen. Enkel de vermoeidheid en strijdlust die de angst doet weg tobben. Verder en verder weg.
Ik kreun en duw de stof over me heen van me af, het is niet warm maar gloed heet. Mijn lichaam voelt klam aan. Een kriebelende beweging doet me mijn ogen traag open doen. Het is donker, iets wat mijn ogen niet erg vinden. Het gestalte naast me ligt helemaal aan de andere kant van het bed. Mijn hoofd bonkt, maar hij glimlacht liefjes.
"Har.." Mijn stem is schor en mijn lichaam rolt naar hem toe. Als hij zijn armen voor me opent kruip ik er tevreden in. Ik wil niet eens weten. Wat er gebeurd is. "Is het gelukt?" Dat volstaat. Enkel te weten dat ik me niet zo moe en stijf voel voor niets.
"Ja." Zijn lippen kussen zacht mijn slaap en doen me mijn ogen weer toe doen. Toch bespeur ik verdriet in zijn stem, waarom? Ik kijk hem terug aan, hij zit duidelijk ergens mee. Een bleke kleur en afwezige blik.
"Je moeder is geweldig." Beer bijt op zijn onderlip en knikt overtuigend, maar alles gaat zo traag voor een vampier te zijn. Als hij me terug aankijkt glimlacht hij flauw. "Je mist haar."
"Niet enkel ik." Dat is de snelle oprechte reactie die ik wou.
"Willen Sedrik en Rune ook...?" Harry knikt maar zegt niets. "Ik snap het probleem niet." Een zucht. Zijn sterke lichaam voelt zo gespannen aan tegen dat van mij dat het mijn als een hoopje bloem is.
"Moeder heeft dat liever niet. Ze wilt ons helpen, maar niet dat we jou gebruiken voor zulke dingen. Gisterenavond heb ik je overbruikt, het spijt me." Dus dat was die zuigende kracht. Verward frons ik en laat ik rustgevend mijn vinger over zijn zijde glijden.
"Waarom vraag je het dan niet aan een andere wicca?" Ik krijg bijna een rol van zijn ogen voor mijn domme vraag. Het is alsof de ironie van zijn gezicht af spat, maar eigenlijk is hij gewoon gekwetst en zit hij verveeld met de zaak.
"Omdat niemand anders zo'n gave heeft. Wat ik ook maar probeer bij jou, je magie lijkt geen grenzen te hebben! Ik begrijp dat de vijand jou wil Louis. Dan kunnen ze alles en alles doen, zonder dat het ooit te gek moet zijn."
"Dat probeerden we juist te vermijden..." Mijn woorden zijn stil en doorbreken de gespannen sfeer. Meteen schieten onze ogen zoekend naar elkaar toe en halen we terug rustig adem. Begrip. We zijn het toch ergens over eens. Soms lijkt het nog erger dan in het begin, al die discussies. Harry is zeker niet de makkelijkste persoon om mee samen te leven, we hebben dit nodig. "Dus je kan haar niet meer zien?" Mijn stem klinkt door de vragende toon zowel hoopvol als verdrietig. De krullenbol schudt zijn hoofd waarna hij op kijkt. Het groen van zijn ogen en die volle roze lippen lijken zo intens nu.
"Voorlopig niet nee."
"Wat kan ik nu?" Een kleine glimlach rond de vampier zijn mondhoeken.
"Probeer het maar uit." Die ene wenkbrauw omhoog doet hem er zorgeloos uitzien en me grijnzen.
"Op jou?" Mijn toon is alles behalve braaf, maar dat is dan ook een van onze favoriete spelletjes. Zijn stevige schouders gaan kort omhoog, nonchalant.
"Als je durft." Oh, maar dat moeten ze een Louis Tomlinson geen twee maal zeggen. Wat ga ik doen met hem? Zonder dat ik weet hoe zorg ik ervoor dat de dat losse hemd van hem ontknoopt wordt en zijn gespierde borstkas me tegemoet komt. "Ik bedoelde eigenlijk andere dingen." Har glimlacht onschuldig, maar ik frons kort.
"Ik ga je geen pijn doen."
"Vraag ik dat van je?" Gefrustreerd bijt ik op mijn onderlip. Het weinige maanlicht helpt ook niet echt bij het nadenken. Wat wil hij nou?
"Wat wel dan?" Mijn blik brandt nieuwsgierig in de zijne. Zijn lange lichaam in dit bed is zo afleidend. Beer is te mooi.
"Wel, ik heb verschrikkelijke honger, je kan energie van dat plantje daar op mij overbrengen voordat ik me aan de alcohol vergrijp." Wel, hij zegt tenminste dat hij honger heeft. Ik knik, oké, hoe doe ik dit? Ik denk aan wat ik wil doen, een spreuk, en voel de woorden binnen sijpelen. Langzaam spreek ik ze uit, me concentrerend op de plant en onbewust Harry’s bloedende vinger gebruikend. De omgeving is zo afwezig dat ik draai als ik er op probeer te letten. Wat er allemaal rond me gebeurt, wat ik zelf doe. Als het gedaan is schrik ik op van mijn trance en grijp ik naar de leuning van het bed. Har houdt me nauwlettend in het oog. "Het is gelukt. Het nadeel aan dit is jouw mentale afwezigheid." Geen idee wat mentaal betekent, maar ik voel dat ik het eens met hem ben.
"Ik ga eerst even wat eten." Om niet te zeggen hoe flauw en futloos ik me voel.
"Dat kan een goed idee zijn." Onschuldig grijnst hij zijn witte tanden bloot. Met dat ontblote bovenlijf in bed is hij zo onweerstaanbaar. Ik kom dichterbij en kus hem liefdevol voordat ik terug achteruit deins en glimlach.
"Moet ik iets meenemen?"
"Ik heb niet gezegd dat jij ging." Hij klinkt enorm beledigd, de manier waarop hij het zegt. Alsof ik zijn gekwetst zwak vogeltje ben dat beschermd moet worden.
"Beer," ik grijns en speel ondertussen met zijn lange koude vingers, "ik kan heus zelf de trap af en terug op. Geen probleem."
"Dat is het niet." Hij fronst, maar het is niet op een verdrietige of slechte manier. Zijn roze tong gaat haastig over zijn lippen voordat hij verder gaat. "Je bent zo vreselijk traag Louis. Het is praktischer als ik snel even ga." Een verontwaardigde lach vanuit mijn keel, is dat het?
"Ik ben ook maar een mens hoor." De gedachte dat wat ik doe erg lang voor hem duurt is gewoonweg grappig. Hij moet nog veel langer over zijn vergaderingen en daar wordt veel minder nuttigs in besproken.
"Ik ben dadelijk terug, niet weg lopen ofzoiets." Alsof ik stoute dingen durf te doen. De blik in zijn ogen bij de gedachte van wat ik soms allemaal uitspook is enorm grappig, maar ik grijns slechts en laat hem mijn voorhoofd vluchtig kussen. Voordat ik met mijn ogen kan knipperen is zijn lange gestalte verdwenen in het half duister en laat ik me tegen het bord van het bed aan vallen. Wat een vriend heb ik. Mijn gedachten zijn compleet leeg, ik weet dan ook niet hoe snel Har was als hij met zijn ene hand soepel de deur open duwt en met de andere een volgestapelde plateau draagt. Waarschijnlijk duurde het nog geen minuut.
"Dat ziet er goed uit." Ik kijk verlangend naar de drank op het dienblad. Beer grijnst en komt naast me zitten.
"Dat was eigenlijk niet voor jou." Een zak bloed en alcohol voor hem, brood, dampende thee en koekjes voor mij.
"Ik ben geen kind meer." Ik geef hem een boze blik maar eet dan toch hongerig de snede roggebrood op. "Trouwens, heb je nog zo veel honger sinds mijn spreuk? Ik wil niet dat je-" De stilte die er valt als ik in zijn ogen kijk is zo gevuld. Ze zijn groen en groot, zijn roze lippen glimlachen voorzichtig terwijl zijn grote hand de krullen uit zijn gezicht duwt. Laten we niet vergeten dat hij geen hemd meer draagt, en dan die broek die verdomd laag rond zijn heupen hangt, en zijn die grijns steeds breder wordt. "Antwoord maar in plaats van met me te lachen." Deze keer krijg ik wel een luide hese lach, zijn ene hand omklemt soepel het glaasje rode drank die hem een kleur op zijn wangen geven en zijn ogen een tint donkerder maken.
"Mensen zijn zo grappig." Kleine pretoogjes doen me ook mee lachen om domme redenen. De manier waarop hij dat zei.
"Levendig noemen ze dat Harry."
"Leesbaar als een open boek ja. De traagheid waarmee jij je gedachten sluit kan je geen traagheid meer noemen. Het duurt eeuwig." Hij grinnikt nog eens in zichzelf. Ik duw hem achterover op het bed, maar hij trekt me mee. Lachend lig ik op zijn borstkas, onze benen onhandig in elkaar gehaakt.
"Sukkel."
"Excuseer?!" Hij draait ons om - of probeert het in ieder geval, ik ben hem voor en als tengere wicca sterker dan de aloude koninklijke vampier, dat belooft. Ik lach luid, hij doet echt zijn best om zichzelf te bevrijden.
"Boo-oo."
"Nee Beer, een uil doet oe-hoe." Hij lacht en lacht mee om mijn grap. Meteen komt hij half zittend overeind en haalt zijn grote hand mijn haar ruw door elkaar. "Pestkop."
"Juist het omgekeerde." Hij glimlacht en kijkt me op zo'n manier aan dat we automatisch dichterbij leunen om elkaar kort te zoenen. Wel, wat je kort noemt.
Reageer (1)
Ahww dat laatste stukjeeeee
8 jaar geleden