Foto bij Chapter 7

We lopen langs de kust. We zijn er bijna. Ik hoop het tenminste. Ik kan Serana niet uitstaan.Hoe ze om Vaerel heen draait...Mijn Vaerel! Shakari loopt naast me, en kan haar ook niet uitstaan. 'Shakari is blij als we van haar af zijn,' zegt ze. Ik knik. 'Ja, inderdaad. Ik kan pas goed slapen als ze bij Vaerel weg is.' Serana blijft staan. Zijn we er al? Ik kijk rond. Ik zie niks. 'In de verte ligt het kasteel. Daar woon ik.' Ik ga niet zwemmen. Hier trek ik de grens. Ik zit al bijna twee dagen met haar opgescheept. 'Hier ligt een boot,' zegt Vaerel. Ze lopen ernaartoe. Is dit iets nieuws of zo. Bokul loopt erachteraan. 'Ik denk dat we hier wel allemaal inpassen,' zegt hij. Lekker dan... Demonstratief ga ik naast Vaerel zitten. Ze waagt het niet. Ze gaat tegenover hem zitten. De boot begint uit het niets te varen. Oké dan... Weer begint ze honderduit te vertellen tegen Vaerel. Niet tegen mij, tegen hem. Wat is ze van plan? Bokul zit naast haar. Shakari zit achter me. Ik draai me om en kijk haar aan. Ze knikt alleen maar. 'Ik kan niet wachten eer ik thuis ben. Ik ben zolang weggeweest. Misschien zitten er wel nieuwe gezichten bij. Wat zal vader blij zijn om me te zien. En moeder ook.' Mens, houd je mond. Het interesseert niemand wat. In de verte zie ik kasteel Volkihar opdoemen. Serana draait zich om. 'Daar ligt het! Dat is kasteel Volkihar.' We meren aan. Ze springt uit de boot, en rent naar de poort toe. We lopen haar achterna. 'Gaat het wel?' vraagt Vaerel. Ik knik. 'Ja hoor. Waarom?' 'Je bent zo stil de laatste tijd.' 'Ik ben gewoon moe.' Ik heb geen zin in drama. We droppen Serana af, en gaan terug naar huis. Bij de poort staat een oude man. 'Wie zijn jullie? Wat doen jullie...Serana? Bent u het echt?' Serana knikt. 'Ja, ik ben het.' De man klapt in zijn handen. 'Hoera! Uw vader heeft zolang op deze dag gewacht.' Hij maakt de poort open. 'Ga maar snel naar binnen, hij wacht op u.'
Wat een gigantisch kasteel. Het voelt zo doods aan, en het is zo donker. Een Altmer komt op ons aflopen. 'Welkom terug, sire. Uw vader en de rest zit met spanning te wachten in de eetzaal. Volgt u mij maar.' We lopen achter hem aan. Het is mij allang opgevallen dat hij een vampier is. Mij houden ze niet voor de gek. We komen in een gigantische eetzaal aan. Aan weerskanten van de zaal staan lange tafels waar mensen zitten. Er ligt vreemd voedsel op de borden. Ik denk dat ik weet wat het is. Een man staat op, en komt naar ons toelopen. Hij lijkt van middelbare leeftijd te zijn, maar dat is waarschijnlijk maar schijn. 'Serana! Je bent hier. Ik kan het niet geloven. Vingalmo, bedankt. Je kunt gaan zitten.' De man omhelst Serana. 'Het is goed om weer hier te zijn, vader.' Vader? Dus dit moet heer Harkon zijn. Interessant. Hij kijkt ons aan. 'Ah, en jullie moeten haar bevrijders zijn. Welkom in kasteel Volkihar. Ik ben heer Harkon Volkihar. Ah, ik zie dat mijn dochter de Elder Scroll bij zich heeft.' Ik knik alleen maar. 'Wat, dit? Ja... Die heb ik inderdaad. Maar we zijn in speciaal gezelschap.Vader, dit is de Dragonborn!' Serana pakt me vast, en duwt me naar voren. Oh jee... 'De Dragonborn?' zegt Harkon. Ik knik. 'Ja.' 'Het is een eer,' zegt Harkon. Ik weet niet of hij eerlijk is. Het interesseert me ook niet. Ik voel me hier niet gemakkelijk, ik wil gewoon weg. 'Ik wil jullie bedanken voor jullie hulp. Ik ben al eeuwen opzoek naar mijn dochter. Ik ben bereid om jullie een gift te geven.' Een gift? Wat nu weer? Opeens zie ik een groot, rood licht. Ik houd mijn hand voor mijn ogen en knijp ze dicht. 'Mijn excuses, broeders,' zegt Harkon. Ik kan mijn ogen niet geloven. Harkon is veranderd in een of ander raar wezen. Het lijkt net een soort reptiel. Alsof een draak of een krokodil een baby heeft gekregen met een vleermuis en een mens. 'Toegegeven, het is niet erg charmant. Maar mijn krachten zijn ongeëvenaard. Ik ben bereid om jullie te veranderen in volbloed vampieren. Als jullie dat willen, natuurlijk.' We kijken elkaar aan. Volbloed vampieren? 'Sluit je bij mij aan, en wees een wolf tussen schapen. Keer je me de rug toe, zul je net zoals de anderen prooi zijn.' Ik kijk hem even aan. Ik kijk weer naar de rest. 'Nee, ik accepteer uw gift niet. Heel goed bedoeld, maar als Dragonborn wil ik mijn bloed zuiver houden. Ik deel mijn bloed al met mijn drakenziel. Daar heeft Molag Bal niks mee te maken.' 'Ik hoef het ook niet, heer Harkon,' zegt Bokul. 'Shakari ook niet,' zegt Shakari. We kijken naar Vaerel. 'Aha,' zegt Harkon. 'En jij, elf?' Vaerel kijkt hem aan. Waarom zegt hij nou niks. 'Ik...Ik heb tijd nodig om na te denken hierover.' Verbaasd kijken we hem aan. Meent hij dit nou? Ik kijk Harkon even aan. 'Als u me even wilt excuseren, we zijn zo terug.' Ik grijp Vaerel bij zijn arm en trek hem mee naar de gang. Ik kijk even of we alleen zijn. 'Waar moet jij in hemelsnaam over nadenken?' vraag ik hem. 'Ik zie er wel voordelen in,' zegt hij. 'Je snapt toch wel dat je je dan bij hem moet aansluiten? Hij is de vijand!' Vaerel zucht. 'Oh ja, en de Dawnguard zijn een lekker stelletje.' Ik zucht. 'Luister, ik moet hun ook niet. We hadden nooit naar Dawnguard moeten gaan, überhaupt! Dan hadden we nu dit gesprek niet.' 'Ehm, ik wil niet storen,' hoor ik opeens achter me. Het is Serana. 'Maar...' 'Je stoort, Serana,' antwoord ik. 'Oh, dan wacht ik wel.' Ze loopt terug naar de eetzaal. 'Wat is er aan de hand met jou? De laatste paar dagen ben je zo prikkelbaar.' Serieus? Nu begint hij erover? Heeft hij het nog niet door? 'Heb je een probleem met Serana? Nu ik erover nadenk, jij en Shakari. Beide hebben jullie nog geen fatsoenlijk woord tegen haar gezegd. Ze is gewoon blij dat ze vrij is, dat ze iemand heeft om mee te praten...Ben je soms jaloers?' Uh oh, niet goed. 'Op wie?' Ik sla mijn armen over elkaar. Vaerel trekt zijn wenkbrauwen even op. 'Ik zie het al. Je bent jaloers. Je haat het als Serana tegen me praat, of ook maar iets te dicht bij me is. Je bent bang dat ik er met haar vandoor ga, nietwaar?' Ik voel dat ik rood word. Gelukkig is het hier slecht verlicht. 'En?' vraagt hij. 'Nee,' antwoord ik. 'Je weet dat ik je doorheb, toch?' zegt Vaerel. Ik zucht. 'Laten we het erop houden dat Serana en ik geen vriendinnen zijn, en dat ze niet moet denken dat ze mijn plaats kan innemen. Want dat is niet zo.' Vaerel zucht en drukt een kus op mijn voorhoofd. 'Dat je dat maar weet, schoonheid.'

Er zijn nog geen reacties.


Meld je gratis aan om ook reacties te kunnen plaatsen