Chapter 1.3
Annabeth kon goed luisteren.
Chiara vertelde haar het hele verhaal vanaf de droom. Toen ze de naam ‘Luuk’ noemde, betrok Annabeth.
“Luuk? Waarom zou hij… doodgaan? Waarom is dat zijn lot?”
Ik beet op mijn lip. Blijkbaar was Luuk een goede vriend van haar. “Het… het was maar een droom, Annabeth. En iedereen gaat dood.”
Annabeth staarde naar de grond. “Ja. Misschien heb je gelijk.” zei ze. “Hij is al negentien, dat is oud voor een halfbloed. Meestal worden we niet veel ouder dan zeventien. Maar ga maar verder met je verhaal.”
Ze vertelde verder, over de dagen die ze had doorbracht, over de empousa en hoe ze Percy en Grover tegen was gekomen.
“Maar ik weet nog steeds alleen dat ik Chiara heet.” besloot ze haar verhaal. “Denk jij… dat ik mijn geheugen nog zal terugkrijgen?”
Annabeth schudde met haar hoofd. “Ik vrees dat ik je niet kan helpen, Chiara. Ik ben hier al vanaf mijn zevende. Maar in vijf jaar tijd heb ik dit nog nooit meegemaakt. Geheugenverlies… nog nooit heeft iemand dat in deze vijf jaar gehad. Maar je kan het goed hebben hier. Misschien krijg je dan je geheugen terug, maar ik kan niks met zekerheid zeggen.”
Op dat moment ging de deur open. In de deuropening stond Chiron de centaur.
“Kom.” zei hij. “De jongen is eindelijk wakker.”
Grover zat al naast Percy. Hij voerde Percy een drankje. Toen Percy klaar was, haalde hij een schoenendoos tevoorschijn. “Je hebt mijn leven gered.” zei hij. “Ik… ben teruggegaan naar de heuvel. Ik dacht dat je dit wel wilde hebben.”
Nieuwsgierig drong ze naar voren. Percy opende de doos. In de doos lag een zwart met witte hoorn van een stier. De onderkant leek afgebroken en op de punt zat opgedroogd bloed.
“De Minotaurus.” zei Chiara.
“Eh, Chiara, het is niet zo’n goed idee om…” begon Grover.
“...namen te noemen?” zei ze. Ze sloeg mijn ogen ten hemel. “Mag je hier ook niks zeggen zonder dat het begint te donderen?”
Boven ons rommelde de bliksem.
Ze zuchtte. “Oké, blijkbaar niet, dus.”
“Mijn moeder.” zei Percy. “Is ze echt…?”
Grover sloeg zijn ogen neer. “Het spijt me.” snifte hij. “Ik ben een mislukkeling. Ik ben… ik ben de stunteligste sater van de hele wereld.”
De vrouw was dus Percy’s moeder. dacht Chiara. Hoe moest dat voor hem zijn geweest?
Toen keek ze weer naar de huilende Grover. “Het is niet jou schuld.” zeiden Percy en zij tegelijk.
“Wel.” zei Grover “Ik moest jou… jullie beschermen.”
“Heeft mijn moeder je gevraagd mij te beschermen?” vroeg Percy.
“Nee.” antwoordde Grover. “Maar dat is mijn taak. Ik ben een hoeder. Nou ja, dat was ik.”
“Maar waarom…” Percy viel. Hij greep naar de tafel. Grover pakte een glas op en gaf het aan Percy. “Hou je maar een beetje rustig.” zei hij. “Hier.”
Toen draaide hij zich om naar Chiara en probeerde te glimlachen. “Ga anders maar vast, Chiara. Meneer D en Chiron wachten op je. Je ziet ze wel.”
Ze stond op en liep de kamer uit.
Op de veranda van de boerderij stonden drie gestaltes. De eerste was van Annabeth, die tegen de balustrade leunde. Aan een kaarttafeltje zat Chiron tegenover een andere man. Dat was vast meneer D.
“Ah. Chiara.” zei Chiron. “Daar ben je. Ga zitten.” Hij bood me de stoel rechts van meneer D aan, die me grondig bestudeerde. “Hmm… interessant. Jij gaat het hier leuk krijgen, Chiara.” zei hij. Het sarcasme droop er vanaf. “Goed, omdat jij het wil, Chiron. Welkom in Kamp Halfbloed. Goed. En nu niet denken dat ik blij ben om je te zien.”
“Eh… dank je wel, denk ik.” zei ze.
“Annabeth?” vroeg Chiron. “Kan je Chiara meenemen? Ze zit voorlopig in gebouw Elf, net als Percy. Trouwens, nu we het er toch over hebben, waar is hij?”
“Nog binnen.” antwoordde Chiara. “Met Grover.”
“Oke, is goed Chiron.” zei Annabeth. “Chiara, ga je mee? We gaan even een wandelingetje maken.”
“Weet jij wie ik ben?” was het eerste wat Chiara Annabeth vroeg.
“Deels. Ik weet niet wie jij bent, behalve dat je Chiara heet, wat ook alles is wat jij weet. Wat ik wel weet, is dat jij een halfbloed bent, anders zou je hier niet zijn.”
“Halfbloed?” vroeg ze.
Annabeth slikte. “Chiara, ken je de Griekse mythologie?”
Opeens herinnerde Chiara een klein stukje van haar leven, alsof iemand een herinnering terugzette in haar geheugen. In het hotel had ze veel over de Griekse mythologie gelezen. “Ja. Die ken ik.” antwoordde ze.
“Die goden, de Griekse goden, zijn springlevend. En wij…” Annabeth gebaarde naar het hele gebied tussen de heuvel en de zee. “...zijn hun kinderen.”
“Van wie ben jij dan een dochter?” vroeg Chiara.
“Ik ben een dochter van Athena.” antwoordde Annabeth. “Gebouw Zes, godin van de wijsheid.”
“En ik?”
“Ik ben bang dat we dat nog niet weten. Maar hopelijk komen we er zo snel mogelijk achter. Tot die tijd zit je in gebouw Elf, het gebouw van Hermes, de god van de reizigers.”
“Wat is dat?” vroeg ze. Ze wees naar het bos.
“Dat is het bos.” antwoordde Annabeth. “Ga er niet in zonder wapens. Vrijdag doen we vlaggenroof.”
“Wapens? Vlaggenroof?”
Annabeth glimlachte. “Later, Chiara. Eerst gaan we naar gebouw Elf.”
Gebouw Elf was nog het normaalste gebouw van de twaalf. Het leek op een klein huis waar in geen jaren iemand gewoond had. De drempel was kapot en de verf bladderde van de muren.
Binnen was het enorm druk. Overal lagen slaapzakken op de grond. Het leek op een gymzaal waar vluchtelingen onderdak kregen aangeboden.
“Welkom in gebouw Elf, Chiara.” zei Annabeth.
“Bepaald of onbepaald?” riep iemand.
“Onbepaald.” antwoordde Annabeth. De menigte kreunde.
Een jongen van ongeveer negentien kwam naar voren. Luuk, wist Chiara meteen. Ze herkende hem uit zijn droom.
“Kom op, kampers, we zijn hier om nieuwelingen te verwelkomen. Welkom, Chiara. Jou slaapzak is daar.”
“Luuk.” zei Chiara. Luuk keek haar verbaasd aan. “Ken ik jou?”
“Nee.” zei Annabeth. “Ze heeft dromen gehad van kamp Halfbloed. Chiara, Luuk is voorlopig je begeleider.”
“Hoezo voorlopig?” vroeg Chiara.
“Je zit hier voor onbepaalde tijd.” legde Luuk uit. “Als ze nog niet weten wie je ouder is, weten ze nog ook niet in welk gebouw je moet. Hermes is de god van de reizigers, en daarom vangen wij nieuwelingen op.”
Ze knikte. “Ik denk dat ik het begrijp.”
Annabeth grijnsde. “Mooi zo. Dan gaan we nu je wapens halen.”
De wapenkamer leek op een stal.
Op planken lagen zwaarden, speren, schilden, messen en nog veel meer.
Annabeth wierp haar een leren zwaardriem toe. Ze deed hem om haar middel.
“Je kan het beste een zwaard nemen.” zei Annabeth. “Wat dacht je hiervan?”
Ze hield een zwaard van glanzend metaal omhoog -brons? Chiara schrok: hoe wist ze dat?
Toen viel haar oog op een zwart zwaard in de hoek. Ze wees er naar. “Mag ik die hebben?”
Annabeth werd bleek. “Neem die maar niet. Het is gemaakt van Stygisch staal. Iedereen die het aanraakt gaat direct naar Tartarus - sterfelijk of niet. Alleen kinderen van de Onderwereld kunnen het ongestraft aanraken.”
“Ik wil het hebben.” Chiara was niet van plan op te geven.
Annabeth schudde met haar hoofd. “Chiara, het is gevaarlijk. Bovendien is het zwart. Zwart is slecht. Het is de kleur van de Heer der Doden, van de onderwereld.”
Chiara pakte het zwaard bij zijn handvat vast en stak hem in haar riem. “Het is mooi. Zwart is mijn lievelingskleur.” verbeterde ze. “Hoe heet het zwaard?”
“Mavros.” antwoordde Annabeth. “Zwart.”
“Mavros…” herhaalde ze. “Kom, we gaan naar het bos.”
Het kamp was mooi.
Oké, dat was op zich wel logisch. Het was een kamp voor halfgoden. Maar Chiara besefte het zich nu pas.
“Hoe weet ik wie mijn ouder is?”
“Je goddelijke ouder moet je erkennen. En aangezien je niet weet of je vader of je moeder sterfelijk is, gaat het nog lastig worden.”
“Kijk! Een groentje!” riep een stem. Het was niet die van Chiara en niet die van Annabeth. Chiara draaide zich om. Achter haar stond een potig meisje van een jaar of dertien. Ze had bruin, lang haar. Onder haar camouflagejack stak een oranje shirt uit met de tekst KAMP HALFBLOED erop. Ze grijnsde kwaadaardig.
“Clarisse,” zei Annabeth met een zucht. “Ga weg. Ik leid haar rond.”
“Wie is dat?” zei Clarisse met een blik alsof Chiara een afgrijselijk monster was.
“Ik ben Chiara.” zei Chiara met een ijzig kalme stem. “En jij? Dochter van de godin van de lelijkheid?”
“Clarisse, de dochter van Ares. Ik ga je vermorzelen.” antwoordde ze.
Chiara trok haar zwaard tevoorschijn. “Had je wat? Kom maar op!”
Annabeth verbleekte. “Chiara, ik denk niet…”
Chiara sloeg haar ogen ten hemel. “Geef dat bronzen zwaard dan maar, als je dat zo graag wil. Maar alleen voor dit gevecht. Enne… ik doe de rest zelf wel. Ga maar vast.”
Ze griste het zwaard uit de handen van Annabeth en liep op Clarisse af. “Dochter van de oorlog, ik daag je uit voor een duel.”
Clarisse vocht beter dan Chiara zich had kunnen voorstellen.
Ze was een meester in zwaardvechten. Maar voor haar doen deed Chiara het ook niet slecht. Zeker voor de eerste keer.
Clarisse stootte naar allerlei plekken met haar zwaard, en Chiara ontweek. Ze begon er steeds beter in te worden.
Ze begon aan te vallen.
Met haar zwaard stak ze naar allerlei plekken: naar Clarisse’s bovenbeen, haar arm, haar gezicht en hoofd.
Elke aanval van Clarisse blokkeerde ze. Elke keer stootte ze naar een lichaamsdeel van Clarisse, en elke keer ontweken ze elkaars zwaarden.
Toen brak Clarisse door haar verdediging, en stak haar in haar been. Ze viel op de grond.
Triomfantelijk hief Clarisse haar zwaard.
En toen gebeurde het.
Chiara hief haar zwaard. Met een schreeuw en haar zwaard blokkeerde ze de aanval. Clarisse werd tien meter naar achteren geslingerd en uit de grond kwam een skelet tevoorschijn.
Zowel Clarisse als Chiara gilde.
De skeletkrijger stormde op Clarisse af. Dapper trok ze haar zwaard, maar de skeletkrijger trof haar met zijn speer. Ze viel op de grond.
Chiara rende op haar af. Hoe kon dit? Wat was er gebeurd? De skeletkrijger hief zijn zwaard boven Clarisse’s hoofd om het af te maken, maar voordat hij ook maar iets kon doen was Chiara al tussen hen in gesprongen. “Ga weg!” schreeuwde ze.
En de skeletkrijger ging in stof op.
Clarisse was nog steeds ontzettend bleek.
“Het is niet gebeurd.” zei Chiara. “Anders geef ik nog een schreeuw.”
“Het is niet gebeurd.” zei Clarisse. “Want anders roep je weer zo’n ding.”
Ze keek Chiara aan alsof ze geweldigste persoon op aarde was.
“Wat nou?” zei Chiara.
“Ik hoop dat jij een dochter van Ares bent. En zo niet… een echte nazaat van de Grote Drie.” mompelde ze. Toen haalde ze diep adem. “Maar jij vecht vrijdagavond bij mij in het rode team. Akkoord?” zei ze op een hardere toon.
Chiara legde haar hand op die van Clarisse. “Akkoord.” zei ze.
Reageer (1)
Wanneer komt er een nieuw hoofdstukje?
8 jaar geleden