31.2: Rendez-vous
Nieuwsgierig volgen mijn ogen het gestalte van de knappe krullenbol in het half duister.
"Ik hoop dat je nog niet te veel gedronken hebt." Inwendig kreun ik als zijn lippen verleidelijk mijn hals kussen, die hese rauwe stem kan me alles laten doen. "Het is namelijk belangrijk." Ik zucht zachtjes en doe enkele kaarsen aan door een simpele knip met mijn vingers. Dan zou ik wel even graag Harry's gezichtsuitdrukking kunnen zien.
"Vertel voordat ik andere plannen krijg." Mijn ogen lonken naar zijn half open shirt en lieve aanwezigheid. Beer glimlacht voorzichtig en gaat voor me zitten, ook in kleermakerszit.
"Die open geest van je proberen te controleren. Dan ben je de baas van je eigen geest, bewust." Hij geeft me een blik bij het laatste. Ik laat me immers niet zomaar doen door iedereen die mijn geest even wilt overvallen.
"Ik wou dat ik je moeder nog eens kon spreken." Ik zeg het zachtjes en merk meteen hoe Harry's lichaam even in elkaar zakt voordat hij traag knikt en terug opkijkt. De losse krullen verbergen de emoties.
"Ik ook." Hij slikt en zoekt mijn blik op, hier wilt hij het nu absoluut niet over hebben lijkt het wel. "Ik ga proberen je geest binnen te dringen, jij gaat je verzetten."
"Wacht-" Mijn vinger priemt al gevaarlijk in de lucht. "Je kan wel met me communiceren zonder dat ik een vampier ben...?" Verontwaardigd is mijn mond open gezakt. Ik heb zo vaak met hem willen praten dat het niet kon.
"Nee, toch niet. Ik ga even een klein hulpmiddel gebruiken." Zijn vingers omklemmen een donker voorwerp. Ik kan niet zien wat het is, maar hij haalt het vanuit zijn bureau met een klik van een sleutel dus het is vast belangrijk. Een sinistere glimlach bevindt zich nu rond zijn mondhoeken. "Bereid je voor." Als hij eens zou zeggen hoe. Me op dit uur concentreren op moeilijke dingen zonder veel alcohol is nogal moeilijk. Als de omgeving rond me langzaamaan wazig wordt, fixeer ik me op de blik van Harry en zijn gezicht. Ik doe er echt alles aan om hier te blijven en probeer hem buiten te duwen, maar op een of andere manier is het als een grote regenwolk die me op de hielen zat en me nu langzaam aan omringt totdat ik helemaal weggezogen wordt. Met grote ogen laat Beer me terug gaan.
"Ik weet echt niet hoe." Verontschuldigend kijk ik hem aan, geen negatieve veranderingen zijn terug te vinden op Harry's mooie gezicht. Zijn mosgroene ogen fonkelen zelfs aandachtig, hij is zo mooi, God.
"Je zult een manier moeten vinden. Sommigen concentreren zich op een herinnering, anderen op iets in het heden - het nu." Ik bijt op mijn onderlip en knik opnieuw.
"Oké, wel, het tweede probeerde ik al." Het is zo al moeilijk om hem niet aan te raken, hij ziet er echt leuk uit in het kaarslicht.
"Probeer dan harder." Een rol met mijn ogen en opnieuw de wazigheid. Zijn ogen, concentreer je op de kleur Louis, hoe wazig ik nu ook al zie. Het werkt niet. Ik bal mijn vuisten en concentreer me op mijn eigen hartslag. Het gevoel van de lekkere angst die door me heen begint te stromen, alsof het me deugd doet en ik er van kan genieten. Angst is een illusie. Niet meer en niet minder, ik heb er macht over. Ik glimlach in mezelf, maar zie de krullenbol nog steeds wazig - ik vind het maar niks. Hij is zo veel mooier in volle glorie, zo vol details. "Blijven concentreren," de voorzichtige blik in zijn ogen valt me op als hij er wat meer kracht op zet en een keer door duwt. Een hees geluid verlaat mijn keel als teken dat ik ongecontroleerd en wanhopig naar lucht hap, mijn hoofd in mijn nek. Het wordt zwart en plakkerig. Alsof alles rond me heen draait en me naar beneden trekt. Ik zoek houvast met mijn handen, maar voel absoluut niets.
"Harry..." Ik probeer niet meer bang te zijn, maar ik voel me als een klein jongetje in het donker. Gedesoriënteerd en niet meer in staat om de uitgang of de lucifers te vinden. Doodsbang. "Har-" Mijn ademhaling stokt deze keer in mijn keel als ik terug voel. Ik voel de lakens sterk vast geklemd tussen mijn vingers, hoe ik hevig adem en op zoek ga naar de man.
"Je deed het goed Boo." Ik schud mijn hoofd en kijk naar de manier waarop mijn klamme handen het laken met moeite los laten.
"Niet goed genoeg."
"Hé." Hij klinkt enorm streng en scherp - al is dat met een hese diepe stem erg moeilijk, als hij mijn gezicht tussen duim en wijsvinger neemt om mijn wangen samen te knijpen en omhoog te duwen. Ik vind die prachtige schitterende emerald ogen, hij is bezorgd.
"Stop daarmee, het voelt belachelijk."
"Hé!" Dit keer luider, knijpt hij nog harder. Mijn ademhaling plakt in mijn droge keel als ik hem van me af wil duwen, maar hij het me door middel van simpele menskracht niet toe staat. "Stop met zo te denken. Je kan niet alles in een keer perfect doen." Zijn frons is duidelijk aanwezig, maar het is vooral de vastberadenheid van hem die me het zwijgen op legt. Hij is ergens enorm sterk van overtuigd. En ik respecteer zulke mensen - zolang het niet extreem wordt. De groene ogen komen dichterbij als zijn schouders naar me toe leunen. "Je doet het zo goed Boo." De manier waarop zijn hees stemgeluid dit brengt raakt de gevoelige snaar en doet me in elkaar zakken. Zijn sterke armen zijn sneller en trekken me tot op zijn schoot. "Ik ben zo trots op je." Ik zucht en sla dan stevig mijn armen om zijn brede torso. Die bekende geur van hem werkt kalmerend, op een of andere manier.
"Maar ik zou nog zoveel meer kunnen." Een kleine glimlach rond die volle lippen. Hij kijkt me op zo'n manier aan dat mijn hersenen staken en ik er absoluut niets meer van begrijp.
"Tijd Boowie."
"Ik haat dat begrip." Toegevend aan zijn liefde speel ik met een krul uit de donkere haardos.
"Ik ook." Deze keer wrijft hij kalmerend over mijn rug. Het duister geeft het allemaal een speciaal gevoel- ofwel is dat Beer gewoon, kan ook. Mijn buik knort protesterend als het voor een moment stil is. "Je hebt honger." Ik knik en open mijn mond om hem glimlachend aan te kijken.
"Jullie zijn mijn menselijke behoeften weer vergeten. Met enkel een ontbijt kom ik de dag net niet door." Al was het een reuze ontbijt en een eten veel arme gezinnen minder op een hele dag nadat ze hebben staan ploegen op het veld. Ik slik als de man liefdevol over mijn jukbeen strijkt om de lelijke gedachten te verdrijven. Wel, eigenlijk is het echt, dat is wat het net zo erg en beangstigend maakt. Het doet mijn hart pijnlijk samen krimpen en janken.
"Ga maar wat eten dan." Ik knik en kus hem dan kort op zijn lippen. Het voelt veel te kort aan, maar dat was vast niet.
Reageer (1)
Ik vond dit stukje super leuk!!!
8 jaar geledenHahaha.