2
Ik keek langzaam om me heen, en daar, een paar meter naast me, zat Alex. Hij leek net zo verbaast als ik. Ik stond op en klopte het zand van mijn kleding. Alex deed hetzelfde. We zaten op een soort strand, met aan de ene kant zee, en aan de andere kant een groot en duister bos. Ik liep naar hem toe.
Ook al was hij me een minuut geleden aan het betasten, hij was nu mijn enige vriend.
'Wat gebeurde er?' voeg ik onzeker aan hem.
'Ik heb geen idee, maar daar komen we snel achter.'
Terwijl hij dat zei keek hij om en ik zag, tussen de bomen, allemaal mensen. Toen ze het strand op renden, zag ik tot mijn niet geringe verbazing dat het allemaal jongens waren, nog niet eens zestien. Ze omsingelden ons en uit hun midden stapte een lange jongen, met een litteken dwars over zijn gezicht. Hij had rare, ouderwetse kleding die ik wel eens in het geschiedenisboek had zien staan. Het was duidelijk dat hij de baas was en hij was degene die ons aansprak met: 'Hallo, vreemden, wie zijn jullie en wat doen jullie hier?'
Aangezien Alex, die veel te afgeleid was door wapens in de handen van veertien-jarigen te zien, niets zei, antwoordde ik met bibberende stem: 'Ik ben Peyton en dit is Alex, en ik heb geen idee hoe we hier terecht zijn gekomen of hoe we hier weer weg moeten.'
De lange jongen was even stil, het was duidelijk dat hij aan het nadenken was of ik de waarheid sprak.
'Oke,' zei hij toen, met een sluwe lach op zijn gezicht. 'Laat ons dan zo gastvrij zijn om jullie een bed en eten aan te bieden.'
Daarna zei hij tegen de groep jongens, die ons nog steeds omsingelden: 'Jongens, we slaan hier ons kamp op vannacht. Geef onze gasten wat te eten en een bed.'
Daarna zei hij zachtjes, zodat hij dacht dat ik het niet hoorde, tegen iemand anders: 'Waarschuw Hem, hij zal willen weten dat er vreemdelingen zijn.'
Er zijn nog geen reacties.