Onbegrepen • 29-06-2016 •
Onbegrepen
Rillend, snikkend en sniffend zat ik ineen gedoken op de veranda te huilen.
Zoals zoveel avonden wilde mijn vader mijn gezicht niet zien!! Zijn dreunende diepe rauwe, kwaaie stem leek onaf gebroken achter een volgende te blijven spelen.
‘Te laat, is te laat!! Je komt der niet meer in!! Slaap maar buiten vanavond’ was zijn kwade rauwe diepe stem.
Haast overslaand alsof hij zich haast niet meer kon inhouden.
Een zucht rolde over mijn lippen, met de palm van mijn hand wreef ik kort enkele natte blonde haren uit mijn gezicht. Het plakte gelijk aan mijn hand, zodra ik het deed aanraken. Ruw, alsof ik ergens van leek te schrikken, trok ik mijn hand terug.
In mijn hand sierde het zelfde blonde pluk haar, wat ik zojuist wilde terug slaan.
'Shit' bromde ik dan ook al snel, met mijn andere hand wreef ik de lossen haren die ik zojuist uit mijn hoofd had doen trekken van mij af.
Ik drukte mij na enkele tellen recht, wetende dat het niet lang meer droog zou blijven. Ik moest zo snel ik kon een schuilplaats vinden, waar ik de nacht kon doorbrengen. Als mijn vader het op deze manier wilde gaan spelen, prima!! Dan gaan we het via zijn spelregels spelen, ik zou mij nog lastiger gaan gedragen.
Ja, een puber moest vervelend wezen voor zijn of haar ouder.
Waarom?
De man vroeg erom.
Vooral na alles wat ik de afgelopen weken naar mijn hoofd geslingerd had gekregen. Ja mijn scores waren slecht, ja ik presteerde slecht in bepaalde lessen, dat was al oud nieuws. Zo oud als de weg naar Rome. Gekras van een bos sleutels bevestigde dat mijn vader de achterdeur ook in zijn slot had doen draaien. Een weg naar binnen was nu niet te vinden, alles zat pot en pot dicht.
In het begin had ik altijd doen denken dat mijn vader bang was of deze gestolen werd.
Daar begon hij dan heel hard om te lachen, zijn hoofd te schudden, en negeerde de verdere vraag.
Na wat rommelen met de deur van de schuur, kon ik eindelijk schuilen.
Het begon licht te spetteren.
De afgelopen dagen had het niets anders gedaan dan regenen.
Al snel was het kletterende geluid van regen op het dak van de schuur te horen.
De wind begon te gieren door de gaten en kieren van het krakkemikkige gebouw, die mijn vader enkele jaren geleden had doen bouwen.
Waarom bouw je dat, vader? Had ik toen gevraagd.
De man keek mij gekweld aan, bromde iets onverstaanbaars, maar al snel begreep ik het.
Hij bouwde het voor mij!!
Wanneer hij mij zat was, kon ik het uitzoeken.
De man leek mij niet te begrijpen en ik hem niet.
Onbegrepen, in elk vlak.
Onbegrepen, omdat men de liefde niet leek te schenken.
Onbegrepen, omdat de man de liefde niet kon ontvangen.
Een beperking dachten artsen.
Maar dat was het niet, de man wilde zich gewoon niet mengen met andere.
Wat dus wel gebeurt was.
Hij haatte me.
Hij haatte het feit dat er een kind op de wereld was gekomen.
Hij haatte de vrouw die het droeg.
Hij haatte de verantwoording.
Alles, wat met mij te maken heeft, moet de man niet.
Maar mij afstaan deed hij ook niet.
Opnieuw gleed der een zucht over mijn lippen. Vermoeid probeerde ik wakker te blijven, maar een gaap rolde al snel mijn mond uit. Opzoek in het donker op de tast, had ik een fleece deken weten te vinden. Zo snel ik kon rolde ik mij erin op. Wetende dat het in de nacht nogal fris kon wezen. Onbegrepen zoals mijn vader zich voelde, viel ik dan na een tijd in slaap.
Een Onbegrepen lot, wat ontastbaar voort raasde.
Er zijn nog geen reacties.