Hoofdstuk 10: De paardenslachterij
De volgende ochtend maakte Coby Anna vroeg wakker. ‘Sta op!’ riep ze kwaad. ‘Je hebt nu wel lang genoeg geslapen!’ ‘Nee…’ zei Anna. ‘Ik wil… uitslapen…’ ‘We moeten onze paarden vinden!’ zei Coby. ‘Weet je nog? Voordat we in het dorp van de Gammala’s belandden, waren onze paarden op hol geslagen!’ ‘Ja, dat weet ik nog.’ zei Anna. ‘Maar moeten we echt verder op die beesten? Ik kan niet paardrijden!’ ‘Het is maar een tijdelijk vervoersmiddel.’ zei Coby. ‘We vinden vast wel iets anders.’ ‘Kunnen we niet gewoon een auto stelen?’ vroeg Anna. ‘Nee, ik heb een hekel aan auto’s.’ zei Coby. ‘Maar ik heb een hekel aan paarden!’ zei Anna. ‘Zeg dat nog één keer, en ik verbrand je levend!’ zei Coby kwaad. ‘Oké, oké!’ zei Anna. ‘Rustig aan! We gaan die paarden wel zoeken!’ ‘Fijn!’ zei Coby.
Even later had Coby iets gevonden. ‘Anna, kom eens!’ riep ze. ‘Kijk! Hoefafdrukken! De paarden zijn hier geweest!’ ‘Laten we ze volgen!’ zei Anna. ‘Misschien leiden ze ons naar de paarden!’ ‘Oké!’ zei Coby. Ze liepen langs de sporen, die plotseling ophielden. Ze gingen verder in bandsporen. ‘Hier is iets gebeurd.’ zei Anna. ‘Ze zijn vast gevangen genomen!’ zei Coby. Ze volgden de bandensporen, die hun naar een gebouw leidden. Het gebouw zag er oud uit, het was niet meer dan een schuur. ‘Wacht, dit is een paardenslachterij!’ zei Coby. ‘Wat doet zoiets midden in het bos?’ ‘Hoe weet jij dat dit een paardenslachterij is?’ vroeg Anna. ‘Dat soort dingen weet ik gewoon. Als die klootzakken iets met onze paarden hebben gedaan zijn ze er geweest!’ zei Coby kwaad. ‘Laten we dan naar binnen gaan!’ zei Anna.
Ze trapten de deur open en zagen overal mannen met paarden staan. Ook hing er overal rauw vlees. ‘Ik wist het wel!’ zei Coby. De mannen keken op, en schrokken van Coby en Anna. ‘Laat die arme paarden met rust!’ zei Coby. ‘Waarom?’ vroeg een man. ‘Dit is een slachterij!’ ‘O, jullie gaan eraan!’ zei Coby. Ze pakte haar zwaarden en begon achter de mannen aan te rennen. Anna deed hetzelfde met haar boog. Eén van de mannen die wist te ontsnappen zei: ‘Ik ga de politie bellen!’ ‘Doe geen moeite.’ zei Anna. ‘Waarschijnlijk zit de geheime dienst al achter ons aan. We hebben één van hun hoofdkwartieren opgeblazen. Het kan niet veel erger worden dan dat.’ Hierna rende de man voor zijn leven.
Het duurde niet lang voordat alle mannen of dood of gevlucht waren. ‘Zo!’ zei Coby. ‘Dat zal ze leren!’ ‘Onze paarden zijn hier niet.’ zei Anna. ‘Ik denk dat ze samen met wat anderen gevlucht zijn.’ ‘Dit meen je niet!’ zei Coby. ‘Ach, we hebben deze paarden ten minste gered.’ Ze maakte alle paarden los en liet ze vrij in het wild. ‘Laat me raden, we gaan onze paarden zoeken?’ vroeg Anna. ‘Inderdaad!’ zei Coby. Anna zuchtte. ‘Laten we dit snel doen.’ zei ze daarna.
Na uren zoeken hadden ze hun paarden nog steeds niet gevonden. ‘Dit begint irritant te worden!’ zei Anna. ‘Ik vind het heel vreemd.’ zei Coby. ‘De paarden moeten hier ergens zijn. Ze kunnen niet zomaar verdwenen zijn.’ Toen hoorden ze luid gehinnik vanuit de verte. ‘Daar zijn ze!’ zei Anna. Zij en Coby renden richting het geluid, en vonden hun paarden verstrikt in hun teugels. Ze zaten vast aan een boom met laaghangende takken. ‘Eindelijk!’ zei Anna. ‘Laten we gaan! Ik ben zó zat van dit rot bos!’ ‘Oké!’ zei Coby. Ze maakten hun paarden los en sprongen er daarna meteen op. ‘Waar moeten we eigenlijk heen?’ vroeg Anna. Coby pakte haar boek. ‘Er is een portaaldeel in een stad hier dichtbij!’ zei Coby. ‘Geweldig!’ zei Anna. Ze reden er zo snel mogelijk naartoe.
Toen ze er eenmaal waren was er grote paniek in de stad. Overal werden mensen geëvacueerd. ‘Wat is hier aan de hand?’ vroeg Anna verbaasd. ‘Ik heb geen idee, maar er is hier iets goed mis!’ zei Coby bezorgd.
Er zijn nog geen reacties.