Opdracht #1 [Kirara's Schrijfwedstrijd]
‘Geef eens hier’
‘Nee, ik heb hem nu.’
‘Kan die lamp dan niet wat harder.’
‘Nee, hij is bijna op.’
‘Ik zie helemaal niks.’
‘Dan moet je beter kijken.’
De twee jonge mannen zaten gebogen over de kaart. De duisternis om hen heen verborg de grote zee en alleen de kleine olie lamp liet een glimp vallen op het bootje waarin ze zaten.
'Zo vinden we nooit die schat!'
'Dan hebben we pech.'
'Laat mij nou ook eens kijken!'
'Nee, door jou zijn we verdwaalt.'
'Jij bent het kompas vergeten!'
'Ik dacht dat jij die had!'
Stilte volgde terwijl de ene jongen peinzend de kaart bestudeerde. Hij haalde een hand door zijn zwarte haar en keek boos naar zijn broer. Hij vond dat het zijn broers schuld was dat ze verdwaalt waren op zee, al moest hij wel toegeven dat hij zelf ook het kompas niet had moeten vergeten. Zijn broer keek ongeduldig naar de kaart, de olielamp brandde op een laag pitje. Er zat nog heel weinig olie in, als die uit zou gaan dan zouden ze gedoemd zijn. Al was dat mischien wat overdreven. De jongen zuchtte geërgerd en een fractie van een seconde daarna botste de boot tegen iets aan. De jongens vlogen naar voren, maar herstelden zich snel. De oudste ving vlug de lamp op die door de schok naar voren was gevallen, waarbij hij haast meteen vloekend zijn vingers terug trok, omdat hij zijn vingers aan de olielamp had gebrand. De jongste onderdrukte een glimlach. 'Kijk me niet zo aan, Scott!' De oudste broer keek hem kwaad aan en hij wapperde zijn handen om ze vervolgens in het water te stoppen, dat onderdrukte de pijn. Scott draaide zich naar het land toe wat ze net hadden ontdekt en hij greep naar de rots waar tegen de boot zich had gestoten. De steen voelde glad en koud aan en de jongen trok de boot naar het ding toe. Ze waren aan land. "Vince, help eens even." Scott sprong uit de boot en Vince gooide hem een touw aan. Scott ving het behendig en trok de boot door middel van het touw aan wal.
De voetstappen van de jongens bleven diep gedrukt in het natte zand liggen toen ze landinwaarts liepen. Met de kaart in de handen van Vince en de lamp in de handen van zijn jongere broer liepen ze nieuwsgierig, al dan toch wat angstig het nieuwe gebied in. Op zoek naar de schat. Het licht van de olielamp scheen gedempt tegen de tropische planten. Rond hen heen klonken de geluiden van krekels, kikkers en de verdere beesten in het oerwoud. Scott keek om zich heen en dook wat ineen toen de takken boven zijn hoofd kraakten en er een kleine aap langs scheerde.
'Angsthaas,' hoorde de jongen zijn grotere broer mompelen. Hij keek vals de duisternis in, maar hij kon zijn blik niet door geven, aangezien Vince met zijn rug naar hem toe stond en diep geïnteresseerd de kaart bestudeerde. Als vervanging van zijn boze blik zuchtte de jongen luid en diep, zijn broer negeerde hem en liep door.
'Kan je die lamp niet wat dichterbij houden, ik zie nauwelijks iets. Zo komen we nooit bij dat goud.' Scott deed wat hem gevraagd werd en Vince bestudeerde de kaart met het licht wat hij had. Met zijn ogen tot spleetjes getrokken en de lamp zo dicht mogelijk bij de kaart las hij de kaart.
'Onderaan een berg en in de buurt van een watervalletje, lekker duidelijk,' mompelde Vince. Hij draaide rondjes en keek rond, maar er was geen berg te bekennen, alleen maar oerwoud.
De jongens zuchtten en zagen de toekomst niet rooskleurig in. Een vogel vloog luid klappend op en voorzichtig begonnen ze een willekeurige richting op te lopen.
'Mag ik nou ook eens kijken op de kaart?' vroeg Scott. Vince antwoordde van nee, maar zijn jonge broer vond dat niet genoeg en zette aan op een debatwedstrijd. Echter Vince had daar geen zin in en gaf met tegenzin de kaart aan zijn jongere broer. Stilletjes liepen ze verder, nu met Scott aan de leiding.
Bladeren ritselde en Vince en Scott draaiden zich om.
'Wat was dat?' Scott keek bezorgd bij het zeggen van de woorden. De zwartharige jongen haalde zijn schouders op en keek ongerust terug. Weer klonk er geritsel. Toen barstte alles los. Overal rond hen klonk dreigend geritsel en gekraak en de jongens doken in een. Er klonk geschreeuw. Een woesteling, gevolgd door meerdere die hen hadden omsingeld, kwam uit de bosjes. Zijn gezicht was gesierd met felle oorlogskleuren, wit, rood, blauw en zwart. De woesteling had witte vegen onder zijn kwade ogen en hij ontblootte zijn tanden en gromde. De jongens deinsde tegen elkaar aan toen de kring wilde mannen zich dichter sloot. De jongens slaakten een gil en Vince stak de lamp in een reflex voor zich uit, het enige verdedigingsmiddel dat ze hadden. Even was er onrust te merken in het gezicht van de woesteling, waren ze bang voor vuur? De woesteling herpakte zich en haalde uit naar het ding, hij brandde zijn handen en sprong achteruit. Je zag de verwarring in de wilde man zijn ogen, maar door de pijn schrok hij niet terug hij stormde juist kwaad naar voren en zo deden de andere wilden. Vince bewoog de lamp heen en weer, de mensen weken weg van de 'levensgevaarlijke' lamp, maar telkens wanneer die weg was, vielen ze weer aan. Scott slaakte een wanhopige lach.
'Ze zijn bang voor de lamp. Dit kan onze redding zijn!' riep hij angstig. Vince had geen tijd om te knikken, hij zwaaide het voorwerp heen en weer. Ze lachte allebei wat angstvallig over het feit dat de oude lamp hen het leven kon redden.
Elk gezicht werd verlicht toen het voorwerp in de buurt kwam. De gezichten stonden angstig wanneer de lamp in de buurt kwam. Zelf vonden de jongens de gezichten van de mensen nog enger. En dat was ook het laatste wat ze zagen, het gezicht van een wilde man voordat de olie op was en de lamp hen in de steek liet.
Reageer (1)
Spannend!
8 jaar geleden