De jongen
Voorzichtig kijkt hij over de rand van de achterkant van de bank. Meteen duikt hij weer weg. De man zit er nog steeds. Hij had het wel verwacht, maar toch laat het hem schrikken. Hij weet dat híj het niet is, maar toch laat het hem schrikken. Hij weet dat hij niet terugkeek en misschien niet eens doorheeft dat hij hier zit, maar toch... laat het hem schrikken. Het is een mens. Er kán wel iets gebeuren dat hem laat schrikken.
De woorden van háár stellen hem iets gerust. Hij heeft geen idee wat ze bedoelt. Er zijn maar een paar woorden die hij begrijpt: huis, pleegmoeder, onderzoek. Het maakt niet uit wat ze zegt of dat ze niet eens tegen hem praat, gewoon haar stem horen helpt al.
Ondertussen denkt hij aan zijn opties. Hij kan weggaan. De buitenwereld vertrouwt hij niet. Híj is daar ergens, samen met heel veel andere mensen die hem misschien wel terug willen brengen. Binnenblijven dus. Hij kan naar zijn slaapkamer, boven, of naar de badkamer, want die kan op slot. Maar de deur is te ver weg om ongezien weg te kunnen komen, zelfs als hij zou kruipen. En misschien willen ze dat hij hier blijft... Bovendien kunnen ze hem terugroepen als hij boven is. Dan moet hij komen. Hij heeft geleerd om altijd te luisteren.
Hier kan hij ook iets doen: iets pakken om de tijd mee te doden... Al kan hij ook dan bekeken worden. Blijven zitten is makkelijker, maar iedereen is altijd zo blij als hij iets durft te doen...
Terwijl hij daarover nadenkt, ziet hij de personen opstaan. Hij kruipt iets dichter tegen de bank aan. Nu zijn ze niet meer zichtbaar, maar hij hoort ze wel. Ze lopen tot zijn opluchting de andere kant op. Toch voelt hij zich pas echt gerustgesteld als hij om het hoekje kijkt en ziet dat ze elkaar de hand schudden. Dat is een goed teken. Hij heeft gemerkt dat dat meestal gebeurt als iemand weggaat. Wacht, de vrouw zal toch niet gaan...?
Ze staat naast de achterdeur en kijkt naar de jongen. Ze glimlacht. Hij heeft de neiging om terug te lachen, maar volgt zijn andere gevoel. Hij trekt zich weer terug achter de bank. Ze zei wel dat ze wil dat hij hier blijft wonen, maar wat als ze zich heeft bedacht? Bovendien voelt hij zich nu betrapt.
De deur sluit en hij twijfelt of hij zijn nieuwsgierigheid moet negeren. Als ze weg zou zijn, zou het zoveel pijn doen! Maar wat als ze daar staat en weer naar hem lacht? Zijn hoofd doet gewoon pijn van al die tegenstrijdigheden. Hij gaat tegen de achterkant van de bank zitten en legt zijn hoofd tegen het harde stof.
Op dat moment komt zíj tevoorschijn. Ze glimlacht weer. “De kust is veilig, hoor!”
Wat een kust is, weet hij niet. De term ‘veilig’ begint hij eindelijk een beetje te begrijpen. Dat betekent dat de man weg is. Beide mannen.
“Mag ik erbij zitten?” vraagt ze.
Hij knikt. Hij wil haar graag naast zich. Als ze op de grond plaats neemt en door zijn lange haren aait, leunt hij tegen haar aan. Ze slaat een arm om hem heen.
“Als eerste: goede verstopplek! Hij had werkelijk geen idee dat je hier zat!” Ze grinnikt even maar wordt dan weer serieus. Tenminste, haar glimlach verdwijnt. Haar ogen lijken nog wel te lachen. “En verder... Dat was de man die alles moet goedkeuren. Hij heeft net gezegd dat je hier mag blijven. Je hoeft nergens anders naartoe. Ze hebben besloten dat het toch beter is als ik voor je blijf zorgen! De officiële papieren komen nog en ik moet een cursus volgen, maar ik ga er gewoon voor zorgen dat dat goedkomt! We kunnen gewoon verdergaan met onze lessen! Wil je hier blijven wonen?”
Ze klinkt zo blij... Hij heeft haar nog nooit zo gehoord. Het duurt even tot de vraag tot hem doordringt. Dan knikt hij hevig. Ze omhelst hem en hij herhaalt de woorden nog eens in zijn hoofd. Blijven... Tranen rollen over zijn wangen. Hij heeft eindelijk een thuis.
Er zijn nog geen reacties.