Chapter 3
Het is dan toch waar. Het is even rustig geweest, maar nu stromen de meldingen binnen van aanvallen en mensen die vampieren hebben gezien. Ik pak de laatste spullen in. Vaerel is al klaar. 'Ben je er klaar voor, liefste?' Ik knik. 'Ja, ik ben zover.' Hij knikt ook. 'Mooi, Shakari en Bokul staan buiten te wachten bij de poort.' 'Dat ze zo snel gekomen zijn.' Vaerel knikt. 'Ja, Ach, je kent Shakari. Die houdt wel van avontuur. En Bokul had waarschijnlijk toch niks spannenders te doen. Die houdt ook wel van een uitstapje.' We lopen de poort uit. Ik zie ze al staan. Ze lopen naar ons toe. 'Nou, zijn we er klaar voor?' vraagt Bokul. Hij klinkt best opgewekt. 'Jij klinkt vrolijk,' zegt Vaerel. 'Je kent me toch? Als er iets te slachten valt, ben ik daar.' Shakari schudt haar hoofd. 'Waar ligt dat fort eigenlijk?' vraagt ze. Ik haal de kaart tevoorschijn. 'In de Dayspring Canyon, in Morrowind. Maar we gaan niet door de officiële grenspoort. Ergens ligt een opening langs de weg naar de vallei. Dat moeten we wel kunnen vinden.' 'We hebben destijds die Elder Scroll weten te vinden in dat hol. Dit moet ook lukken,' zegt Bokul. Ik vouw de kaart weer op. 'Volgens Fasendil was het hooguit 2 uur lopen. We zouden het herkennen aan de soldaten. Die hadden het al gevonden, maar zijn niet naar binnen geweest.' We lopen verder, langs de rivier. We zijn via de zuidelijke poort naar buiten gegaan. Dan hoefden we tenminste niet om het meer heen. 'Waarom zijn die soldaten niet naar binnen geweest?' vraagt Shakari. 'Dat is niet hun terrein. Morrowind hoort nu bij Black Marsh, niet bij het keizerrijk. Zo slim zijn ze wel.' We lopen door het bos. In de verte zie ik wat herten wegrennen. 'Zei die Durak niet dat ze dachten dat die vampiers ergens naar opzoek waren?' zegt Bokul. Ik knik. 'Ja, dat klopt. Ik vraag me alleen af wat het is. Het kan niet veel goeds zijn.' In de verte zie ik een paar soldaten staan. Daar moet het zijn. 'Ik denk dat we er al zijn,' zegt Vaerel. Ik zie Darshee er al staan. Wat doet zij hier? Ze loopt op me af. Zoals altijd heeft ze haar haar strak naar achteren gebonden. 'Goedemorgen, iedereen. Arwen, we hebben de ingang naar de vallei gevonden. Wij blijven hier buiten wachten. Het fort ligt in Morrowind. Wij hebben geen toestemming om daar te zijn. Legate Fasendil is wel bezig om te regelen dat we op zijn minst toegang hebben tot de vallei. Veel succes, Arwen.' Ik knik en kijk naar de ingang.
De vallei is prachtig. Er ligt een groot meer in. De zon schijnt. Zo te zien ligt deze vallei midden in de Velothi bergen. Dan moet Skuldafn hier ook ergens zijn. In de verte zie ik een man lopen. 'Een goeie die dit hier vindt,' zegt Bokul. 'Hé, jij daar!' Ik ren naar de man toe. De rest rent achter me aan. De man draait zich om. 'Mag ik je wat vragen?' vraag ik hem. 'Natuurlijk. Ik ben op weg naar de Dawnguard, maar vraag maar raak.' Ik knik. 'Juist, wij zijn ook op weg naar het fort. Weet jij waar het is?' De man haalt zijn schouders op. 'Niet precies. Maar een Orc zei dat ik gewoon het pad moest volgen. Dus dat ben ik aan het doen. En? Ook op vampierenjacht?' Ik kijk even naar Shakari. 'Ja, zoiets. Vind je het goed dat we meelopen?' De man knikt. 'Ja, natuurlijk. Trouwens, mijn naam is Agmaer.' Ik knik. 'Aangenaam. Ik ben Arwen en dit zijn mijn echtgenoot Vaerel, en mijn vrienden Shakari en Bokul.' We lopen verder. 'Ik hoop maar dat ik aangenomen word,' zegt Agmaer. 'Ze zijn volgens mij best streng met selecteren. Moet ook wel. Vampieren zijn niet mis.' Ik knik alleen maar. Ik wil weten wat ik moet verwachten. In de verte zie ik een gigantisch fort liggen. Mijn god, het is echt groot. 'Allemachtig,' zegt Agmaer. Ik kijk naar de rest. Die weten ook niet wat ze zien. Langzaam lopen we verder. 'Wat een gebouw. Als je daar niet veilig bent, dan weet ik het ook niet meer,' zegt Agmaer. Hij praat verder, maar ik luister niet. Ik heb tenten gezien. Er zitten mensen. Ik loop naar ze toe. 'Excuseer, horen jullie bij de Dawnguard?' vraag ik ze. Ze kijken me boos aan. 'Nee,' zegt een oudere man. 'Maar als je Isran ziet, zeg hem maar dat hij bedankt is! Dat stuk stront zei dat hij ons zou beschermen, maar we mogen niet het fort in. We zouden veilig genoeg zijn in de vallei.' Niet-begrijpend kijk ik hem aan. 'Jullie mogen het fort niet in? Waarom niet?' De vrouw staat op. 'Vraag dat maar aan die Redguard!' Ze zijn niet erg blij met ze, zo te horen. 'Wacht eens even...Jij bent de Dragonborn!' zegt de oudere man. Ik knik. 'Ja, ze hebben me gevraagd om ze te helpen met die vampieren. Ik zal kijken of ik met die Isran kan praten. Maar ik kan niks beloven!' Ik loop verder. Wat een vreemde bedoeling. Mensen beschermen, maar niet het fort inlaten? Samen met de rest loop ik Agmaer achterna.
Er zijn nog geen reacties.