Chapter 2
We zitten achter de troonzaal. Tegenover me zitten legate Fasendil en tribune Darshee. 'Dus, waar kunnen we je mee helpen?' vraagt Fasendil. Darshee kijkt me strak aan. 'Ik heb onlangs een eigenaardig bezoek gekregen van een Orc genaamd Durak. Hij beweerde van de Dawnguard te zijn.' Fasendil grinnikt even en Darshee rolt met haar ogen. 'Wat is er?' vraag ik meteen. 'De Dawnguard...Waar moet ik beginnen? Een stelletje avonturiers op jacht. Laat me raden? De vampiers zijn weer terug.' Ik knik. Ze weten het dus al. 'Hij vroeg of ik ze wou helpen. Ik moest naar de Dayspring Canyon gaan, naar hun fort.' Darshee en Fasendil kijken elkaar aan. 'Aha, dus daar verbergen ze hun fort. In Morrowind. Dat is wel handig om te weten. Waar moest je mee helpen?' 'Met het openen van een poort,' antwoord ik. 'Het openen van een poort? Dat klinkt niet logisch.' 'Ze zijn naar iets opzoek dat in een oude tempel ligt. Alleen iemand die de Stem beheerst kan een bepaalde deur openen.' Fasendil haalt een hand door zijn haar. 'Enig idee wat ze daar te zoeken hebben?' Ik schud mijn hoofd. 'Nee, legate. Ik heb absoluut geen idee.' Fasendil kijkt Darshee aan. 'Stuur een paar soldaten richting de grens. De Dayspring Canyon moet daar ergens liggen. Zodra je iets van de Dawnguard ziet, of vampiers kom je het me melden.' Darshee staat op en knikt. 'Ja, Legate.' Ze loopt weg. Ik kijk haar na. 'Ik weet niet wat je hiermee moet, Arwen,' zegt Fasendil. 'Ik weet niet precies wat die Dawnguard van plan is.' Ik sla een been over het andere. 'Waarom is iedereen zo wantrouwig? De Dawnguard klinkt als een organisatie die ons juist wil beschermen.' Fasendil knikt. 'Ja, zo klinken ze inderdaad. Vergis je niet. Het zijn barbaren. Ik zeg niet dat ik van vampieren houd. Ik heb er een gloeiende hekel aan. Echter zien zij zichzelf als een organisatie die het niet zo nauw hoeft te nemen met de wet, laat staan normen en waarden. Ik stel voor dat je wacht. Zolang ik geen berichten krijg van aanvallen, houd je je erbuiten. Dat is het beste advies dat ik je nu kan geven.' Ik knik. 'En wat als er wel aanvallen worden gemeld?' vraag ik hem. Hij haalt een hand door zijn gezicht. 'Als het klopt wat de Dawnguard denkt, stel ik voor dat we bidden, Dragonborn.'
Ik loop samen met Vaerel door het bos heen. We zijn op jacht. 'En, wat zei Fasendil? We zijn nu op veilige afstand.' Ik kijk even rond. 'Hij zei dat ik moest wachten. Hij zou het me melden als er aanvallen werden gemeld.' 'Had niemand dan iets gemeld?' vraagt Vaerel verbaasd. 'In ieder geval niet hier in de Rift. Maar misschien in andere regio's. Hoe dan ook, pas als er aanvallen werden gemeld, of ik iets zag, moest ik actie ondernemen. Hij zei ook dat ik voorzichtig moest zijn met de Dawnguard. Ze schijnen niet zo edel te zijn als ze zich voordoen.' Vaerel rekt zich even uit. 'Aha. Nou, je weet dat ik je onvoorwaardelijk steun.' Ik knik. 'Dat weet ik. Man, dat hadden ze me in Sovngarde wel even mogen melden. "Arwen zal in voorspoed leven..." Ik dacht dat dat betekende dat ik mijn rust zou hebben. Maar nee, ze komen weer aanzetten.' Vaerel grinnikt. 'Misschien valt het met die vampieren wel mee. Het kan nooit zo erg zijn als Alduin.' 'Ja, alles is beter dan die smerige draak.' We lopen langs de rivier. 'Waar denk je aan?' vraagt hij me. Ik haal mijn schouders op. 'Ik heb gewoon een slecht voorgevoel. Hoe versla je iets dat niet meer leeft?' 'Als ik het goed heb, onthoofd je ze. Maar nogmaals, ik ben geen expert.' Ik kijk hem even aan. 'Dat is niet grappig, Vaerel. Jou komen ze niet lastigvallen.' Hij kijkt me even aan. 'Ben je nog steeds bezorgd om Paarthurnax? Je weet dat Delphine wel beter weet dan om die draak aan te vallen.' Ik zucht. Hier wilde ik juist niet over praten, maar goed. 'Liefste, dat is alweer een hele tijd geleden. Hij maakt het weer goed. Hij is zelfs het hoofd van de overgebleven draken. Dankzij hem kunnen we gewoon met ze samen leven. Delphine weet ook wel dat ze een hele oorlog ontketent als ze hem iets aandoet.' Ik knik. 'Dat weet ik. Ik denk er niet meer zo vaak aan. Maar soms valt het me weer in. Ik hoef ze in ieder geval nooit meer te zien. De laatste keer dat ik iets van haar hoorde, was toen Esbern gestorven was.' 'Ja. Ze staat er nu helemaal alleen voor. Ze heeft de herberg ook niet meer.' Ik loop door het water heen. 'Ja. Kom, aan de andere kant van de rivier heb ik wat herten gezien.' We lopen verder.
Er zijn nog geen reacties.