29.3: Wazig
Voetstappen op de gang. Oh, maar hem ga ik er van langs geven. Hoe mooi hij er dan ook uit kan zien en hoe hij sluw lieve woorden kan vormen... Even sluw ga ik tegen de deur staan. De stappen stoppen voor mijn deur, ik hoor hoe iemand een sleutel in het slot steekt. Als de deur niet meteen open gaat door een kracht van Harry tegen mijn magie aan, hoor ik gemompel.
"Louis?" Kleding geritsel. God, hij klinkt weer heerlijk hees vandaag. Onweerstaanbare rotvampiers. Opnieuw een kracht. Ik oefen voor de zekerheid maar genoeg druk uit, hij komt er niet in. "Louis doe open! Ik weet dat je daar zit."
"Je machteloos voelen is fijn he?" Geïrriteerd geef ik een extra stoot tegen de deur, boos op de vervelende man.
"Laat me met je praten. Ik wil je zien."
"Dat had je daarstraks maar moeten doen. Toen wou ik luisteren." Een onverwachte zeer stevige stoot van hem doet een pijnlijke steek door mijn hoofd gaan. Ik verzet me en oefen simpelweg wat meer magie uit.
"Dit meen je niet Boo."
"Sedrik wou ook niet naar me luisteren." Kinderachtig en volledig in de ban van slechte gevoelens zet ik me op het bed en behoud de kracht.
"Ik ben Sedrik niet, laat me dit niet kapot maken. Ik zweer als-" God, hij is altijd zo aantrekkelijk als de lelijke woorden met een zwierige laag accent zijn volle lippen verlaten.
"Sedrik luisterde naar jou. En ik stoorde zelfs." Oh, dit heb ik voor geen seconde gemist toen hij weg was. Ik hou van de pompende adrenaline door mijn bloed, de sensatie van de grote keizer in mijn greep hebben, maar weet even goed dat als ik hem zie ik voor hem smelt als jonge zwakke sneeuw voor de aloude zon. Een krachtige beuk die ik niet tegen kan houden en zijn gestalte torent boven me uit. Spieren die uitdagend de kamer verkennen en gefronste wenkbrauwen.
"Niet boos zijn." Als hij dichterbij wilt komen hoort hij me naar adem happen en wacht hij op mijn menselijke traagheid. Hij weet dat ik iets ga zeggen.
"Geen stap dichter." En of ik vastberaden ben.
"Ik vertel je wat er beneden gezegd is, ontspan alsjeblieft." Zijn lichaamshouding is minder dreigend als anders. Hij probeert me rustig te benaderen.
"In jouw versie, ik wil de waarheid." Zijn brede schouders krimpen even lichtjes in elkaar. Het geeft hem een zwakheid, een ziel.
"Ik vertel je altijd de waarheid." Achterdochtig probeer ik alles behalve de staarwedstrijd aan te gaan; die verlies ik gegarandeerd, ik zie hem veel te graag. Hij is mijn broodnodige lucht. Degene die me doet ademen.
"Nog niet." Als hij zucht en dichterbij komt twijfel ik, fysiek geweld of niet? Hij lijkt het te merken en respecteert mijn reactie door zelf op de oude stoel te gaan zitten. De brief op mijn bureau vindt zijn oog voor een luttele seconde. Het is omdat ik gewoon ben van met vampiers om te gaan, anders had ik hem er nooit naar zien kijken. "Nog steeds niet." Ik bijt naar hem. Als een bange blaffende hond. Bang dat hij mij zwakheid weer vindt. Zijn schoonheid en emotionele medeleven is echter als vettige worst die ze voor mijn hongerige ogen zwaaien. Mentaal gevecht kun je zeggen.
"Wat wil je dat ik doe Louis?" Zijn schouders zakken als teken dat hij zucht terwijl zijn ogen mijn houding in de gaten houden. Sterk in de gaten houden. Ogen zo helder als kristallen.
"Je excuses." Zielig Tomlinson. "En een goedmaker." Nog steeds ondermaats. Wat kan ik nog van hem vragen? Mijn blik vindt de grond, die groene ogen zijn veel te intens in het maanlicht. "Eigenlijk wil ik alleen jij die er voor me bent en me uitlegt wat er nu aan de hand is. Jouw pure eerlijkheid. Je verbergt dingen van me door me weg te sturen als een klein joch van mensen die ik verafschuw! Gênant hoor." Afwachtend kijk ik hem recht in zijn ogen aan. Hij lijkt geïnteresseerd te zijn, oprecht. Verbaasd zelfs dat ik een keer een braaf antwoord gaf. Ik stond immers sterk genoeg in mijn schoenen om het gevecht te winnen en die mooie man terug weg te sturen naar de kamer waar ik ook wil zijn.
"Het spijt me. Ik had het op die manier n-, er wel aan gedacht, maar geen belang aan gehecht. Ik vond jouw emotionele instabiliteit een grotere prioriteit." Pr- "Belangrijker." Zijn mondhoek gaat de kort de hoogte in, sorry voor mijn domheid.
"En?" Wat nu? Zijn antwoord volstaat, zoals altijd. De verdomde verleider die hij is. Het ergste is, dat hij dat zelf niet eens weet. Zijn impact op mij is zo groot, en hij blijft zo onschuldig als iets.
"Je vergeeft me en wij gaan naar mijn slaapkamer?" Dat zou wel heel makkelijk zijn. Zo heeft hij nog geen straf gehad voor een moment dat ik graag bijgewoond had.
"Je moet de dromen nog zien." De gedachte was niet leesbaar op zijn gezicht, maar zijn ogen vertelden me meer dan genoeg. Hij wil dit snel en zakelijk afhandelen. "Laten we het zakelijk doen dan." Ik sta op en been voor hem uit, onafhankelijk en zelf beslissend om Harry zo ver mogelijk van me af te houden. Zijn schoonheid is onweerstaanbaar.
"Louis."
"Geen ge-Louis. Jij verkiest de zakelijke manier altijd, dus." Mijn blik brandt vastberaden in de zijne terwijl hij wanhopig naar menselijkheid zoekt. Misschien weet hij nu hoe ik me soms voel. Zijn gesloten deur blijft gesloten. "Kunnen we?" De vampiers mond gaat open van verbaasdheid. Mijn arrogantie - ik noem het zelfzekerheid, blijft hoogte en diepte punten hebben. Zijn vingers frummelen aan de zware sleutel voordat hij de kamer opent. Met vreemd volk in huis doe je dingen al sneller op slot, ook als vampier. Het bed is uitnodigend, maar als ik aan bed en Beer denk, dan slaan mijn gedachten helemaal op hol. En dan nog in de verkeerde richting ook. De man zucht en leunt tegen de tafel aan terwijl hij zichzelf alcohol inschenkt. Zijn laatste bloedmaaltijd moet van mij geweest zijn. Hij ziet er verschrikkelijk onmenselijk uit, als het monster die hij denkt dat hij is. Enkel de uitdrukking op zijn bezorgde gezicht en dat impressionante gestalte geven hem echtheid.
"Ook wat?" Verslagen zucht en knik ik. Misschien is alcohol niet het slimste idee, maar rust en troebelheid klinken me erg goed in de oren. Zonder rekening te houden met menselijke grenzen krijg ik een voller glas ingeschonken en trek ik een wenkbrauw op.
"Zie ik er zo slecht uit?" Vanachter zijn glas uit lacht de keizer kort zijn tanden bloot, schuddende krullen. Mijn echtheid bij die vraag lijkt de grappige factor te zijn.
"Je ziet er nooit slecht uit Boo."
"Als ik bij jou ben niet nee." Opnieuw een gemeende glimlach. De bitterheid brandt in mijn keel en maakt me minder emotioneel. Het komt goed. We genieten beiden van de slechte situatie op dezelfde manier.
Reageer (1)
IKKKKKK BENNNNN VROLIJKKKKKK!!!!
8 jaar geledenENNNN JEEEEE KRIJGTTT EEEEENNN KUDOOOOOOOO!