[Fan-Fiction Opdracht 2] Gerrit de Gritrit
De tekencredits gaan naar een vriendin van me! Ik heb hem overgetrokken en ingekleurd! P:
Hij is helaas niet scherp, ik kreeg hem helaas niet beter dan dit...
Anyway, dit is de tweede opdracht van de Fan-Fiction opdracht. Enjoy!
[1755 woorden]
Hij is helaas niet scherp, ik kreeg hem helaas niet beter dan dit...
Anyway, dit is de tweede opdracht van de Fan-Fiction opdracht. Enjoy!
[1755 woorden]
Hier is de link naar de vergrote afbeelding
Ik was niet langer alleen.
Een vreemd gevoel van onrust nestelde zich in mijn onderbuik. Gapend en nog dronken van de slaap ging ik rechtop zitten. Ik knipperde verwoed tegen het felle zonlicht dat naar binnen stroomde. Mijn ogen gleden door de kamer. Alles stond nog precies zoals gisteren; de kast, mijn rommelige bureau en de met troep bezaaide grond. Er was niets vreemds te ontdekken.
Zoals altijd bleef mijn blik als laatste op het enorme raam hangen, recht tegenover mijn bed. Het bood uitzicht op een prachtig panorama. In de verte doemde een hoge bergrug op, omgeven door loofbos. Een waterval sneed zich een weg door het gesteente. Toch voelde ik dat er iets niet in de haak was. Wantrouwig kneep ik mijn ogen tot spleetjes. Meteen viel me een kleine rimpeling in de lucht op, alsof iemand het wateroppervlak van een spiegelglad meer in beroering had gebracht. Er leek een grijs waas over mijn zicht getrokken, een waas dat bewoog als mistflarden.
In de seconde daarna vielen al mijn boeken met een hels kabaal uit mijn boekenkast. Het ding zelf viel er daarna bovenop. Meteen was ik klaarwakker. Mijn hoofd schoot die richting op. Ik wreef in mijn ogen, sloot ze voor een moment. Ik verbeelde me dingen. Er was niemand in mijn kamer.
Toen ik weer opkeek zag ik opnieuw een rimpeling in de lucht. Het rimpelen werd golven, het golven werd kolken. Langzaam, alsof er een mistwolk oploste, verscheen er een vorm in mijn kamer. Met de grootste moeite kon ik een groot, grijs voorwerp onderscheiden. Het groeide groter en groter. Mijn hart bonsde in mijn keel. Ik ademde oppervlakkig, snel en gejaagd. Wat wás dit in 's hemelsnaam? Spookte het soms in mijn huis?
Het kreeg steeds meer gestalte. Bibberend van angst kroop ik steeds verder achteruit, tot mijn rug tegen de rand van mijn bed botste. Ik kneep in mijn bovenarm en probeerde mezelf wijs te maken dat dit een nachtmerrie was. Dat was niet het geval. Helaas.
Ik richtte mijn blik op de grond. Vlak voor mijn bed stonden twee enorme poten. IJzeren poten. Ze deden me een beetje denken aan die van een kip, maar dan van metaal. Drie tenen, met aan iedere teen één enorme klauw. In gedachten stelde ik me voor hoe mijn lichaam door de scherpe nagels werd opengereten. Een rilling rende over mijn rug.
Tergend langzaam keek ik steeds verder omhoog. De poten liepen geleidelijk over in benen, die vakkundig in elkaar geschroefd waren. Ik besefte dat er een robot tegenover me stond. Het vermoeden werd bevestigd toen er een mechanische staart op me af zwiepte. Messcherpe stekels stonden in een rijtje naast elkaar. Daar zou je flink wat schade mee aan kunnen richten, dat was duidelijk.
Hoger en hoger keek ik, tot mijn hoofd in mijn nek lag. Het hele wezen was opgebouwd uit staal. De boel werd bij elkaar gehouden door rode draden, net spieren. Het had maar één arm, met drie klauwachtige vingers. Op de plaats waar het ontbrekende ledemaat hoorde, zat een gat dat was opgevuld met pezen. Ik vermoedde dat ik het geheel nog mooi zou hebben gevonden ook, als ik niet was bevangen door doodsangst zodra ik de kop zag.
De schedel leek op die van een hond. Waar normaal gesproken zijn ogen hoorden te zitten, zag ik enkel lege holtes. Het opende zijn bek, en liet rijen van scherpe tanden zien.
'Grrt grrt grrt!' Ik gilde toen het beest dat rare geluid produceerde. Tegen beter weten in probeerde ik me te verstoppen onder mijn dekens. Als het een robot was, begreep hij vast niet hoe ik plotseling verdwenen kon zijn. Maar toen ik drie klauwen voelde die de lakens van mijn rug aftrokken, zakte de moed me weer in de schoenen. Traag draaide ik me op mijn rug en staarde in de holle oogkassen. Zijn mond opende en kwam steeds dichter bij mijn gezicht. Ik gaf het op. Trillend sloot ik mijn ogen. Ieder moment verwachtte ik vlijmscherpe messteken in mijn lichaam te voelen. Ik hoopte maar dat het niet al te pijnlijk zou zijn.
Toen de pijn uitbleef, opende ik voorzichtig één oog. Het doodse hoofd van het wezen hing vlak boven mijn gezicht. Met een schreeuw greep ik naar mijn hoofdkussen en deelde een flinke klap uit. De kop zwenkte opzij.
'Grrt grrt grrt!' klonk het weer. Het was net alsof hij "Gerrit" zei. Ik grinnikte. Plotseling bemoedigd door het feit dat ik nog leefde, sprong ik overeind. In mijn pyjama ging ik wijdbeens op mijn bed staan, kussen in de aanslag.
'Wie ben je? Wat wil je van me?' vroeg ik dapperder dan ik me voelde. Het wezen hield zijn kop schuin, alsof hij naar mijn stem luisterde. De puntige oren op zijn kop bewogen heen en weer.
'Waarom ben je bang?' sprak het plotseling. Van schrik dreigde ik weer te gillen, maar ik klemde mijn kiezen op elkaar.
'Je hebt nou niet bepaald het meest... geruststellende uiterlijk dat ik ooit heb gezien,' verklaarde ik. Het beest keek me aan met een blik waar geen enkele emotie vanaf straalde.
'Typisch iets voor een sterveling, om iemand te veroordelen om zijn uiterlijk.' Hij klonk zowaar verontwaardigd. Ik haalde mijn schouders op. Het was toch niet mijn schuld dat hij er zo angstaanjagend uitzag?
'Dus, mag ik vragen wat je bent? Wie je bent? Waarom je hier bent?' Ik had antwoorden nodig, anders was ik bang dat ik gek zou worden. Want even serieus, hoe vaak kwam het voor dat er een enorm metalen monster in je slaapkamer stond?
'Ik ben een Gritrit. Ze noemen me Gritrit,' sprak het wezen.
'Oh,' was de intelligente opmerking die ik maakte. Nog nooit van gehoord, een Gritrit. 'Ik noem je Gerrit.'
Het bleef even stil, alsof Gerrit serieus over zijn naam nadacht. Een grijns verscheen rond mijn lippen. Die zag hij vast niet aankomen.
'Mag ik je verzoeken met mij mee te gaan?' Mijn blije gezichtsuitdrukking verdween. De staccato toon van zijn stem liet het eerder klinken als een bevel dan als een vraag. Dus sloeg ik mijn armen over elkaar en keek hem koppig aan.
'Waarom dan wel? Ik ben tevreden met waar ik nu ben.'
'Ik heb de opdracht gekregen om je te beschermen.' Mijn wenkbrauwen schoten de hoogte in.
'Beschermen? Waartegen?'
Ik was nog niet eens uitgesproken toen plotseling een deel van de muur instortte. Met een kreetje sprong ik van mijn bed. Gerrit greep me vast met zijn ene arm en plaatste me achter hem. Ik hoestte, de lucht zat vol gruis. Nieuwsgierig probeerde ik te zien wat zo bruut mijn kamer binnen was gekomen.
'Daartegen.' Gerrit staarde stuurs naar de stofwolk. Of eigenlijk naar het wezen in de stofwolk. Met groeiend afgrijzen zag ik iemand naar voren komen.
Die emotie werd compleet vervangen door een lachbui.
'Je wilde me beschermen tegen die overmaatse muis?' giechelde ik. Grijnzend nam ik het beestje in me op. Het was zo groot als een voetbal, had enorme oren en koolzwarte kraaloogjes. Zo schattig! Zijn karamelkleurige vacht maakte dat ik hem wilde aaien.
'Niet doen,' waarschuwde Gerrit terwijl ik naar voren liep. 'Hij gaat-'
In een flits opende de muis zijn kleine bekje en liet zijn tanden zien. Ik krijste toen er plots duizenden pijlen mijn richting op schoten. Gerrit sprong vlak voor me en schermde de aanval af met zijn metalen vleugels, die hij als een schild had opgeklapt. Het geluid van staal op staal veroorzaakte een schrille piep in mijn oren. Dodelijk geschrokken staarde ik naar de muis, wiens ogen rood gloeiden. Opnieuw opende hij zijn bek, maar voordat de pijlenregen doel kon treffen, greep Gerrit me vast, klemde me stevig tegen zich aan en stormde dwars door de muur heen naar buiten.
In een huiveringwekkende vaart kwam de grond dichterbij. Ik wilde schreeuwen, gillen, jammeren, huilen, maar mijn stem leek verlamd. Net als de rest van mijn lichaam. De wind sloeg in mijn gezicht, sneed in mijn ogen. Ik sloot ze maar, vlak voordat we te pletter zouden vallen.
Dat gebeurde niet, de hemel zij dank! Gerrit spreidde zijn vleugels. We zweefden vlak boven het aardoppervlak. Van opluchting joelde ik. Vaag verwonderde ik me erover hoe zo'n enorm blok ijzer kon vliegen, maar ik was veel te opgewonden om er goed over na te kunnen denken. Ik leefde nog! En ik vlóóg. Mijn droom was werkelijkheid geworden!
Gerrit deelde mijn vreugde niet. Telkens weer keek hij achterom, alsof hij de muis ieder moment verwachtte.
'Wat was dat voor ding?' vroeg ik tenslotte.
'Monstermuis. Zeer dodelijk. Beschikt over zowel de mogelijkheid om pijlen te genereren als om gif in te zetten. Hij kan zichzelf teleporteren naar plaatsen die het kan zien.' Ik slikte. Geen partij voor een sterveling.
Het was precies zoals Gerrit had gevreesd. Vanuit het niets verscheen de monstermuis. Het ene moment was hij er niet, een seconde later wel. Geen geluid, geen magische mist, niets. Ik wist niet wat ik verwachtte, maar in ieder geval niet dat het zo... makkelijk zou gaan.
'Gerrit, we hebben een probleem.' Hij keek om en zag de Monstermuis op zijn rug.
'Oh jee.' De aanvaller kroop met een duivelse grijns mijn kant op. Zijn rode ogen waren op mij gericht. Angstig glemde ik me aan Gerrits arm vast.
'Spring naar beneden.' De Gritrit keek me aan met zijn lege blik. Vlug gluurde ik naar omlaag. We vlogen boven zee.
'Nooit!' Dat zou ik niet overleven. Een val van deze hoogte was dodelijk, of je nou op het land viel of in het water.
'Doe het.' Gerrit probeerde met zijn staart de monstermuis van zich af te slaan, maar het diertje was hem telkens een fractie van een seconde te snel af.
'Nee. Dan ben ik zeker doo- AAAAH!' Met een ijzige gil tuimelde ik naar beneden. Gerrit had me losgelaten!
Het wateroppervlak kwam steeds dichterbij. Ik keek voor de laatste keer op. Mijn vriend de Gritrit was in een hevig luchtgevecht verwikkeld met de monstermuis. Hij zou me niet kunnen redden.
Ik viel en viel, terwijl de eeuwige duisternis van de oceaan me omhulde.
Mijn ogen schoten open, ik vloog rechtop. Mijn doodsschreeuw stierf in mijn keel. Ik hijgde, keek gejaagd om me heen. De kamer stond er nog precies zo bij als voordat ik ging slapen. Zelfs de muur stond nog overeind.
Mijn blik viel op het open raam. Buiten scheen de zon en liet de wind de boombladeren ritselen. Wat een vredig tafereel.
Ik glimlachte, de herinneringen aan de nachtmerrie al haast vervlogen.
Een vreemd gevoel van onrust nestelde zich in mijn onderbuik. Gapend en nog dronken van de slaap ging ik rechtop zitten. Ik knipperde verwoed tegen het felle zonlicht dat naar binnen stroomde. Mijn ogen gleden door de kamer. Alles stond nog precies zoals gisteren; de kast, mijn rommelige bureau en de met troep bezaaide grond. Er was niets vreemds te ontdekken.
Zoals altijd bleef mijn blik als laatste op het enorme raam hangen, recht tegenover mijn bed. Het bood uitzicht op een prachtig panorama. In de verte doemde een hoge bergrug op, omgeven door loofbos. Een waterval sneed zich een weg door het gesteente. Toch voelde ik dat er iets niet in de haak was. Wantrouwig kneep ik mijn ogen tot spleetjes. Meteen viel me een kleine rimpeling in de lucht op, alsof iemand het wateroppervlak van een spiegelglad meer in beroering had gebracht. Er leek een grijs waas over mijn zicht getrokken, een waas dat bewoog als mistflarden.
In de seconde daarna vielen al mijn boeken met een hels kabaal uit mijn boekenkast. Het ding zelf viel er daarna bovenop. Meteen was ik klaarwakker. Mijn hoofd schoot die richting op. Ik wreef in mijn ogen, sloot ze voor een moment. Ik verbeelde me dingen. Er was niemand in mijn kamer.
Toen ik weer opkeek zag ik opnieuw een rimpeling in de lucht. Het rimpelen werd golven, het golven werd kolken. Langzaam, alsof er een mistwolk oploste, verscheen er een vorm in mijn kamer. Met de grootste moeite kon ik een groot, grijs voorwerp onderscheiden. Het groeide groter en groter. Mijn hart bonsde in mijn keel. Ik ademde oppervlakkig, snel en gejaagd. Wat wás dit in 's hemelsnaam? Spookte het soms in mijn huis?
Het kreeg steeds meer gestalte. Bibberend van angst kroop ik steeds verder achteruit, tot mijn rug tegen de rand van mijn bed botste. Ik kneep in mijn bovenarm en probeerde mezelf wijs te maken dat dit een nachtmerrie was. Dat was niet het geval. Helaas.
Ik richtte mijn blik op de grond. Vlak voor mijn bed stonden twee enorme poten. IJzeren poten. Ze deden me een beetje denken aan die van een kip, maar dan van metaal. Drie tenen, met aan iedere teen één enorme klauw. In gedachten stelde ik me voor hoe mijn lichaam door de scherpe nagels werd opengereten. Een rilling rende over mijn rug.
Tergend langzaam keek ik steeds verder omhoog. De poten liepen geleidelijk over in benen, die vakkundig in elkaar geschroefd waren. Ik besefte dat er een robot tegenover me stond. Het vermoeden werd bevestigd toen er een mechanische staart op me af zwiepte. Messcherpe stekels stonden in een rijtje naast elkaar. Daar zou je flink wat schade mee aan kunnen richten, dat was duidelijk.
Hoger en hoger keek ik, tot mijn hoofd in mijn nek lag. Het hele wezen was opgebouwd uit staal. De boel werd bij elkaar gehouden door rode draden, net spieren. Het had maar één arm, met drie klauwachtige vingers. Op de plaats waar het ontbrekende ledemaat hoorde, zat een gat dat was opgevuld met pezen. Ik vermoedde dat ik het geheel nog mooi zou hebben gevonden ook, als ik niet was bevangen door doodsangst zodra ik de kop zag.
De schedel leek op die van een hond. Waar normaal gesproken zijn ogen hoorden te zitten, zag ik enkel lege holtes. Het opende zijn bek, en liet rijen van scherpe tanden zien.
'Grrt grrt grrt!' Ik gilde toen het beest dat rare geluid produceerde. Tegen beter weten in probeerde ik me te verstoppen onder mijn dekens. Als het een robot was, begreep hij vast niet hoe ik plotseling verdwenen kon zijn. Maar toen ik drie klauwen voelde die de lakens van mijn rug aftrokken, zakte de moed me weer in de schoenen. Traag draaide ik me op mijn rug en staarde in de holle oogkassen. Zijn mond opende en kwam steeds dichter bij mijn gezicht. Ik gaf het op. Trillend sloot ik mijn ogen. Ieder moment verwachtte ik vlijmscherpe messteken in mijn lichaam te voelen. Ik hoopte maar dat het niet al te pijnlijk zou zijn.
Toen de pijn uitbleef, opende ik voorzichtig één oog. Het doodse hoofd van het wezen hing vlak boven mijn gezicht. Met een schreeuw greep ik naar mijn hoofdkussen en deelde een flinke klap uit. De kop zwenkte opzij.
'Grrt grrt grrt!' klonk het weer. Het was net alsof hij "Gerrit" zei. Ik grinnikte. Plotseling bemoedigd door het feit dat ik nog leefde, sprong ik overeind. In mijn pyjama ging ik wijdbeens op mijn bed staan, kussen in de aanslag.
'Wie ben je? Wat wil je van me?' vroeg ik dapperder dan ik me voelde. Het wezen hield zijn kop schuin, alsof hij naar mijn stem luisterde. De puntige oren op zijn kop bewogen heen en weer.
'Waarom ben je bang?' sprak het plotseling. Van schrik dreigde ik weer te gillen, maar ik klemde mijn kiezen op elkaar.
'Je hebt nou niet bepaald het meest... geruststellende uiterlijk dat ik ooit heb gezien,' verklaarde ik. Het beest keek me aan met een blik waar geen enkele emotie vanaf straalde.
'Typisch iets voor een sterveling, om iemand te veroordelen om zijn uiterlijk.' Hij klonk zowaar verontwaardigd. Ik haalde mijn schouders op. Het was toch niet mijn schuld dat hij er zo angstaanjagend uitzag?
'Dus, mag ik vragen wat je bent? Wie je bent? Waarom je hier bent?' Ik had antwoorden nodig, anders was ik bang dat ik gek zou worden. Want even serieus, hoe vaak kwam het voor dat er een enorm metalen monster in je slaapkamer stond?
'Ik ben een Gritrit. Ze noemen me Gritrit,' sprak het wezen.
'Oh,' was de intelligente opmerking die ik maakte. Nog nooit van gehoord, een Gritrit. 'Ik noem je Gerrit.'
Het bleef even stil, alsof Gerrit serieus over zijn naam nadacht. Een grijns verscheen rond mijn lippen. Die zag hij vast niet aankomen.
'Mag ik je verzoeken met mij mee te gaan?' Mijn blije gezichtsuitdrukking verdween. De staccato toon van zijn stem liet het eerder klinken als een bevel dan als een vraag. Dus sloeg ik mijn armen over elkaar en keek hem koppig aan.
'Waarom dan wel? Ik ben tevreden met waar ik nu ben.'
'Ik heb de opdracht gekregen om je te beschermen.' Mijn wenkbrauwen schoten de hoogte in.
'Beschermen? Waartegen?'
Ik was nog niet eens uitgesproken toen plotseling een deel van de muur instortte. Met een kreetje sprong ik van mijn bed. Gerrit greep me vast met zijn ene arm en plaatste me achter hem. Ik hoestte, de lucht zat vol gruis. Nieuwsgierig probeerde ik te zien wat zo bruut mijn kamer binnen was gekomen.
'Daartegen.' Gerrit staarde stuurs naar de stofwolk. Of eigenlijk naar het wezen in de stofwolk. Met groeiend afgrijzen zag ik iemand naar voren komen.
Die emotie werd compleet vervangen door een lachbui.
'Je wilde me beschermen tegen die overmaatse muis?' giechelde ik. Grijnzend nam ik het beestje in me op. Het was zo groot als een voetbal, had enorme oren en koolzwarte kraaloogjes. Zo schattig! Zijn karamelkleurige vacht maakte dat ik hem wilde aaien.
'Niet doen,' waarschuwde Gerrit terwijl ik naar voren liep. 'Hij gaat-'
In een flits opende de muis zijn kleine bekje en liet zijn tanden zien. Ik krijste toen er plots duizenden pijlen mijn richting op schoten. Gerrit sprong vlak voor me en schermde de aanval af met zijn metalen vleugels, die hij als een schild had opgeklapt. Het geluid van staal op staal veroorzaakte een schrille piep in mijn oren. Dodelijk geschrokken staarde ik naar de muis, wiens ogen rood gloeiden. Opnieuw opende hij zijn bek, maar voordat de pijlenregen doel kon treffen, greep Gerrit me vast, klemde me stevig tegen zich aan en stormde dwars door de muur heen naar buiten.
In een huiveringwekkende vaart kwam de grond dichterbij. Ik wilde schreeuwen, gillen, jammeren, huilen, maar mijn stem leek verlamd. Net als de rest van mijn lichaam. De wind sloeg in mijn gezicht, sneed in mijn ogen. Ik sloot ze maar, vlak voordat we te pletter zouden vallen.
Dat gebeurde niet, de hemel zij dank! Gerrit spreidde zijn vleugels. We zweefden vlak boven het aardoppervlak. Van opluchting joelde ik. Vaag verwonderde ik me erover hoe zo'n enorm blok ijzer kon vliegen, maar ik was veel te opgewonden om er goed over na te kunnen denken. Ik leefde nog! En ik vlóóg. Mijn droom was werkelijkheid geworden!
Gerrit deelde mijn vreugde niet. Telkens weer keek hij achterom, alsof hij de muis ieder moment verwachtte.
'Wat was dat voor ding?' vroeg ik tenslotte.
'Monstermuis. Zeer dodelijk. Beschikt over zowel de mogelijkheid om pijlen te genereren als om gif in te zetten. Hij kan zichzelf teleporteren naar plaatsen die het kan zien.' Ik slikte. Geen partij voor een sterveling.
Het was precies zoals Gerrit had gevreesd. Vanuit het niets verscheen de monstermuis. Het ene moment was hij er niet, een seconde later wel. Geen geluid, geen magische mist, niets. Ik wist niet wat ik verwachtte, maar in ieder geval niet dat het zo... makkelijk zou gaan.
'Gerrit, we hebben een probleem.' Hij keek om en zag de Monstermuis op zijn rug.
'Oh jee.' De aanvaller kroop met een duivelse grijns mijn kant op. Zijn rode ogen waren op mij gericht. Angstig glemde ik me aan Gerrits arm vast.
'Spring naar beneden.' De Gritrit keek me aan met zijn lege blik. Vlug gluurde ik naar omlaag. We vlogen boven zee.
'Nooit!' Dat zou ik niet overleven. Een val van deze hoogte was dodelijk, of je nou op het land viel of in het water.
'Doe het.' Gerrit probeerde met zijn staart de monstermuis van zich af te slaan, maar het diertje was hem telkens een fractie van een seconde te snel af.
'Nee. Dan ben ik zeker doo- AAAAH!' Met een ijzige gil tuimelde ik naar beneden. Gerrit had me losgelaten!
Het wateroppervlak kwam steeds dichterbij. Ik keek voor de laatste keer op. Mijn vriend de Gritrit was in een hevig luchtgevecht verwikkeld met de monstermuis. Hij zou me niet kunnen redden.
Ik viel en viel, terwijl de eeuwige duisternis van de oceaan me omhulde.
~~~
Mijn ogen schoten open, ik vloog rechtop. Mijn doodsschreeuw stierf in mijn keel. Ik hijgde, keek gejaagd om me heen. De kamer stond er nog precies zo bij als voordat ik ging slapen. Zelfs de muur stond nog overeind.
Mijn blik viel op het open raam. Buiten scheen de zon en liet de wind de boombladeren ritselen. Wat een vredig tafereel.
Ik glimlachte, de herinneringen aan de nachtmerrie al haast vervlogen.
Er zijn nog geen reacties.