28.5: Alleen
Mijn hart maakt voor het eerst sinds zijn vertrek een grote sprong. Ik herken de omslag. Ik herken het handschrift op de voorkant, en ik herken het perkament dat ik hen toen geschonken had. Een kleine glimlach nestelt zich rond mijn lippen als ik begin te lezen, veel te gretig waardoor ik de eerste zin drie keer moet herlezen.
'Liefste Louis,
We missen je. Jij mist ons hopelijk ook, we weten hoe het voelt.'
Ik weet veel te goed hoe het voelt, God.
'Goede oogst dit jaar. Lottie volop in voorbereiding en gezond.
Denk je aan ons? We missen knappe heer Styles - mam wou niet dat dit er op kwam.'
Ik mis hem ook, maar mijn zusjes nog erger nu ik dit lees. Met de grootste moeite proberen ze toch te communiceren met me. Ik weet wat hun gedachten hierachter waren en zou willen dat ik er bij was toen dit geschreven werd.
'We wensen je geluk en vrede toe.' Vervolgens onderbreekt mijn moeder haar schuine handschrift het mooiere van Lot.
'Blijf vechten mijn Wil.' Ik slik pijnlijk de gevoelens door waarna ik het tegenkom.
'Je familie.' Ik ben nog een van hen, ze zien me nog graag. Ook al heb ik hun dit ongewild aangedaan en mijn reis spectaculairder dan ooit tevoren gemaakt door aan te pappen met de keizer, de mooie man. Zij missen enkel zijn uiterlijk, maar ik mis zoveel meer. Net zoals bij mijn familie. Ik mis vervelende eigenschappen waar ik me nu niet aan kan ergeren. Zo laat Harry me 's nachts niet verder dan een armlengte van hem af rollen - zelfs al is het benauwd, en heeft hij me veel te snel door. Ik mis hoe Daisy er altijd tussen uit glipte als ze extra klusjes moest doen terwijl ze al zo moe was. Hoe ik nog extra in hun plaats zou werken. Ik mis het geluid van vele vrolijke stemmen door elkaar als er eindelijk eens genoeg eten was. De rode blik in Harry's ogen, en toch die vastberadenheid om me geen pijn te doen. Hoe hongerig ook. Ze geven allemaal om me, en ik ook om hen, maar ik krijg het niet getoond. Ik kan mezelf moeilijk verwoorden of laten zien dat ik iets echt apprecieer. Stomme koppige Tomlinson dat ik ben. Ik ben een even grote eikel als Jean. Gefrustreerd adem ik hevig in door mijn neus en leg ik het stuk tekst weg voordat ik het onbewust kapot maak. Mijn handen grijpen naar mijn hoofd terwijl ik mezelf probeer te kalmeren.
'Louis, Louis. We komen voor je.' Meerdere stemmen fluisteren in mijn oor. Meerdere afschuwelijke vlijende stemmen.
"Nee!! Sto-op!" Laat het stoppen, niet nu.
'En de keizer, je familie, zijn familie. Iedereen die zich niet aansluit.' Tranen van verzet vormen zich in mijn ogen terwijl ik hevig en ongecontroleerd naar adem snak. De stemmen beroven me van zuurstof en verstand. Ze duwen me verder en verder totdat ik niet meer kan.
"Laat me met rust!"
'De vloek die op jouw naam rust zal altijd tot uiting komen. Jij zal boeten voor andermans zonden!' Woedend van machteloosheid laat ik me op de grond zakken. Een deur gaat open, mijn handen klauwen op de grond, zoekend naar steun, naar de kracht van de waarheid.
"Louis rustig, duw ze weg. Duw Louis!" Een mannen stem die zo bezitterig is dat ik niets anders kan doen dan angstig alles van me af duwen. Alles lijkt te trillen, misschien beeld ik me dat in, misschien niet. Als ik een hand mijn bovenarm te stevig voel omklemmen verdwijnt het liedje van de stemmen. Het stopt. Verbaasd kijk ik omhoog naar Sedrik. Hij is deftig gekleed en kijkt me emotieloos aan. Mijn wangen plakken van de angst terwijl mijn losse kleding als oude vodden rond mijn vermoeide lichaam hangen. Hij trekt me zwijgend overeind.
"Het wordt erger." Ik knik instemmend maar zeg niets. Schaamte vindt zich een baan door mijn zwakke geest. Een Tomlinson die zich schaamt, dat gebeurt nooit. Daarom ben ik misschien ook geen echte. "Wat doen we dan Louis?" Hij krabt nadenkend in zijn haren, verveeld met de zaak.
"Ik ga niet slapen."
"Daar was ik ook al opgekomen." Zijn lichaam draait hevig rondjes door de kamer, wandelend met stevige passen, de nervositeit eruit krijgend. Ik blijf levenloos staan.
"Wakker blijven dan. Altijd wakker blijven." Doordat anderen me deze afschuwelijke dingen opleggen. Ik kan mijn eigen leven niet bepalen, zelfs niet als ik braaf naar de keizer luister. Dan wordt mijn vrijheid en geluk aangevallen vanuit een andere hoek. Ik ben dit zo beu. Dat degene die dit doet zich maar meldt voor een pak slaag.
"We zien wel." Ik zeg wederom niets en ga op mijn bed zitten. De brief ligt veilig bij mijn hoofdeinde, Sedrik heeft alles al even gezien. Hij bemerkt alles, ik word er vervelend van dat hij stille kritiek op me geeft.
"Met zien bedoel je hopelijk niet de hele tijd naar mij kijken want het maakt me stront vervelend!" Geïrriteerd geef ik hem een duidelijke blik. Hij verroert zich even niet en geeft dan toe aan mijn wens.
"Je alleen laten wordt nog moeilijk..." En toch verlaat hij de kamer. God, ik wil niet alleen zijn. Ik wil wel alleen zijn, omdat ik niet mezelf ben en anderen me niet begrijpen. Er is maar één iemand waar ik bij wil zijn, iemand die me wel begrijpt en me dwingt om te kalmeren en rustig na te denken. Harry. Mijn krullenbol en zonnestraal. De vampier in de donkere kille nacht. De dikke regendruppels op je oververhitte gezicht. Ik schud mijn hoofd zachtjes en neurie een deuntje om mezelf afgeleid te houden. Een deuntje voor mijn geliefde. Ik mag niet aan hem denken, en ook niet aan de - hoop ik - dromen. In de doos onder mijn vind ik al snel een blad perkament en zo'n schrijfding. Deze moet nog wel in de inkt ondergedompeld worden, maar goed. Deze ken ik, een beetje dan toch. Wat moet ik schrijven? Ik kan niet schrijven dat ik me geweldig goed voel nu want dat is een harde leugen. En over Harry praten gaat niet. Eigenlijk bestaat mijn leven uit niemand minder dan Harry en zijn behoeftes. En als dat weg valt, als mijn steun op deze aardbodem, mijn doel onder mijn voeten uitgetrokken wordt val ik in een zwart gat. Niet meer wetend hoe je op je eigen benen moet staan. Zielig ventje dat ik ben. Ik snuif en schrijf dan toch de eerste twee woorden. Mijn handschrift is opgekropt en lelijk, maar ik kan niet beter.
'Liefste gezin'
Dat klinkt niet extreem slecht, maar ook niet zoals ik het wil. Ze zullen het er toch mee moeten doen.
'Ik denk dagelijks aan jullie. Ik mis jullie minstens even hard.'
Ik slik, ik mis veel van het leven. Ik weet niet meer of mijn leven wel nuttig is. Als ik toch de hele tijd hier opgesloten zit... Dan kan ik het Harry misschien beter later beëindigen. Ik wil het volk niet in onnodig gevaar brengen. Ongewenst ben ik altijd geweest.
'Ik zou zo graag bij jullie willen zijn, hier is het saaier, geloof me. Ik hou van jullie met heel mijn hart. Voor altijd.
Jullie Louis.' Ik zucht en vouw het dikke vel dubbel zodat ik het niet meer zie. Het blijft achter op tafel terwijl ik zonder enig verstand de trap af loop. Blindelings vind ik de tuin. Kritiek kan ik niet krijgen, ik zit nog op het beveiligde stuk grond. Het gras is zacht als ik me er in laat vallen. De miezerige regen prikt in mijn gezicht en is koud op mijn huid, maar ik geniet er van. Dit is leven. Voelen wat er om je heen gebeurt en daar naar handelen. Of het nu de natuur is of mensen hun stille roep, luisteren zal je. Voor even laten vervelende stemmen in mijn hoofd me met rust. De koude op deze zomerse dag lijkt ze te doen verschrikken en weglopen. Misschien zijn ze zelfs bevroren, in ieder geval is het fijn om je even alleen op het getik van de regen te concentreren. Het aantal druppels die mijn huid vinden. Als er wat ritselt doe ik mijn ogen niet open, maar tast ik de omgeving af met magie. Opzoek naar een teken van leven. Als ik ergens op bots, iets wat ik niet verwacht had, kom ik snel overeind en staar ik naar de plaats waar iets of iemand zou moeten zitten. Mijn oren wennen aan de natuurgeluiden. Ze vangen meteen de ritselende takken op. Het is te duidelijk nu, een persoon nadert me, snel en zeker dat ik hem of haar niks ga doen. Als ik donkere kleding en daarna armen zie, krabbel ik snel overeind voor de veiligheid. Mezelf liggend verdedigen is nogal moeilijk en te gevaarlijk. Een gezicht vanuit de verte. Het duurt even voordat ik er een naam op kan plakken. De persoon wiens gezicht ik zo verdomd goed zou moeten kennen. Jean, de had-gemoeten vader die zijn zoons naam niet accepteert, laat staan zijn geaardheid.
"De majesteit is niet hier?" Hij heeft gezelschap bij. Achter hem duiken er verschillende mannen op. Ik schud mijn hoofd en maak mijn schouders breed, ik vertrouw dit niet. Eigenlijk verdient hij niet eens een antwoord, toch niet van mij.
"Sedrik?!" Ik stuur er wat echo achteraan met magie zodat de boodschap zeker aankomt. In een oogflits staat de man beschermend voor me. Ik negeer de arm die me achter hem moet houden en ga naast hem staan.
"Meneer Jaures." Hij klinkt niet eens verbaasd, eerder niet tevreden met de aanwezigheid van de groep mannen. Ze staan buiten de beveiligde zone, voorlopig. En anders houd ik ze wel daar, of probeer dat toch.
"Uwe prins Styles, wij kwamen voor majesteit Harry Styles."
"Het is keizer, en hij is er spijtig genoeg even niet." Een cynische glimlach naar de vriendelijke en beleefde mannen. Ze lijken zo onschuldig, alsof ze voor degelijke zaken komen.
"We zijn bereid te wachten." Jean zijn stem is overheersend en dik, ik kan hem zo zijn ogen uit zijn oogkassen halen, afschuwelijke man. Sedrik voelt het en duwt me onopvallend maar veel te stevig achter zich. Geen protest mogelijk.
"Het kan enkele dagen zijn, hoe lang was jullie reis en wat is de bedoeling?" Intussen komt de roodharige prinses ook op haar eentje aangewandeld, volledig op haar gemak en bewust van haar entree. Als ze naast me komt staan bekijkt Jean me bespottelijk. Ik ben net hun zorgenkindje, afhankelijk van anderen. Ik maak me vrij uit haar greep en geef hem een sterkere blik terug, een die hem zijn ogen doet afwenden, maar de glimlach verdwijnt niet.
"Een week heer." Een van de mannen uit de groep glimlacht vriendelijk. Rune is echter even ongeduldig als anders.
"De bedoeling alsjeblieft?"
"Een waarschuwing voor gevaar dat niet van ons komt. Problemen die er al zijn. Dit zijn geleerde mensen." Ik kijk niet naar de lelijke man en concentreer me op controle van ademhaling en geest. Ik moet kalm blijven. Even trouw als anders voel ik de magie door mijn aders glijden, anders dan in mijn droom. Rune controleert me zo onopvallend mogelijk met voelbare spanningen. Ik moet luisteren, iets wat me slecht bevalt.
"Ik laat jullie tijdelijk binnen in mijn kasteel op voorwaarde dat jullie je gedragen zoals wij wensen tot dat er een beslissing is." Hij knikt met zijn hoofd en verdwijnt dan plotseling, mij onverwacht meesleurend in de te snelle bewegingen. Misselijk vecht ik tegen de greep. Als de steun weg valt zit ik op een stoel met mijn hoofd tegen koud hout. Een bureau. Ongeduldig torent de man boven me uit.
"Je moet Harry waarschuwen."
"Als je me nu niet eerst ziek gemaakt had." Alles draait rond en rond. Bij Beer was die snelle keer veel fijner. Hij hield rekening met menselijke beperkingen. Na een kuch van mij raap ik mijn misselijke lichaam bij elkaar en zet ik me klaar voor de spreuk. Het potje met rode vloeistof heeft een indringende geur en is al veel te lang geopend naar Sedrik's mening.
"Als jij er door bent geef je me jouw hand en trek je me mee in de spreuk." Het is dwingend, ik ben de slaaf zonder keus. Geen tijd voor een gesprek met mijn geliefde dus. Die gedachte doet me even op mijn tanden bijten.
"Wat als hij me er niet in laat?"
"Gebruik de onderste spreuk, hij zal je er in laten." Ik frons bezorgd om mijn Harry. Ik weet niet wat de onderste spreuk doet, hoogstwaarschijnlijk doe ik hem er zelfs pijn mee. "Je hebt geen keuze Tomlinson! Doe het nu voordat die mensen hier in ons huis blijven!" Hij is geïrriteerd en werkt me op mijn zenuwen, bang ben ik niet. Ik geef hem een koppige blik voordat ik de spreuk start en meteen voel hoeveel van die opgestapelde energie onmiddellijk uit mijn lichaam wordt gezogen. Ik bijt echter door de woorden heen en strek mijn hand uit als ik zijn schreeuwende aanwezigheid voel. Een kleine duw is voldoende om zijn geest binnen te dringen.
Het is donker, en ik voel Sedrik zijn aanwezigheid, ik hoor hun enkel niet. Het omklemmende en bedrukkende gevoel wordt steeds erger naarmate ik door de duisternis wandel, niet willend om iets te zeggen en daarmee de twee broers te verstoren. Ik weet niet wat ze doen. Mijn vermoeden is dat ze via gedachten bezig zijn zodat ik ze niet kan horen, typisch. Het verlangen om naar Harry te smeken is zo groot. Mijn hart klopt zwak en snel bij de gedachte aan zijn aanwezigheid, hier. Zou Sedrik iets zeggen over mijn dromen en nachtmerries? Of enkel over de mannen? Voor Harry is het beter dat hij het niet weet, maar met het bezoek zal hij toch snel moeten terugkeren. Mijn hart roept ontelbaar veel stille woorden, verlangens, wensen naar de krullenbol die hier ergens is. Ik weet niet waar, maar ik voel zijn aanwezigheid. Mijn ring is weer erg voelbaar aan mijn vinger. Waarom duurt het zo lang? Het is toch te hopen dat Jean aan onze kant staat - hoe erg ik hem ook veracht. Als mijn dromen visies zijn hebben we hem erg hard nodig. Ik ben niets vergeleken met ervaren en sluwe wiccas. Mijn hoofd bonkt van de kracht die uit mijn lichaam wordt onttrokken.
"We zijn klaar Louis, stop er maar mee." Sedrik, niet mijn lieve Beer.
"Harry..." Ik mompel het verliefd en moe, op zoek naar zijn geruststellende stem. Mijn licht in deze donkere energie zuigende kamer.
"Ik zie je snel weer mijn Louis." Met die woorden duwt hij me buiten. Mijn kracht zakt als een mislukt brood in elkaar en doet me wild hijgen, ons terug nemend naar de werkelijke omgeving. Mijn handen omklemmen de stoel stevig en mijn borstkas gaat wild op en neer. Sedrik bekijkt me enkel raar, alsof ik als man aan het bevallen ben. Hij lijkt er echt even over te twijfelen, zijn blik spreekt boekdelen. Sorry hoor, ik ben wel degene die ervoor zorgt dat dit zelfs mogelijk was.
"Komt-hij terug?" Ik probeer mezelf rustig te krijgen. Dat lukt, maar een slaperig gevoel neemt het dan ook meteen over. Ik vecht ertegen, wachtend op het antwoord onder een bestuderende blik van een allerziener.
"Zo snel mogelijk. Ik verwacht hem bij op de zon haar hoogtepunt. Ik zou zeggen ga slapen, maar de gedachte dat jij het raam uitvliegt is niet zo prettig." Oh, hij vindt het wel prettig. Ik zie de vrolijkheid bij de komische gedachte van hem. Verrader.
"Je vindt het fijner dan je wilt toegeven." Ik glimlach naar hem en sta op. "Ik heb nog een aartsmoeilijk boek, dus ik heb nog wel wat te doen." Sedrik knikt met een kleine glimlach rond zijn dunne lippen. Ik verlaat de ruimte. Mijn benen klagen dat ze mijn gewicht niet willen dragen, ik negeer het en loop nog sneller door naar mijn kamer. In plaats van het boek dat Sedrik me gaf neem ik het verborgen spreukenboek. Als er een oorlog is moet ik me ook kunnen wapenen.
Reageer (1)
Harry!!!
8 jaar geledenEn je schrijft echt zo goed! Ge-wel-dig!
Xxx