Foto bij 28.4: Alleen

'Louis? Word wakker schat.' Ik kreun als ik Harry's bezorgde stem hoor, het klinkt zo ver weg. 'Komaan. Open je ogen.' Ik doe wat hij zegt en staar recht naar een smerig vies plafond. Fronsend bemerk ik dat er een klein raampje met tralies voor zit, wat is dit? Vragend zoek ik een antwoord in Harry's blik. Hij zegt echter niets en kijkt me medelevend aan. Ik kruip in zijn armen, op een andere manier opzoek naar steun. Mijn hersenen helpen me daarbij niet echt.
'Het spijt me, ik kon hem niet aan.' Zijn stem klinkt gebroken en het verbaast me zelfs dat zo'n egoïstische vampierkeizer als hij, dat toe durft te geven. Troostend kus ik zijn kaaklijn en laat ik het gebroken en vettige haar door mijn even vuile handen glijden.
'Ik kon je niet helpen.' Mijn nietige stem doet me in elkaar krimpen van schande.
'Iemand deed iets tegen je, je kon er ook niets aan doen.' Troostend wrijven zijn grote handen over mijn rug. Ik durf de volgende vraag niet meer te stellen: wat nu? Onze levens liggen niet meer in onze handen en het voelt verschrikkelijk aan. Voor even ben ik terug een onbelangrijke stip op het pad van een dictator. 'Luister naar me Louis, het feit dat wij nog leven betekent dat we te belangrijk of gevaarlijk zijn om te vermoorden.' Groene ogen, helder maar duidelijk betrokken door met zorgen-gevulde wolken. Het maakt zijn ogen kouder en killer. Het zijn enkel de lieve bewegingen en zijn ruwe stem die me met mijn hoofd bij het heden houden. Hoe kan hij zo optimistisch zijn? Die mensen willen ons vermoorden, en ik ben te zwak om iets te doen. Mentaal zwak, een slappeling.
'De rest?' Hij zegt niets, ik zwijg en leg mijn hoofd op zijn schouder. Starend naar een grijze bakstenen muur, geklad met andermans bloed alsof het een schilderij is. Harry ruikt het, ik weet het zeker. Ons stil zwijgen geeft meer steun aan elkaar dan je zou denken.
'Vieze vuile homo's! Laat elkaar los!' Voordat ik het besef val ik achteruit op de grond en hoor ik nog net een luide krak. Harry schreeuwt het uit van de pijn. Het is een schelle, diepe, hopeloze té echte schreeuw. Zo echt, je voelt hoe de Harry’s kronkelende lichaam pijn uitspat naar je. Meteen trilt mijn onderlip en span ik mijn vuisten aan. Als ik mijn ogen van de schreeuwende Harry om een rug die in een rare positie ligt afhaal zie ik pas wie er langs de kale man staat. De man die me dit ellendige leven heeft gegeven om het ook van me te kunnen beroven, samen met dat van de machtigste keizer ooit. Jean.

"Ahh!!" Ik schreeuw het uit van de angst als ik verschillende handen stevig voel duwen op mijn lichaam om het op de harde jutezakken te houden. Te sterk om menselijk te zijn.
"Kalmeer Louis!" Mijn ademhaling piept en mijn lichaam ligt in een poel van eigen zweet. Net zoals Harry in een poel van zijn eigen bloed lag. Er is niets vernederender dan dat. Krampachtig probeer ik te ontkomen aan de handen. Er is te weinig ruimte en ik krijg geen lucht. Mijn borstkas wilt omhoog rijzen en ademen, maar het gaat niet. Niets gaat, ik kan niet meer.
"Louis focus op ons!" Verward knipper ik met mijn ogen en geef ik de broer en zus onbewust een te stevige stoot waardoor ze achteruit tegen de muur vliegen en ik eindelijk kan ademhalen. Ik ben vrij, dit is echt. Harry is oké. Zittend verken ik de tijd en toestand van mezelf. Mijn huid is grauw en verdrinkt in het zweet. Mijn keel is schor en mijn hart krijg ik niet tot bedaren gebracht.
"Waarom hadden jullie me vast?" Ongelovig wisselen de twee een blik uit - en vast ook stille woorden. Wat? Ik was degene die geen lucht kreeg.
"Je wou weg vliegen, maar voortdurend. We hebben je meer dan twee uur tegen gehouden." Sedrik is nooit bang om te waarheid onder ogen te komen. Maar wat?
"Ik-" verward kijk ik naar mijn benen. Nu zit ik braaf, maar ik voel overal brandende pijnen door een inspanning die ik onbewust gedaan heb.
"Rustig Louis, we hadden naar je moeten luisteren."
"Als jij ons eens verteld had dat er dit aan de hand was." Ik zeg niks, dat zegt volgens mij meer dan genoeg. Mijn ogen verkennen koppig de duidelijk angstige mensen voor me. Waar zijn ze bang voor? Of beter...van wie? Van mij is geen optie, of wel? Ik zou nooit iemand ernstig pijn doen, op mijn vader na dan. Hem lust ik rauw. De droom- of was het een visioen? Ik hoop zo erg dat het maar een droom was. Sedrik en Rune zijn dichterbij gekomen.
"Je kan het ons vertellen weet je. Je had het moeten zeggen." Met vrouwelijke soepelheid en nonchalance brengt ze het onderwerp ter sprake. Ik zeg niets, wat moet ik zeggen? Het is zielig hoe ik niet zonder de keizer kan zonder het uit te schreeuwen in angst. Ik ben een zielig wezen. Als ze me opnieuw willen benaderen sta ik op, maar ik geraak niet voorbij de deur voordat Sedrik zijn zware stem me berispt.
"Er moet gepraat worden."
"Oh, maar ik ben ervan overtuigd dat jullie twee al genoeg tegen elkaar verteld hebben." Mijn maag krimpt pijnlijk samen bij mijn woorden maar mijn gezicht blijft uitdrukkingloos. "Sorry dat jullie in aanraking komen met mijn belachelijke menselijke problemen." Ik doe de deur open en weer toe. Ik voel me leeg en verkrampt door alle miserie 's nachts. Het voelt aan alsof ik moet overgeven, ik slik het opkomende gevoel door en loop nu wel naar Harry's kamer. Het interesseert me niets wat Sedrik daar van denkt, ik moet even rustig worden. In plaats van in dat grote naar hem ruikende bed te gaan liggen zet ik de buitendeur open en neem ik plaats op het balkon. De wind giert voorzichtig langs mijn oren, zich afvragend met wie hij te maken heeft deze keer. Er is maar één vraag die blijft zeuren en hangen in mijn hoofd, als een vervelend vuiltje dat niet uit je kleding wilt. Zijn het visioenen of dromen? Is mijn eigen fantasie nu een loopje met me aan het nemen? Want dan heb ik mezelf gewoon niet meer in de hand en dat zou ik verschrikkelijk vinden. Als ik mezelf nog niet meer kan controleren, dan heeft leven ook geen nut. Als het visioenen zijn wel, ik wil er niet aan denken. Dan staan er ons verschrikkelijke dingen te wachten. Misschien is het dan zelfs zonde dat ik me nooit de aanleiding of het begin van de droom kan herinneren. Ik wil enkel die sterke armen die me beschermen tegen zulke neppe waanideeën. Ik maak mezelf bang, dat is nog het ergste. Als ik een klop op de deur hoor voel ik pas hoe koud ik het werkelijk heb. Zo verdoofd was ik dus. Mijn vingers zijn verkrampt en mijn lippen droog en gescheurd, fijn voor Harry als hij terug komt. Ik zucht en doe de deur van het balkon terug toe. Rune of Sedrik kunnen niet horen wat er hier in gebeurt, het is Harry's kamer, geluiddicht. Daarom mag ik er waarschijnlijk ook niet rond hangen. Traag piept de deur en zie ik Rune haar blik.
"Ik zou willen zeggen dat ik je niet kom controleren maar dat doe ik wel. We zijn bezorgd, als Harry hier achter komt vernield hij heel het paleis." Ze klinkt sereen, maar met een droevig kantje. Ik knik en kom dan gehoorzaam vanachter de deur uit om naast haar op de gang te gaan staan.
"Ik wou dat ik niet zo'n raar geval was. Dat jullie je geen extra zorgen moesten maken om een dom mens." Lusteloos blaas ik traag lucht naar buiten waarna ik haar pas aankijken kan.
"Je weet niet hoeveel je inmiddels voor hem en ons betekent. "
"Als je ziet wat ik gezien heb ga je daar anders over denken, geloof me. Blijf dan trouw aan het oude en niet aan mij alsjeblieft. Beloof me dat." Haar heldere ogen vernauwen even waarna ze kort en vampier-achtig haar hoofd schudt. Het valt me op dat haar kapsel weer prachtig is. Mijn gevoelens zijn zwaar als ze niet antwoordt.
"Ik kan jou niets beloven. Ik beloof dingen aan mijn broer. Hij is mijn leider."
"En daar zal hij voor een keer zijn emoties tonen en een zwakke keizer zijn die jullie meetrekt in mijn val. Laat me dan gaan alsjeblieft. De ellende en dood zijn het niet waard." Ze lijkt nu pas te beseffen hoe zwaar de dromen en nachtmerries op me doorwegen. Het is het voortdurende gewicht van kilo's zaad in een snijdende jutezak die je mee moet dragen.
"Ik-" Mijn ogen zoeken haar gestalte weer op. Ze is verward, duidelijk.
"Je maakt mij gelukkig met te doen wat ik net vroeg, bij levensbedreigende momenten." Ze knikt, ik blijf dan ook maar roerloos staan. Beiden als zombies, nadenkend over grote zorgen die later misschien heel futiel en onbelangrijk bleken.
"Ik vind dat je met Harry moet praten. Over wat je ziet. Ik ben slechts een vrouw, ik moet hem volgen." De woorden komen voorzichtig, voorbereid uit haar mond, maar ze doen me nog pijn.
"Dan is hij nog bezorgder om me."
"Ik kan dit niet van hem verzwijgen, hij is mijn broer Louis." Haar gekruiste armen beschermen het gedachtegoed van de zelfstandige vrouw. Ik reageer er niet meer op, ze heeft gelijk, dat weet ik. "Er is trouwens een brief voor je, het ligt op jouw bed." Ik knik en pers er een kleine glimlach uit, als dank. Mijn hart is echter te samengeknepen door rare gedachten. Dat Beer maar snel terugkomt.

Wat zou er in de brief staan?

Ik lees trouwens net dat ik genomineerd ben voor het beste verhaal van 2016 (all credits to you) enorm bedankt daarvoor! Wat een eer :)

Reageer (1)

  • Paardenvriend

    bruh... Ik wil een reactie geven... Maar ik weet nu niet wat. Ik weet het al. Het is echt zielig dat hij zo droomt. Hopelijk is het alleen een nare droom.

    8 jaar geleden

Meld je gratis aan om ook reacties te kunnen plaatsen