Foto bij Hoofdstuk 6.4

Luke

Jacqueline slaat haar hand voor haar mond. ‘Echt waar?’
‘Nee,’ zeg ik dan. Mijn antwoordt verbaasd mezelf, maar het meisje tegenover me zag dat antwoord ook niet aankomen. Haar gelaat vertrekt van verschrikt naar verbaasd. ‘Eigenlijk zit het zo. Ik was op schoolreis naar de dierentuin en ik hing iets te ver over de reling bij de pinguïns. Toen viel ik voorover, zo twee meter omlaag, in het water. Tussen al die zwart-witte beesten, die dachten dat ik een groot stuk voer was. Een levende vis, of zoiets. En geloof me, die snavels kunnen hard aankomen! Ik heb er gigantische blauwe plekken aan overgehouden.’
Twijfelend kijkt Jacqueline me aan, om dan als gefrustreerd teken haar beide handen de lucht in te gooien. ‘Wat is het nou?’
Ik kan mijn lachen niet meer inhouden en proest het daarom uit.
Ik zie Jacqueline knikken. ‘Dat dacht ik al. En je vindt jezelf wel grappig, hè?’
‘Dat ben ik toch ook?’
‘Misschien,’ laat ze me een beetje afwachtend weten. Ik zie de twinkeltjes in haar ogen en het kuiltje in haar wang. Ja, ze amuseert zich wel.
‘Ja, sorry, maar mijn verhaal was eigenlijk niet zo spannend. Isa en ik waren drie, we waren op vakantie bij het riviertje en toen gleed ik uit. Absoluut niet spectaculair. Toch is het zo gebeurd. En dat heeft me op de een of andere manier zo laten schrikken, als kind zijnde, dat ik me sindsdien nooit meer helemaal op mijn gemak voel bij het water.’ Ik pluk aan een touwtje aan de zijkant van mijn handdoek. ‘Ik durf ook absoluut niet met mijn hoofd onder water. Ik weet het, heel stom. Het zit vast en zeker tussen mijn oren, dat ik het niet durf, maar toch is het zo. En dan heb je de zee, weet je wet, dat golft. En dan komen er golven aan en die zijn soms zo hoog en die gaan dan helemaal over je heen.’ Ik maak een huiverend gebaar. Jacqueline kijkt me begripvol aan. ‘In een gewoon zwembad daat het nog wel, maar hier niet.’ Ik maak een knik met mijn hoofd richting het water, waar Dan, Angelo, Miriana en Meadow nog steeds dolle pret beleven.
Jacqueline knikt en vraagt dan: ‘Dus dat hele pinguïnverhaal is gewoon verzonnen?’
Ik knik. Ja, een leugen was het niet. Het was gewoon een grapje. ‘Maar ik ben wel eens in de dierentuin geweest.’ Ik grijns. ‘Dus helemaal verzonnen was het nou ook weer niet.’
‘Ja, ik ook,’ moet Jacqueline ook lachen. ‘Meerdere keren zelfs.’
‘Wow,’ reageer ik, alsof ik helemaal onder de indruk ben dat Jacqueline vaker dan één keer in de dierentuin is geweest.
Plots trekt er een schaduw over het strand. We kijken omhoog en zien dat er een wolk voor de zon is geschoven. En niet een wolkje, maar een heel donker en dik pakket vol wolken. Het ziet er niet al te betrouwbaar uit.
‘Wow,’ hoor ik Jacqueline uitbrengen.
En op dat moment valt de eerste druppel uit de hemel. ‘Oh, nee.’ Ik spring overeind en steek dan mijn hand uit, maar Jacqueline is zelf al opgestaan. Ze trekt haar badlaken naar zich toe en klopt hem haastig uit, om vervolgens in haar tas te proppen. Ik volg haar voorbeeld en stop de eerste de beste spullen die ik tegenkom in een tas. De regenspetters vallen nu zonder ophouden naar beneden. Gillend komt Miriana ons toegerend, met haar handen boven haar hoofd. Als bescherming tegen de regen? Nogal doelloos, als je net uit het water komt.
‘Wie heeft het nou weer voorgesteld op uitgerekend vandaag naar het strand te gaan?’ begint ze tegen ons te mopperen. Ze grist de handdoek die ik op dat moment in een tas aan het stoppen was weg om zich ermee af te drogen. ‘Ah, stom, schurend zand. Rotstrand.’
‘Sorry.’ Ik pak een andere handdoek en stop die wel in de tas, terwijl ik me excuseer zonder een blik naar haar toe te werpen. Ook al weet ik dat ik niet degene was met het idee naar het strand te gaan. En al helemaal niet degene was wie het leuk leek te gaan zwemmen in de zee. Dan kwam met dit plan en nodigde vervolgend Miriana uit. Ze had nee kunnen zeggen…
Uitgeput komen Meadow, Dan en Angelo ook bij ons en slaan de overgebleven drie handdoeken, die we nog niet in een tas hadden gedaan, om zich heen. Het helpt niet veel, want ze zijn al kletsnat. De regen valt met bakken uit de hemel.
‘Hoe hebben we dit niet zien aankomen?’ Ik ga naast Jacqueline lopen, op weg naar de auto. Ik draag drie tassen in twee handen. ‘Wij niet en de anderen zijn ook niet eerder het water uitgekomen.’
‘Geen idee,’ antwoordt ze, naar beneden kijkend om zo min mogelijk regen in haar gezicht op te vangen. Haar haren hangen in losse slierten langs haarhoofd. De knot die ze eerder in haar haren heeft gedraaid is verdwenen.
Druppels kabbelen als kleine beekjes langs mijn slapen, over mijn voorhoofd en er hangt zelfs een druppel aan het puntje van mijn neus. Van de eerst nog zonnige plek is Huntington Beach nu grijs en een stuk leger geworden. De mensen van de fietsverhuur halen gauw hun spullen en fietsen naar binnen, het strand is leeg, de rolluiken van de eettentjes zijn dicht en er staat een rij auto’s voor de slagbomen om de parkeerplaats af te komen.
We lopen naar onze auto’s toe en ik zet de tassen op de grond. Miriana heeft haar auto toevallig naast de mijne geparkeerd. ‘Ja, doe maar rustig aan, hoor,’ is het Dan die dat zegt zodra hij naast de auto staat. Zijn natte haren hangen in een lok over zijn voorhoofd.
Oh ja. ‘Sorry.’ Ik begin verwoed te zoeken in mijn broekzakken en tas, om dan eigenlijk maar toch de autosleutels te vinden. Ja, dingen kwijtraken, daar ben ik meestal wel goed in. Als de auto open is, zitten de meiden al in de andere auto en start Miriana de motor. Meadow en Jacqueline zwaaien nog naar ons als ze wegrijden, maar Miriana vindt het kennelijk onnodig om nog even naar ons te kijken.
Chagrijnig.
We klimmen in de wagen en rijden dan als een van de laatsten van de parkeerplaats af. De parkeerwachters steken hun hand op vanuit het hokje waar ze voor de regen staan te schuilen wanneer we langsrijden.
De regen klettert op het dak en op de voorruit en de ruitenwissers zwiepen gehaast van links naar echts om het zich zo duidelijk mogelijk voor me te maken. Het regent niet vaak in Californië, maar als het eenmaal begint, is er ook geen houden meer aan. Vandaar de enorme putten aan de zijkanten van de straten, om al dat water tijdens en na zo’n bui weer weg te vervoeren.
Net zo onverwacht en abrupt als het begin eindigt het geregen na in totaal een minuut of vijf geduurd te hebben. De verdieping wolken boven ons breekt open en het grijs maakt plaats voor meer wit en een strakblauwe lucht. Zonnestralen weerkaatsen vervelend via het natte wegdek in mijn ogen en ik vraag een zonnebril uit het dashboardkastje.
‘We hadden gewoon nog op het strand kunnen zitten,’ treurt Angelo. ‘Nat waren we toch al.’
‘Ik niet,’ mompel ik.
‘Dat is niet mijn probleem.’ Grappend klopt Angelo even op mijn knie om duidelijk te maken dat hij niet teleurgesteld in me is.
‘Jullie staan ook op Facebook,’ horen we Dan opeens zeggen. Hij kijkt op van zijn iPhone en draait het scherm naar Angelo en mij toe. Angelo pakt het toestel aan en kijkt, lacht en laat de foto daarna aan mij zien.
‘Van Jacqueline?’ raad ik na er een snelle blik op geworpen te hebben. Er is veel zand te zien, een Angelo en mijn hoofd. De rest van mijn lichaam bevond zich onder het zand. Vlug richt ik me weer op de weg voor ons.
‘Ja, van Jackie.’ Dan pakt zijn telefoon terug en scrolt verder.
‘Stond er nog wat bij?’
‘Huntington Boys,’ zegt Dan. Ik glimlach en rijd rustig het binnenland verder in, bij Huntington Beach vandaan, op weg naar huis.

Reageer (1)


Meld je gratis aan om ook reacties te kunnen plaatsen