Hoofdstuk 6.3
Luke
‘Wat gaan we nu doen?’ doorbreekt Meadow de stilte, waarop alle aandacht nu op haar gevestigd wordt. ‘Het is nu half drie en ik mag niet al te laat thuiskomen.’
‘Wat is “niet al te laat”?’ vraagt Angelo zich af.
Meadow haalt haar schouders op. ‘Weet ik veel. Etenstijd?’
‘Dan hebben we nog wel een tijdje,’ concludeert Miriana, die zich ook bij het gesprek voegt. ‘We kunnen nog gaan zwemmen?’
Blikken worden over en weer geworpen. ‘Prima,’ stemt Meadow toe. ‘Ga je nu wel mee? Jack, alsjeblieft?’ Smekend kijkt ze Jacqueline aan, die er eerst mee in wil stemmen, maar mij dan ziet staan. Ze ziet dat ik twijfel.
‘Nee,’ hoor ik haar dan zeggen. ‘Ik blijf wel bij Luke, anders is hij zo alleen. En dat is ook zo zielig.’ De manier waarop ze mijn naam uitspreekt is apart. Alsof ze met liefde mijn naam vormt met haar tong en stembanden en het dan over haar lippen naar buiten laat rollen zodat het perfect in de zin past. Oké, dit klinkt vast heel raar.
‘Maar dan heb jij helemaal niet gezwommen!’ pruilt Meadow.
‘Ik heb toch gevolleybald?’
‘Meadow!’ De rest is alvast de kant van het water op gelopen. Dan en Miriana staan al tot hun kuiten in de koude golven en Angelo wacht Meadow op, die nog steeds bij ons staat. ‘Meadow, kom nou!’
Meadow kijkt kort om en steekt haar hand op. ‘Wacht even, meneertje ongeduld.’ Dan kijkt ze kort van mij naar Jacqueline. ‘Maar ik ben toch je beste vriendin?’
‘Ja, jammer dan.’ Plots duikt Angelo achter haar op en pakt haar bij haar middel beet. Meadow slaakt een gilletje en wordt opgetild, tot ze over Angelo’s schouder hangt. Ik lach. Jacqueline ook. Hobbelend op zijn gespierde schouders wordt Meadow ontvoerd. Ze patten het water in en Angelo gooit haar in de golven, onder luid gegil van Meadow zelf.
‘Dus…’ Jacqueline kiest haar eigen handdoek weer uit om op te gaan zitten. ‘Had je alweer geen zin om te gaan zwemmen?’
Afwachtend kijkt ze me aan, met haar intrigerende amandelvormige ogen. Voor de tweede keer die dag op het strand krijg ik het in een deel van een seconde een stuk warmer. De eerste keer was toen Jacqueline me probeerde te kussen – want zo leek het echt – en nu dit. Ze vraagt me letterlijk waarom ik niet zwem. Ja, die vraag stel ik ook tegen mezelf, al sinds ik een jaar op drie was.
Ik hoor mezelf lachen, terwijl mijn mond kurkdroog aanvoelt. Ik zoek naar woorden, of een smoesje om eigen bestwil, maar ik heb zelf een hekel aan smoesjes. En aan water.
Als je zelf een hekel aan smoesjes of andere leugens hebt, a je ze zelf toch ook niet verzinnen? En waarom zou ik een uit mijn duim gezogen verhaaltje aan Jacqueline vertellen? Ik weet niet eens een leugen die ik kan vertellen. Het enige dat ik zou kunnen zeggen is de waarheid.
‘Ik zwem niet, omdat…’ Ik zoek gehaast naar de juiste woorden en de rustige ogen van Jacqueline maken me desondanks ze er zo rustgevend uitzien toch zenuwachtig. ‘Oké, wat ik je nu ga vertellen, heb ik zelfs nog nooit aan Dan verteld. Zelfs niet aan Angelo!’
‘Oké.’ Ze trekt een been op en kijkt me aan, met haar kin rustend op haar knie. Ik zit tegenover haar. Er ligt een rode handdoek tussen ons in.
‘Vroeger, ik was een jaar of drie, gingen we met de hele familie kamperen. Mijn vader, moeder, Isabella en ik. En de hond, die we toen hadden.’ Jacqueline maakt een knot van haar haren bovenop haar hoofd en knikt. Ik ga verder. ‘Het was avond, nog niet donker, maar het was wel na het eten. We liepen een rondje op het campingterrein en gingen met zijn allen een smal paadje af dat naar beneden leidde, naar het water. Dat was een niet al te breed riviertje, vol met grote stenen waar je overheen kon lopen. Natuurlijk vonden Ida en ik dat helemaal geweldig, want hallo, we waren kleuters. Dus dat deden we, maar ik gleed uit op een natte, gladde rots en belandde in het water.’
‘Maar je hebt het overleefd,’ probeert Jacqueline het verhaal wat vrolijker te maken.
Ik knik en grijns. ‘Ik zeg toch ook niet dat ik aan die val gestorven ben?’ Ze lacht. ‘Ik voel dus van de steen in het water, een ondiep riviertje, maar wel met stroming. Isabella stapte vrolijk verder, van steen naar steen, en mijn vader en moeder hadden net een foto van ons gemaakt en maakten nu foto’s van elkaars gezicht, dus zij hadden eerst helemaal niet door dat ik daar met mijn gezicht in het water lag. Tot Isa zich omdraaide om te zien waar ik bleef, en begon te schreeuwen.’
‘Wat is “niet al te laat”?’ vraagt Angelo zich af.
Meadow haalt haar schouders op. ‘Weet ik veel. Etenstijd?’
‘Dan hebben we nog wel een tijdje,’ concludeert Miriana, die zich ook bij het gesprek voegt. ‘We kunnen nog gaan zwemmen?’
Blikken worden over en weer geworpen. ‘Prima,’ stemt Meadow toe. ‘Ga je nu wel mee? Jack, alsjeblieft?’ Smekend kijkt ze Jacqueline aan, die er eerst mee in wil stemmen, maar mij dan ziet staan. Ze ziet dat ik twijfel.
‘Nee,’ hoor ik haar dan zeggen. ‘Ik blijf wel bij Luke, anders is hij zo alleen. En dat is ook zo zielig.’ De manier waarop ze mijn naam uitspreekt is apart. Alsof ze met liefde mijn naam vormt met haar tong en stembanden en het dan over haar lippen naar buiten laat rollen zodat het perfect in de zin past. Oké, dit klinkt vast heel raar.
‘Maar dan heb jij helemaal niet gezwommen!’ pruilt Meadow.
‘Ik heb toch gevolleybald?’
‘Meadow!’ De rest is alvast de kant van het water op gelopen. Dan en Miriana staan al tot hun kuiten in de koude golven en Angelo wacht Meadow op, die nog steeds bij ons staat. ‘Meadow, kom nou!’
Meadow kijkt kort om en steekt haar hand op. ‘Wacht even, meneertje ongeduld.’ Dan kijkt ze kort van mij naar Jacqueline. ‘Maar ik ben toch je beste vriendin?’
‘Ja, jammer dan.’ Plots duikt Angelo achter haar op en pakt haar bij haar middel beet. Meadow slaakt een gilletje en wordt opgetild, tot ze over Angelo’s schouder hangt. Ik lach. Jacqueline ook. Hobbelend op zijn gespierde schouders wordt Meadow ontvoerd. Ze patten het water in en Angelo gooit haar in de golven, onder luid gegil van Meadow zelf.
‘Dus…’ Jacqueline kiest haar eigen handdoek weer uit om op te gaan zitten. ‘Had je alweer geen zin om te gaan zwemmen?’
Afwachtend kijkt ze me aan, met haar intrigerende amandelvormige ogen. Voor de tweede keer die dag op het strand krijg ik het in een deel van een seconde een stuk warmer. De eerste keer was toen Jacqueline me probeerde te kussen – want zo leek het echt – en nu dit. Ze vraagt me letterlijk waarom ik niet zwem. Ja, die vraag stel ik ook tegen mezelf, al sinds ik een jaar op drie was.
Ik hoor mezelf lachen, terwijl mijn mond kurkdroog aanvoelt. Ik zoek naar woorden, of een smoesje om eigen bestwil, maar ik heb zelf een hekel aan smoesjes. En aan water.
Als je zelf een hekel aan smoesjes of andere leugens hebt, a je ze zelf toch ook niet verzinnen? En waarom zou ik een uit mijn duim gezogen verhaaltje aan Jacqueline vertellen? Ik weet niet eens een leugen die ik kan vertellen. Het enige dat ik zou kunnen zeggen is de waarheid.
‘Ik zwem niet, omdat…’ Ik zoek gehaast naar de juiste woorden en de rustige ogen van Jacqueline maken me desondanks ze er zo rustgevend uitzien toch zenuwachtig. ‘Oké, wat ik je nu ga vertellen, heb ik zelfs nog nooit aan Dan verteld. Zelfs niet aan Angelo!’
‘Oké.’ Ze trekt een been op en kijkt me aan, met haar kin rustend op haar knie. Ik zit tegenover haar. Er ligt een rode handdoek tussen ons in.
‘Vroeger, ik was een jaar of drie, gingen we met de hele familie kamperen. Mijn vader, moeder, Isabella en ik. En de hond, die we toen hadden.’ Jacqueline maakt een knot van haar haren bovenop haar hoofd en knikt. Ik ga verder. ‘Het was avond, nog niet donker, maar het was wel na het eten. We liepen een rondje op het campingterrein en gingen met zijn allen een smal paadje af dat naar beneden leidde, naar het water. Dat was een niet al te breed riviertje, vol met grote stenen waar je overheen kon lopen. Natuurlijk vonden Ida en ik dat helemaal geweldig, want hallo, we waren kleuters. Dus dat deden we, maar ik gleed uit op een natte, gladde rots en belandde in het water.’
‘Maar je hebt het overleefd,’ probeert Jacqueline het verhaal wat vrolijker te maken.
Ik knik en grijns. ‘Ik zeg toch ook niet dat ik aan die val gestorven ben?’ Ze lacht. ‘Ik voel dus van de steen in het water, een ondiep riviertje, maar wel met stroming. Isabella stapte vrolijk verder, van steen naar steen, en mijn vader en moeder hadden net een foto van ons gemaakt en maakten nu foto’s van elkaars gezicht, dus zij hadden eerst helemaal niet door dat ik daar met mijn gezicht in het water lag. Tot Isa zich omdraaide om te zien waar ik bleef, en begon te schreeuwen.’
Reageer (1)
Heftig!
8 jaar geleden