Triwizard Tournament ~ Schrijfwedstrijd // Eerste opdracht
De grootste angst
05/06/1986
Mijn dagboek,
Vanavond heeft mamma me een verhaaltje voorgelezen over allerlei magische dingen. Hoewel ze altijd nadrukkelijk zegt dat deze niet waar zijn, kijk ik toch soms onder mijn bed of ik kaboutertjes zie.
Vandaag heeft ze een nieuw sprookjesboek meegebracht, waar ik een verhaaltje uit mocht kiezen. Het ging over reuzen en ik vond het zo eng dat ik moest huilen. Gelukkig heeft mamma me getroost en me geknuffeld.
Nu kan ik met alle zekerheid zeggen dat reuzen mijn grootste angst zijn. Er is niets op de wereld wat me van gedachten kan veranderen.
Tien jaar later
Met de klinkende emmer in zijn hand, loopt Jeremy over het kampeerterrein genaamd het gezellige boompje. Hij is van plan wat water te halen in de toiletten, omdat zijn dure wateraansluiting in zijn caravan het eerder deze avond heeft begeven. Ondertussen glijden zijn ogen over de verschillende kampeerders, welke op het terrein gestald zijn.
De muren van de wc's zijn gelig, al is hij zeker dat ze ooit wit geweest zijn. De wc hokjes zijn op een gedateerde manier blauw geverfd en alle scharnieren zijn zo verroest dat ze een geluid afgeven wat een verschrikking lijkt te zijn voor zijn oren. Jeremy kan niet wachten tot hij hier weg is.
"Shusss, ik zei dat je stil moest zijn, Sam." De stem die Jeremy opeens lijkt te horen, klinkt erg geïrriteerd. Om beter te kunnen horen waar de stem vandaan komt, doet hij de kraan uit, waarna er nog een aantal druppels water in de emmer vallen. Verder is het compleet stil. Hij hoor geen Sam of wie dan ook. Wat hij zich nog wel kan herinneren, was dat het geluid vanuit de deur leek te komen. De emmer laat hij even staan, terwijl hij zo zacht mogelijk de deur opent. De krakende scharnieren en de koude wind begroeten hem, maar hij heeft alleen oog voor de schaduw die om de hoek van het huisje verdwijnt. Ergens voelt hij de aarzeling in hem opkomen, maar hij weet zich eroverheen te zetten. Angstvallig kijkt hij om de hoek heen, maar er is niets engs te zien. Er staan enkel twee kleine jongetjes, die niet ouder dan dertien kunnen zijn.
"Wat doen jullie hier?" Is het eerste wat hij vraagt, terwijl hij ze vreemd aankijkt. Het is waarschijnlijk al middernacht geweest, hun ouders zullen vast doodongerust zijn.
Zodra de jongens hem zien, kijken ze alsof ze betrapt zijn. Het duurt minstens een minuut voordat Jeremy antwoord krijgt.
"We moesten naar de wc." Komt er uit de mond van het bruinharige jongetje. Meteen herkent Jeremy de stem, als de stem die hij net op de toiletten heeft gehoord.
Na zijn woorden valt er een stilte, omdat Jeremy niet weet wat hij moet zeggen.
"Zo laat nog?" Zegt hij uiteindelijk, waarop de jongetjes ook niet exact weten hoe ze daarop moeten antwoorden. Die stilte lijkt Jeremy's vermoeden te bevestigen. Ze zijn hier niet voor een bezoek aan de wc's.
"Ik zal jullie wel even naar jullie ouders brengen." Jeremy denkt dat dat het beste idee is, want hij begint zich lichtelijk verantwoordelijk te voelen. Een van de jongens, kijkt ineens alsof dat het beste nieuws is wat hij ooit heeft gehoord. Die blik maakt Jeremy nogal verward, al is hij toch blij dat ze mee willen gaan.
"Ja!" Roept de jongen uit, waarna zijn vriend hem een lichte schop geeft, met een afkeurende blik. "Ik bedoel, eh, in het donker lopen we liever niet alleen." Vervolgd hij zich. Jeremy knikt begrijpelijk.
"In dat geval ben ik blij jullie te mogen escorteren." Zijn woorden klinken vrolijk en hij weet voor het eerst in dit gesprek een glimlach op zijn gezicht te toveren. De jongens glimlachen terug, al lijken deze een beetje stroef.
"Ik ben Sam trouwens. Dit is Caleb." Zegt de roodharige jongen, waarna hij naar voren loopt om Jeremy een hand te geven.
"Nou, het is aangenaam om je te ontmoeten Sam. Mijn naam is Jeremy." Zegt Jeremy vriendelijk. Op dat moment komt Caleb ook naar voren, zijn blauwe ogen priemen in de zijne en lijken deze niet los te laten. Hij straalt een bepaalde arrogantie uit die Jeremy niet geheel kan plaatsen.
"Onze tent staat helemaal daar, aan de rand van het bos." Zegt Caleb met een lichte grijns op zijn gezicht. Sam begint achter hem zacht te grinniken. Jeremy vraagt niet wat er zo grappig is.
Een paar minuten later lopen ze met z'n drieën over het graslandschap. Jeremy loopt voorop. Uiteindelijk lijkt Caleb zijn langzame tempo niet vol te houden en loopt verder vooruit. Naar Jeremy's waarschuwing over dat hij beter niet te snel kan lopen, luistert hij niet, tot Jeremy's ergernis.
Zo lopen ze een tijdje door, al merkt Jeremy even later dat hij Caleb niet meer in het oog heeft. Op dat moment begint hij lichtelijk te piekeren, omdat hij zich meteen allemaal rampscenario's in het hoofd haalt. Net op dat moment hoort hij een luide grom. Meteen verstijft Jeremy. De grom was niet zomaar luid geweest, het sloeg in als een bom.
Ook begint hij een aantal luide bonken te horen, welke steeds meer zijn richting in komen.
Het beest is enorm. Jeremy weet niet wat het is, maar het is enorm. Ineens begint hij een ontzettend sterke behoefte te voelen om weg te rennen, zo ver mogelijk. Hij kan het alleen niet. Het voelt alsof hij langzaam veranderd in een levend standbeeld, terwijl het ding nog steeds op hem af komt lopen.
Dit is onmogelijk, probeert hij zich steeds opnieuw in te denken. Dit is gewoon net zoals vroeger, toen zijn moeder verhalen voorlas die hij met zijn levendige fantasie als echt beschouwde. Hij zal haar zelfs kunnen bellen en dan zal ze zeggen dat er niets aan de hand is.
Ze zal zeggen dat reuzen niet bestaan.
Dat is ook de enige naam die Jeremy dit monster kan geven. Hij schat hem minstens twintig meter groot en hij is ontzettend lelijk. Daarnaast kijkt hij recht in Jeremy's ogen. Vanaf dat moment weet hij zeker dat dit de laatste dag van zijn leven zal zijn. Hij kijkt toe hoe de reus zijn grote mond opent, alsof hij wat wil zeggen.
"Mufa eten. Mufa honger hebben." Komt er uiteindelijk uit. Jeremy's ogen worden nog groter dan ze al waren als hij de naam 'Mufa' in zijn oren hoor galmen. Hij zal nooit vergeten dat Mufa de enge reus was in het meest angstaanjagende sprookje wat zijn moeder hem ooit heeft voorgelezen.
Dit is enkel een zieke gedachte die het verschrikkelijkste punt in zijn jeugd aanduid, denkt hij met alle macht steeds opnieuw. Het helpt niet, zijn nachtmerrie gaat door.
Tot nu toe heeft hij nog niet aan Sam en Caleb gedacht, maar in zijn ooghoek ziet hij dat Caleb niet langer vermist is. Hij staat op een afstandje samen met Sam, lachend. Jeremy heeft geen tijd om te bedenken hoe vreemd dat is, omdat hij op het moment te druk bezig is met het plannen van zijn naderende dood. Gezien dat hij die zo lang mogelijk probeert te ontwijken, staan zijn benen het eindelijk toe om te gaan rennen.
Uiteindelijk ziet hij de goedkope verlichting weer, welke op herkenbare wijze op de toiletdeuren is geplakt. Jeremy begint te geloven dat hij het bijna heeft gehaald, al zal de reus heus niet minder honger hebben als hij op een openbare plek is.
Als hij er bijna is, ziet hij een vrouw aan komen lopen.
"Je moet rennen!" Schreeuwt Jeremy, met alle lucht die nog in zijn longen te vinden is. De vrouw lijkt echter niet erg bang, ze loopt op de reus af. Jeremy heeft er de energie niet voor om haar te zeggen hoe enorm dom ze aan het doen is.
"Ridiculus." Hoort hij ineens achter zich. Zodra hij me omkijk, is de reus gek genoeg verdwenen. Wat ook gek is, is dat hij überhaupt achterna werd gezeten door een reus genaamd Mufa. Wel ziet hij iets anders vreemds. Een vorm die hij niet niet goed kan zien verdwijnt in het donker. De vrouw draait zich naar Jeremy om, met een rare stok in haar hand. Op dat moment voelt hij zijn lichaam verslappen en het geluid wegebben. Langzaam valt hij op de grond, waarna alles zwart wordt voor zijn ogen.
Als hij wakker wordt hoort hij een aantal woedende stemmen. Wanneer hij zijn hand op zijn hoofd laat vallen, voelt hij een grote ijszak die op zijn voorhoofd is gedeponeerd. Hij voelt zich nog te zwak om zich verder te bewegen en houdt zijn ogen gesloten.
"Hoe hebben jullie het in jullie hoofd kunnen halen?!" Roept de meest woedende stem die Jeremy ooit heeft gehoord. "Zomaar een boeman loslaten op een dreuzel, zijn jullie wel helemaal gestoord geworden! Hoe hadden jullie het gevonden als het ministerie erachter kwam? Willen jullie dat we allemaal gearresteerd worden? Wed maar dat er een nader onderzoek op ons wordt losgelaten als ze merken hoe onze zoon dit heeft durven flikken! O, reken maar dat je het daglicht niet meer zal zijn totdat je dertig bent, jongeman!"
"Maar mam, we wilde gewoon een lolletje hebben. Sam en ik vervelen ons op deze stomme dreuzelcamping." Op dat moment komt Jeremy eindelijk bij en probeert rechtop te zitten. Hij heeft geen idee waar het gesprek over gaat en zijn hoofd is te pijnlijk om erover na te denken. Zodra ze hem in het oog heeft, komt de woedende vrouw op hem aflopen.
"Is hij oké?" Deze stem komt van een man, die zich ook in de kamer staat.
"Volgens mij wel." Antwoord ze kalmer dan Jeremy haar ooit heeft gehoord, waarna ze een stok in haar hand neemt. Meteen herinnert Jeremy haar weer als de vrouw die hij al eerder deze avond heeft gezien.
Tot nu toe heeft Jeremy niet meer aan de reus gedacht sinds dat hij verdwenen is, maar nu komt het allemaal weer naar boven. Hij voelt zich ineens ongelofelijk verward en begint te trillen, omdat hij weigert te geloven dat alles wat hij heeft gezien echt is. Lang denkt hij er niet over na, want dan hoort Jeremy de zachte stem van de vrouw, welke hem alles doet laten vergeten.
"Amnesia Completa."
Er zijn nog geen reacties.