Ik zat vijf dagen opgesloten in mijn kamer. Ik kreeg twee keer per dag een droge boterham en drie glaasjes water. Ik mocht één keer per dag uit mijn kamer om naar de wc te gaan. Ik wou HEEL graag terug naar mijn vrienden. Ik wou mijn excuses aanbieden tot ik er bij neerviel. Zij begrepen me ten minste. Ik voelde me zo rot dat mijn vader Lilly en Max pijn had gedaan. Ik plofte op bed neer en hoorde de stemmen van mijn ouders beneden. 'Wat moeten we nou met haar aan?' Vroeg mijn vader. 'We zouden haar voor altijd daar kunnen houden, maar als de politie er achter komt...' Stelde mijn moeder voor. 'Of we brengen haar naar een weeshuis.' 'Nee, dat kunnen we niet maken. We zijn haar ouders.' Zei mijn moeder met tegenzin. 'Ze zei zelf dat we dat niet zijn.' Mijn moede schrok. 'Dan moeten we haar maar behoorlijk wat strenger aanpakken en eens laten zien wie hier de baas is.' 'Ik heb een idee!' 'Wat?' Vroeg mijn moeder gretig. 'We verhuizen gewoon naar de andere kant van de wereld en voeden haar opnieuw op. Op de garde manier.' Ik hoorde aan zijn stem dat mijn vader het een geweldig idee van zichzelf vond. 'Ik vind het een geweldig idee Jason, maar waar halen we zo gauw dat geld vandaan? Ik heb geen zin om vanwege dat wicht straatarm te worden.' 'Daar heb je gelijk in, schat. We laten haar nu nog maar even hier.' Ik zuchtte wanhopig. Waarom deden ze me dit aan? Wat was er nou zo erg aan de persoon die ik wou zijn? Ik had het begrepen als ik een crimineel was geweest, maar dat was niet zo! Ik bedoel, ik sla mijn dochter niet in elkaar en hou haar voor de rest van haar leven weg bij har vrienden! Ik kon hier echt niet langer blijven. En opeens kreeg ik een idee. Het was geen goed doordacht plan, maar wat moest ik anders? Ik liep naar mijn raam toe en schoof het open. Ik had nog steeds blauwe plekken over mijn hele lichaam, maar toch liet ik me voorzichtig zakken. Ik kreunde van de pijn. Toen ik op de schutting terecht kwam spring ik naar voren, en ik was vrij! Ik liep automatisch naar de o zo bekende hoek en bedacht toen: 'wat nu?' De school was uit, en morgen was het weekend. Ik wist niet waar mijn vrienden woonden en ik sloeg mar gewoon linksaf. Ik liep een lange straat door en sloeg toen plompverloren maar rechtsaf. Ik had geen flauw idee waar ik naartoe wou, maar ik wist alleen dat ik zo ver mogelijk van huis wou. Na een uur gelopen te hebben begon het donker te worden. Ik rilde, ik had alleen maar een dun bloesje en een kort rokje aan. Ik sloeg mijn armen om me heen en dacht meteen aan Max. Hij was altijd warm en ik zou er alles van doen om ook maar zijn hand aan te kunnen raken. De wind blies door mijn haren en ik sloeg mijn armen stevig om me heen. Ik hoorde mijn maag rommelen en voelde me hongerig. Tot overmaat van ramp begon heg ook nog te regenen. mijn haar kleefde aan mijn armen en de wind koelde me nog meer af. Na nog een kwartier lopen hoorde ik voetstappen achter me. Splat, splat, splat. Klonken de schoenen op het natte steen. Ik hoorde hoe er nog meer achter me klonken en begon harder te lopen. De voren achter me versnelden en ik werd bang. Na een tijde waagde ik het om achterom te kijken en ik zag vier grote mannen. Ze wankelde een beetje en ik zag dat ze wijnflessen in hun handen hadden. Ik werd moe van het harde lopen en vertraagde mijn pas een beetje. Ik wist niet hoe lang ik nog moest lopen. De mannen versnelden juist, maar dat merkte ik niet. Toen ik even stilstond om op adem te komen voelde ik opeens iets kouds en scherps tegen mijn keel drukken. Van schrik versnelde mijn ademhaling en begon mijn hart ongeveer tien keer sneller te kloppen. 'Hallo schat.' Zei een rasperige stem. Het mes drukte tegen mijn keel die nog steeds onder de blauwe plekken zat. 'Één verkeerde beweging en je gaat er aan.' Ik gromde. 'Doe maar.' Zei ik. Ze deden er natuurlijk niet. Een ander paar handen gleed van mijn nek tot aan mijn benen en toen siste de bijpassende stem: 'shit, ze heeft helemaal niks bij zich. Wat nu?' 'Blijf har vasthouden, Hugo. Misschien kan ze nog nuttig zijn, zo'n jong grietje.' Zei een andere stem. Ik was bang dat de dronken man die me vasthield misschien door alle drank zijn evenwicht zou verliezen, en als dat zou gebeuren zou hij mijn strot eraf snijden. Ik voelde paar handen langs mijn billen gaan en hoorde de laatste stem zeggen: 'zo'n lekker wijf kan zeker nog wel van pas komen. Ze is ook nog vrij jong.' Het was duidelijk dat deze de meeste drank op had. Wit licht verblindde me en ik voelde de mannen achter me schrikken. De koplampen kwamen dichterbij en de mannen sloegen op de vlucht. Ik kon het niet geloven: ik was gered! De auto kwam tot stilstand en r kwam een vrouw van een jaar of 29 uit. Ze rende naar me toe en keek me bezorgd aan. Ik stond helemaal te trillen. 'Gaat het? Hebben ze je iets gedaan?' 'Dank je wel. Ik weet niet hoeveel ik je kan bedanken. Je hebt zowat mijn leven gered!' Ze keek me nog steeds bezorgd aan. 'Kende je die mannen?' Ik schudde mijn hoofd. 'Nee, ze kwamen opeens op me af.' 'Wat doe je hier eigenlijk zo laat nog op straat? Waar zijn je ouders?' Ik aarzelde even. 'Mijn ouders zijn nog thuis.' Ze schudde haar hoofd. 'Zeker weggelopen hé?' Ik knikte kort. Deze vrouw leek me heel aardig. 'Waarom ben je weggelopen?' Ik kende deze vrouw niet, dus kon ik eigenlijk niet bedenken waarom ik het haar niet zou vertellen. Misschien kon ze me zelfs wel helpen. 'Zie je deze blauwe plekken?' Ik wees op mijn gezicht en nek. Toen rolde ik mijn mouwen op. Ze schrok zichtbaar. 'Ja, die zie ik zeker.' 'Daarom ben ik van huis weggelopen.' Ze keek nog erger geschrokken. 'Oh mijn god! Komt dat door je ouders!? Dan begrijp ik wel waarom je weg bent gelopen.' Ik knikte. 'Ik kan je een lift naar de stad geven.' Bood ze aan, en wees op haar auto. 'Graag, heel erg bedankt.' Ik wist dat je niet zomaar met vreemde mensen mee moest gaan, maar in mijn omstandigheden zou het gevaarlijker om hier alleen op straat te blijven staan. Ik kon me ook niet inbeelden dat deze jonge vrouw me iets aan zal doen. Ik ging naast haar zitten en bedankte haar nog een keer. 'Kan je ergens naartoe? Ken je iemand hier?' Ik dacht even na. 'Nou, ik heb een hoop vrienden en een vriendje, maar ik moet toegeven dat ik geen flauw idee heb waar ze allemaal wonen.' Ik zag dat de vrouw nadacht. 'Het spijt me, ik kan niets meer voor je doen dan je in de stad afzetten.' 'Dat vind ik al erg aardig van je.' Toen hoorde ik dat daar telefoon afging. Ze parkeerde snel langs de weg. 'Hallo, met Myrthe.' ... 'Ja.'... 'Nee, natuurlijk niet.' … 'net tien minuten van de stad ofzo.' … 'het kan wat later worden, ik zit hier met een verzopen meisje naast me. Ze is weggelopen van huis en broodmager.' Ik kreeg en blos op mijn wangen. …'nee, ik ken haar niet.' …' natuurlijk kon ik bar niet zomaar in de regen laten staan.' … 'nee, ik heb geen eten in mijn auto liggen.' …' ik hou ook van jou.' Ze keek me verontschuldigend aan. 'Mijn vriend.' Ik glimlachte naar haar. 'Ik heet Lizzy.' 'Aangenaam Lizzy, ik heet Myrthe.' Ik knikte naar haar. We reden eventjes in stilte en toen waren we in de stad. Ik bedankte Myrthe nog een keer en zei zei dat het har speet dag ze niet meer kon doen.

Er zijn nog geen reacties.


Meld je gratis aan om ook reacties te kunnen plaatsen