De terugkeer
Ik keek nog eenmaal naar het treurige, grijze, zielige stadje dat London heette.
"Jeetje, wat ben ik blij dat ik hier wegga. De onderwereld is nog meer comfotabel dan dit hellegat. Maar ach, wat zal ik die pluizige vriendjes missen. Met hun schattige, zachte pootjes en liefelijke staart." Ik zuchte.
"Die drie idioten waar ik mee werkten daarentegen kan ik missen als kiespijn." Volgens de mens is kiespijn vreselijk, maar wie ben ik om daarover te oordelen? "En mijn jonge (ex) meester...Hij heeft me in vanalles en nog wat betrokken - logisch, ik ben- was zijn butler - maar hij kon me dingen vragen waarvan ik dacht 'en jij bent een graaf'? Hoe dan ook, hij is nu weg, in de hel, waar hij thuishoort.
Noem me grof, maar hij wou het zelf ook wel. Hij was zo wanhopig, ik moet er soms nog mee lachen.
Mensen zijn complexe wezens, maar gelukkig stap ik daar nu wel van af. Toen dacht ik aan het volgende.
"Oh, juist ja...Ik had de heer nog beloofd om op zijn 'verloofde' te letten...*zucht* Wel, dat betekend dat ik dit hellegat wel geregeld nog kom bezoeken." Ik keerde mijn rug naar de zielige stad en de bewoners en verdween toen.
De reis terug duurde niet zo lang - weer eens een logische opmerking. Ik was haast vergeten dat mijn thuis er zo duister bij zat. Het beeld van London kwam weer in me op. "...Vergeleken met London is thuis bijna gelijkend..." Ik schudde mijn hoofd. "Nu niet. Ik ben al thuis, laten we niet dralen." Het duurde niet lang voor ik een warm welkom kreeg. Mijn jeugdvriendin Aria was inmiddels al langer thuis dan ik. Haar gezicht straalde toen ze me zag. Ik zette me schrap voor de ultieme omhelzing.
"Adem inhouden. Zo bescherm je je ribben." Eens ze in mijn armen vloog, moest ik haast de tranen bedwingen.
"Enige tijd geleden, niet?" Ik glimlachte. Aria knikte. Ook zij moest haar tranen bedwingen. Ik zuchtte. "Je hebt geen idee wat voor een marteling het was daarboven." Mijn vriendin grinnikte.
"Dat begrijp ik best. Je bent tenslotte niet erg gediend met mensen." Ik lachte.
"Je kent me." Ik keek rond. "Waar is je broer?"
"Heb ik al een tijdje niet meer gezien. Schijnbaar zal hij nog in de mensenwereld zijn."
"Ach zo...Wel, ik ging net naar m'n huis. Loop je mee?" Aria knikte.
"Met plezier." Ze glimlachte. Ik glimlachte terug.
Zo liepen we door het (verdorde) bos. Mijn huis bevond zich tussen twee treurwilgen, in het afgelegen gedeelte van de onderwereld. Ik hou ervan om alleen te zijn, niet steeds al die monsters om me heen te hebben. Ik zwaaide Aria even uit en ging dan naar binnen. Ik zuchtte. "Oost, west, thuis best." Het was duidelijk dat ik een tijd weg was geweest. Mijn huis zag er niet uit (en zeg nu zelf, het huis van een butler hoort er kraaknet bij te liggen, niet). Eens in mijn leven had ik werkelijk géén zin om schoon te maken.
"Dit is het enige moment waarin ik Mey-rin echt 'mis'."
Ik zuchtte. Ik besloot uiteindelijk toch maar wat op te ruimen (enkel uit verveling, weliswaar). Een raar boekje dat ik vond tussen de rommel trok mijn aandacht. Mijn naam stond er op in gouden letters.
"Hoe vreemd...Ik herinner me niks van een memoires..."
Er zijn nog geen reacties.