Hoofdstuk O7 (Elizabeth)
Miss Elizabeth Astor is de naam. Voor je het zou vragen, ik ben verre familie van John Jacob Astor, die bekende miljonair. Ik kom uit de romantische stad Parijs. We willen voor een aantal dagen naar Amerika varen voor familie te bezoeken. Ik reis samen met mijn ouders en kleine broertje John in de eerste klas.
"Moeder wanneer komt de boot nou eindelijk aan", vroeg John ongeduldig. "Ik heb geen idee hij kan echt op elk moment aankomen. Hij zal een beetje te laat zijn.", zei ze. Half 7 was het. De Titanic zou verwacht worden rond 6 uur, dus al meer dan een uur te laat. We stonden in de haven van Cherbourg. Dit wordt mijn eerste bootreis. We reisden nooit ver met de familie. Mijn vader heeft het meestal te druk met zijn werk. Hij heeft een groot bedrijf niet ver van Parijs, waar hij heel veel geld mee kan verdienen. Zelf werd ik ook ongeduldig en wou mijn viool bovenhalen, maar mijn moeder knikte van nee. "Ik heb je toch al vaak gezegd dat ik niet wil dat je met dat instrument speelt. Waarom heb je het zelfs meegenomen? Jij wordt later huisvrouw." Ik zuchtte. Mijn moeder houdt er niet van dat ik muziek speel. Dat zou onze reputatie naar beneden halen, volgens haar. Haar broer is zelf ook muzikant. Ik kijk naar hem op en heb daarvan ook zelf een instrument leren spelen. Mijn moeder haat hem, ook al is het haar broer. Ik wou dat ik iets vond om mijn moeder te kunnen overtuigen dat ik later iets met muziek mag doen. Ze heeft me zelfs nooit horen spelen. Iedereen die me heeft gehoord, vindt het absoluut fantastisch. Ik krijg het wel voor elkaar dat ze me zal horen.
Een halfuur later zag ik hem eindelijk aankomen, de Titanic. Hij bleef een stukje verder van de haven drijven. Ze kwamen ons vertellen dat we met een tender (een ander klein bootje) naar daar werden gebracht. Ook dat nog. Eerst een uur wachten tegen dat de boot komt, en nu kunnen we er niet eens rechtstreeks op? Deze dag kon toch niet erger, hoop ik. In de tender zat mijn moeder te klagen dat we samen met de lagere klaspassagiers in een boot zaten. Zij kon er niet echt tegen arme mensen. Ik trok me er niets van aan en begon met een van de passagiers te praten, tot mijn moeders blijdschap met iemand van onze klasse. Ik verstond dat ze Margaret Brown heette. Ik keek rond in de boot en zag ook mijn verre oom John Astor zitten. Er zat een jonge vrouw naast. Ik wist niet dat hij een dochter had? Mijn moeder merkte op dat ik naar hem staarde. "Je mag niet staren", zei ze. "Wie is die vrouw die naast hem zit?", vroeg ik nieuwsgierig. "Dat is Madeleine," zei mijn moeder. "Dat is zijn verloofde." "Maar die is mijn leeftijd!", riep ik uit. "Tja," zei mijn moeder. "Zo gaat dat in het leven." Niet veel later kwamen we eindelijk aan aan het onzinkbare schip. We werden op het schip binnengelaten. En nu nog door het gangenstelsel geraken naar onze hut. Die zou op het C-deck liggen. Geen idee waar dat zou zijn. Ik volg mijn ouders wel.
We namen de lift die ons 2 dekken naar beneden bracht. Mijn ouders wisten het wel liggen, want niet veel later, stond ik al aan mijn deur. Omdat we twee kamer s hebben voor twee personen, namen ik en mijn moeder de ene kamer, dat C-48 zou moeten zijn. Mijn vader een broertje namen een kamer ernaast. Wanneer we binnenkwamen, waren we in een klein woonkamertje. Er waren wel een aantal deuren, die ons zullen leiden naar de slaapkamers. Ik deed een van de deuren open en vond een van de slaapkamers. Ik plaatste mijn koffer op het bed. Mijn viool, die zou ik verstoppen voordat mijn moeder deze in de Atlantische Oceaan zou gooien. Je weet nooit met haar.
Ik hoorde een zacht klopje op mijn deur. "Wil je zien hoe de boot hier vertrekt en meegaan naar het deck?", vroeg mijn moeder. Ik slenterde achter mijn ouders aan. Ik wist toch niets te doen. Ik snakte naar een beetje te kunnen spelen op mijn viool. Aangekomen op het deck, was het bijna tijd dat de Titanic verder zou varen. Het anker werd gelost en de motoren begonnen weer te draaien. We reizen eindelijk naar New York. Ik zag nog in de verte een auto aankomen en een passagier stapte vlug uit met al zijn koffers. Ik zag hem vloeken. Die heeft de reis niet gehaald. Ocharme die man.
Mijn ouders en broertje bleven nog even op het deck staan en dan stelde mijn vader nog voor om een sigaar te roken in de rookkamer. Mijn moeder wou toch nog even het schip verkennen. Ik had geen zin in beiden en zei dat ik naar mijn kamer zal gaan en wenste hun een goede nacht. Ik weet dat beiden een tijd weg zouden zijn en besloot om vlug mijn viool te halen. Het probleem is dat mijn moeder het snel zou merken dat ik weer bezig ben met viool te spelen. En toch wou ik spelen. Als ik nou naar de tweede klas zou gaan, dan zal ze me nooit vinden. Ik baande me een weg door het zich, al rondkijkend dat ik mijn moeder niet zou zien en vond snel dat ik op het tweede klas promenade deck stond. Ik begon viool te spelen.
Ik verloor de tijd uit het oog, en realiseerde dat ik een goede twee uur had zitten spelen. Ik hoop echt dat mijn moeder het niet heeft opgemerkt dat ik weg was en zich nog steeds ergens in het schip bevindt. Ik haastte me terug naar mijn kamer. Natuurlijk, ik verdwaalde. Ook dat nog. Wanneer eindelijk aangekomen aan mijn hut, was mijn moeder er al. Haar gezicht stond op onweer. "Je ging toch direct naar je kamer?", zei ze. Toen zag ze mijn viool. "Je hebt toch niet weer op DAT zitten spelen. Ik heb het je toch verboden!", riep ze uit. "Ik laat je nooit meer alleen achter. Ik zou maar weggaan voor ik die viool in het zeewater gooi!" Ik mompelde en sloot me op in mijn kamer. Daar plofte ik op mijn bed en begon te huilen de rest van de avond, hopend dat mijn moeder medelijden zou krijgen. Ik kan toch niet de hele vakantie met hun opgescheept zitten?!
Reageer (1)
Oh, ocharme! Hopelijk mag ze ooit toch nog op haar viool spelen. Die moeder lijkt me ook niet echt één van de aardigste mensen.
8 jaar geledenKudo!!!
xxx