Wat een prachtige kamer heeft Jenny, maar is alles wat het lijkt.

Alia
Ik ben al een tijdje alleen, Gale en ik zijn in de middelste kamer uiteengegaan. Hij ging verder naar zijn kamers en ik naar die van mij. Daarna ging degene die eerst terug was naar de kamers van Jenny. De lakens moest je dan achterlaten in het midden zodat de andere het wist. Ik ben in de gang van mijn kamers terug naar het midden. Ik denk dat Gale er wel al terug zal zijn. Misschien is hij zelfs al in de kamers van Jenny geweest. Ik heb natuurlijk wel een reden om later te zijn. Ik heb nog wat rondgekeken in mijn kamers. In de brief die Philippe me gegeven heeft stond toch dat er nog een brief voor me zou zijn als ik aankwam hier in Kantih. Ik heb overal gezocht, maar er is niets te vinden. Dus nu ben ik op terugweg zonder dat ik iets heb gedaan. Behalve dan mijn laken meebrengen.
Hoe zou het eigenlijk met Lolan zijn? Zou hij al wakker zijn geweest? We hebben met Jenny afgesproken dat ze hem niets mocht vertellen over de magie, ik hoop maar dat ze dat niet gedaan heeft. We moeten er allemaal bij zijn.
Als ze het hem nu verteld kan het wel eens nog een tweestrijd tussen de 2 jongens opleveren. Onwillekeurig moet ik grinniken, ik vind het echt grappig dat Gale gewonnen heeft. Hij is zo … hoe moet ik het zeggen, hij ziet er helemaal niet sterk uit, maar zijn brein heeft hem toch gered. Misschien een idee voor een leuze voor hem: “Wie er niet sterk uitziet, moet er het brein maar voor hebben.” In elk geval had Lolan dit niet zien aankomen, hij komt er wel bovenop. Lolan is net wel sterk dus hij kan ook wel wat incasseren. Hoop ik.
Eindelijk, daar is het einde van de tunnel, die lakens wegen toch echt wel zwaar, maar zijn zo goed. Hiermee zal ik goed slapen, zelfs als ik op de grond lig.
Boven de deur zie ik weer ‘Magiallis’ staan. Dat doet me er weer aan denken dat ik nog steeds niet weet wat we moeten doen, nu we hier zijn. Achter de deuropening is er weer de kamer waar we in hebben gevochten. Vorige keer dacht ik dat het de zenuwen waren, maar nu voel ik het weer. Een soort van tinteling als ik binnenkom. Nu ben ik toch niet nerveus? Of wel? Zoals ik al verwacht had, liggen de lakens van Gale al in het midden. Hij is dus al vertrokken naar Jenny’s kamer. Zou ik hier wachten, verdergaan naar Gale of al tegen Lolan en Jenny gaan zeggen dat we onderweg zijn? Naar Lolan en Jenny gaan lijkt me geen goed idee eigenlijk, het is best een lange gang, langer dan die van mij eigenlijk. En wachten is niet mijn sterkste punt, dan sta ik hier ook alleen maar te ijsberen in de kamer. Ik zal maar gaan kijken bij Gale, ik ben ook wel nieuwsgierig naar alles want in Jenny haar kamer ligt.
Terwijl ik in de gang richting Jenny’s kamer ga, heb ik meer dan genoeg tijd om tot mezelf te komen. Daarjuist ook, maar toen wou ik zo snel mogelijk kijken naar de brief die ergens zou moeten liggen. Eventjes alles op een rij zetten wat er gebeurd is de laatste tijd. Het lijkt ergens wel een droom, alhoewel ik mijn dierenvrienden mis, ben ik wel blij dat ik nieuwe vrienden heb gemaakt. Als ik ze zo mag noemen toch. Ik ken hen nog niet lang, enkele uren, maar ik voel me begrepen bij hen. Ik moet hen nog beter leren kennen en toch kan ik al een inschatting maken van hen. Van Lolan wel het minste omdat ik hem al had ingeschat in het begin, voor het gevecht, en na het gevecht kon ik niets meer observeren. Jenny is wel een soort moedertje denk ik, bezorgd, zonder denken iets zeggen maar wel lief. Gale is slim, hoe zou hij anders al die slagen van Lolan hebben kunnen ontwijken ook al is Lolan nog zo snel. Hij is wel timide en zegt niet veel, maar als hij iets zegt is het intelligent en lijkt het of hij alles weet. Slim is hij, maar verstrooid ook, zoals dat hij over de tekst van zijn boek las.
Het einde van de gang is al in zicht, sneller dan de vorige keer, misschien is deze gang niet zo lang. Die van Lolan is wel het langste gang die ik heb gedaan. Enkel die van Gale nog, want die van Jenny is volgens mij zelfs het kortste. Het maakt ook niet uit wie de langste gang heeft, we hebben alle 4 door de gangen gestapt. Ik stap de kamer in met strikjes, veel verschillende strikjes zelfs, rode, gele blauwe, verschillende kleuren door elkaar, … In mijn kamers waren er geen strikjes, ook niet echt mooie dingen. Niet dat ik er van hou, maar toch voel ik een steek van spijt.
“Gale! Ben je hier?!”
Stilte.
Misschien hoort hij het niet als hij in een andere kamer is. Ik zal maar doorgaan tot ik hem tegenkom. Ten slotte zijn er per kamer maar 2 gangen, een waardoor je binnenkomt en de andere waar je terug langs naar buiten gaat. Na 2 kamers mijn ogen uitgekeken te hebben naar alle voorwerpen die er staan kom ik in de slaapruimte. Hier staat het bed van Jenny. Als ik snel rondkijk zie ik Gale staan. Hij kijkt naar een schilderij van een vrouw die een glanzend zwaard vast heeft.
“Leuk schilderij?” vraag ik en Gale schrikt op.
“Alia, wat doe je hier?”
“Ik was klaar met mijn lakens en had geen zin om te staan wachten” Ik haal mijn schouders op. “Hoe zit het nu met dat schilderij?’
“Dit schilderij heeft iets aparts, anders dan de rest. Alleen die kader al, deze is goudbruin zoals van een dennenboom terwijl de rest donkerbruin zoals van een eik is. Ook het geschilderde zelf is anders, hier staat een vrouw die haar zwaard defensief omhooghoudt en bij de rest van de schilderijen staat de zwaardvechter of vechtster altijd in aanvallende houding of met twee tegelijk op het schilderij.’
Ik ga dichter bij het schilderij kijken. Het verbaast me dat hij zo’n onbenullig detail ziet, laat staan dat hij het belangrijk vind. Dan zie ik zelf ook iets, op het schilderij zie ik iets dat er niet thuishoort.
“Waarom staat deze oranje steen hier? De rest van het schilderij heeft helemaal geen oranje in zich, niet zo fel in elk geval.”
Blijkbaar had Gale dat detail nog niet opgemerkt. Bliksemsnel leunt hij voorover om de steen beter te zien.
“hmm, ik heb er geen idee van, maar het lijkt wel of er een extra laag op ligt.”
Op het moment dat hij de geschilderde steen lichtjes aanraakt hoor ik een klik. Het schilderij klapt open recht in zijn gezicht.
“Gaat het?” vraag ik bezorgd.
“Ja het gaat wel, ik had niet echt verwacht dat er een schilderij op mij af ging komen.”
Als ik niet zo gespannen was door alle gebeurtenissen vandaag zou ik hard moeten lachen, maar nu dus niet.
Zijn hand ligt beschermend over zijn rechteroog, opeens licht zijn linkeroog op, alsof hij een schat heeft gevonden. Ik volg zijn blik en eigenlijk is het nog wel een schat ook. Oh nee toch niet, dat was mijn gedachtegang maar, ik hoopte dat het een schat is, maar het is weer een afbeelding van de oranje steen. Maar wel op een verhoging, dus is dat ook een activeringsknop? Dit keer is het niet Gale maar ik die op de knop drukt.
“Wat doe je nu?” vraagt Gale verschrikt.
Ik kijk naar hem en glimlach zenuwachtig.
“Als jij een afbeelding mag aanraken mag ik het ook.”
Dan begint de grond te trillen en ik kijk Gale verschrikt aan. We kijken allebei snel om naar waar het trillen vandaan komt. Ik had die knop misschien toch niet moeten indrukken, of op zijn minst na moeten denken over de gevolgen. Wie weet stort de kamer zo wel in. Blijkbaar denkt Gale daar ook aan want hij sleurt me mee de kamer uit.
“Zie je wat ik bedoel, je moet eerst nadenken voor je iets doet. Een knop indrukken kan zowel goed als slecht uitdraaien.”
Gelukkig zijn we op tijd uit de kamer, alhoewel het toch niet echt nodig lijkt. Het trillen stopt na ongeveer een minuut en de kamer is niet ingestort, maar er is wel iets anders gebeurd. Geen flauw idee hoe, maar het bed is verschoven en in het midden staat nu een zuil. De zuil is niet hoog genoeg om het plafond te ondersteunen, hij is ongeveer zo hoog als mijn schouders. Bovenop de zuil ligt een kussen met gouden rand. Het ziet er prachtig uit, en daarop ligt dan weer een oranje steen, een echte steen deze keer.
“Gale, eigenlijk hadden we dit niet mogen doen, dit is de kamer van Jenny, we hadden overal moeten afblijven. Nu moeten we die steen wel meenemen voor haar.”
“Hmm, ik denk niet dat die steen iets fout kan doen, het is ten slotte maar een steen, maar pak het kussen ook maar mee hè. Trouwens nog iets, zouden er bij onze kamers ook zoiets kunnen gebeuren?”
“Misschien wel, ik heb het gevoel dat veel bij ons allemaal gelijk loopt, dus wie weet dit ook. Maar het hoeft misschien geen steen te zijn. Daarbij, wat kun je nu met een steen doen?”
Daar heeft hij geen gelijk in, een wortel heeft mij hier geleid, stel je voor wat een steen kan doen.
Resoluut pak ik de steen en het kussen, dan stap ik naar het bed.
“Kom Gale! Pak het laken, dan gaan we terug naar Lolan en Jenny. Ik kan niet wachten om te vertellen wat er met ons gebeurd is.”
“Ja, ze zullen al wel aan het wachten zijn. Jenny in elk geval en ik weet niet of ze haar mond kan houden over de magie, ik moet erbij zijn als hij het te weten komt. Het is tenslotte mijn schuld dat hij neergeslagen is door de magie.”
“Je gaat er al vanuit dat hij wakker is. Je kent je eigen kracht niet eens dus je kan zeker niet weten wat die magie heeft aangericht bij hem. Trouwens, we weten niet eens zeker of het wel magie is.”
Daar heeft Gale geen antwoord op dus we pakken met ons twee het laken en leggen het kussen met de steen er midden in. Die lakens zijn best zwaar, zoals die van de koning, ze zijn lekker warm en lijken duur.
Zwijgend trekken we terug de gang in, allebei met onze eigen gedachten. Al die gebeurtenissen maken het ook zo vermoeiend. We kennen elkaar nog maar een paar uur, maar er is al een band ontstaan. Het lijkt wel meer dan gewoon respect voor elkaar. Deze band is niet louter het herkennen in elkaar, maar het lijkt of de band er al was voordat we elkaar ontmoet hebben. Ik word gek, het is al zo gek geweest vandaag, mijn brein slaat op hol.
Als we weer in het midden zijn halen we de lakens op die we er al hadden achtergelaten. Dan trekken we weer voort. Ik ben te vermoeid om te praten, maar Gale kijkt geconcentreerd naar me. Wat moet hij? En op dat moment lijkt het alsof hij mijn gedachten leest. “Sorry dat ik zo kijk, maar als ik iemand leer kennen dan probeer ik altijd alle details in mij op te nemen. Bij Lolan heb ik dat al gedaan tijdens het gevecht, maar bij jou en Jenny nog niet.”
Zijn blik stopt met het concentreren op mij. Hoe wist hij wat ik wou? Hij kon mijn gezicht niet eens zien.
“Wat deed jij toen je thuis woonde?” vraag ik om de ongemakkelijke stilte weg te drijven.
“Ik had geen thuis, ik woonde in een soort opvangtehuis voor wezen. Daar moesten we al het vuile werk doen van de zusters, ze behandelden ons als vuil. Ook de lakens die we kregen waren van stro, de enigen die veel beter waren, hadden zij. Het was niet veel dat we kregen, maar het was meer dan dat we ooit gekregen zouden hebben als we niet daar woonden. Ze lieten ons lang werken, vooral diegenen die geen bezoek kregen, zoals ik. Ontsnappen was dan ook onmogelijk omdat er altijd iemand aan de buitendeur stond.”
“Oh … dus je hebt je ouders nooit gekend? En hoe ben je dan ontsnapt?”
“Nee, mijn moeder niet en mijn vader niet, ze hebben me daar voor de deur achtergelaten toen ik nog geen jaar oud was. Ik ben ontsnapt op een hele rare manier. Een van de bewakers, zo noem ik hen, heeft de deur voor me geopend. Maar er was iets raar aan haar, ze is nooit vriendelijk absoluut NOOIT en op die moment leek het wel een bezetene. ’s Morgens had ze me al gezegd dat ze de deur ging openmaken, maar met een monotone stem alsof het niet de hare was. ’s Avonds toen ze me buiten liet zei ze geen woord en ik huppelde bijna van blijdschap naar buiten.”
“Dat is echt een raar verhaal,” antwoordt ik sceptisch, “heb je enig vermoeden waarom ze je buiten liet?’
“Het lot misschien? Of anders weer magie?”
“Hmm, dat zou kunnen kloppen, nu zullen we het niet te weten komen, misschien nooit.”
Er volgt weer een stilte, allebei zijn we in gedachten verzonken, hoewel zijn verhaal niet geweldig logisch klinkt, kan het allemaal kloppen. Er is al zoveel raars gebeurd tot nu toe.
“Weet je, ik heb mijn echte ouders ook nooit gekend, ze hebben me voor de deur van mijn pleegouders achtergelaten. Mijn pleegouders zijn dan weer op een speciale manier gestorven.”
Dan kijkt Gale verontrust, alsof hij een verband begint te zien. Daar moet ik eerlijk van zeggen dat ik ook wel een verband begin te zien. Ik denk dat Lolan en Jenny hun echte ouders ook niet kennen. Ofwel zijn ook zij achtergelaten bij de deur ofwel zijn hun ouders gestorven, maar ik denk dat ook zij aan de deur zijn achtergelaten. Waarom het bij ons allemaal is weet ik niet, maar dat hoop ik wel te weten te komen. Het verband begint zich meer te ontwikkelen.
Ik was zo in gedachten verzonken dat Gale zijn vraag 2 keer heeft moeten stellen.
“Wil je me vertellen hoe ze gestorven zijn? Of vind je dat te moeilijk?”
Ach, het kan wel opluchten met erover te vertellen, we zijn toch nog niet bij de anderen.
“Op een morgen werd ik wakker en ging ik naar beneden. Mijn pleegouders waren niet alleen, Philippe was er ook.”
“Wie is Philippe?”
“Philippe is de slager van ons dorp, hij was jarenlang de gemeenste rotzak die ooit geleefd heeft. Mijn ouders zaten dus met hem aan tafel beneden. Toen ik binnenkwam, zag ik dat mijn vader iets aan Philippe gaf. Philippe mompelde dat hij nooit of te nimmer zou doen wat Assandrelle hem had opgedragen, we moeten voorkomen dat ze er ooit iets van hoort. Het volgende moment kom ik binnen en alle 3 schrikken ze op. Mijn ouders keken verslagen, alsof hun laatste uur geslagen heeft. Philippe niet, hij lacht en lacht en lacht. Het was geen blije lach, het was alsof hij lachte omdat hij niets meer kon doen. Mijn vader werd woest. Mij stuurde hij terug naar mijn kamer en ik heb niets meer gehoord. Een half uurtje later kwam mijn vader naar boven en zij tegen mij dat hij en mijn moeder van mij houden, maar dat ze weg moesten, hij gaf me een knuffel en zei dat ik naar het bos moest gaan. Daar heb ik veel vrienden, dieren wel te verstaan.”
De tranen prikken in mijn ogen, en Gale kijkt bezorgd en geschokt. Toch is het niet te erg voor hem, want hij stopt midden van de gang, en wil dan toch meer weten.
“Het komt goed Alia, het komt goed. Je moet niet verder vertellen als je niet wil. Het zal wel een dramatische ervaring zijn, maar ook zo raar. En wie is Assandrelle?”
“Nee, het gaat wel. Geen idee wie Assandrelle is, maar het lijkt me ook niet echt belangrijk. Verder heb ik gedaan wat m’n vader zei, Ik ben naar het bos gegaan. Mijn ouders vertrokken naar de rand van Johtih samen met Philippe. Philippe is terug gekeerd, maar mijn ouders niet. Hij vertelde dat mijn ouders in de kloof zijn gevallen. Ze stonden op een richel en plots brak die af, Philippe is nog net op tijd weg kunnen springen, maar mijn ouders niet. Ten minste, dat vertelde hij, eerlijk gezegd ben ik er niet helemaal zeker van dat ze gevallen zijn, wie weet heeft Philippe hen wel geduwd. Het maakt eigenlijk niet uit, ze komen er niet door terug.”
De tranen lopen nu in volle vaart langs mijn wangen, het lijkt wel of Gale precies weet wat hij moet doen want hij pakt me vast en probeert me te sussen.
“Ssst, ssst, het komt wel goed, je ouders komen inderdaad niet terug, maar je kan wel alle mooie momenten met ze koesteren. En nu heb je ons drieën, wij zullen er wel voor je zijn.”
Ik snik om toch te proberen om nog iets te kunnen zeggen.
“Ik had het misschien niet mogen vragen,” gaat Gale verder, “maar het kan wel opluchten als je het tegen iemand kan zeggen.
Ik knik, en ik vind mijn adem terug, hij weet echt perfect wat hij moet doen.
“Dank je, ik mis mijn vrienden in het bos wel, ook zij luisterden altijd naar mij, we speelden en ik had een goede tijd. Dat is nu ook voorbij, maar jullie helpen me er wel doorheen nu, niet? Bedankt om te luisteren. Zullen we verdergaan?”
Gale heeft niet echt de moed om iets te zeggen, maar hij knikt maar. Samen pakken we weer de lakens op en gaan we verder tot we er bijna zijn.
“Gaat het?’ vraagt hij, ‘Gaan we naar de anderen?”
“Ja, kom op, eens kijken wat Jenny allemaal heeft uitgespookt ondertussen.”

Er zijn nog geen reacties.


Meld je gratis aan om ook reacties te kunnen plaatsen