Vyf
Hier wordt het veel sneller donker dan thuis. Thuis zakt de zon steeds verder, tot deze bron van licht achter de horizon verdwijnt en er schemering voor in de plaats komt. Na een tijdje geschemerd te hebben, wordt het steeds donkerder en donkerder, tot het uiteindelijk echt avond en nacht is. Samenvattend is de duur van de schemering hier korter dan thuis, waardoor het sneller donker wordt.
Het is nu december en zomer. Hier is het rond zeven uur ’s avonds donker, terwijl thuis om deze tijd ’s zomers de zon nog schijnt; indien het niet regent.
Het scherm van mijn mobieltje licht op. De batterij is vol. Ik zoek of er Wi-Fi is – tevergeefs – en krijg een sms’je binnen dat ik welkom ben in Zuid-Afrika. Fijn!
Ik stuur het thuisfront dat ik heelhuids aangekomen ben, als er zorgvuldig op de houten deur geklopt wordt. ‘Ja?’ Het mobieltje leg ik naast me neer op het witte hoeslaken van het opengeslagen, opgemaakte bed en ik kijk op.
Een glimlachend gezicht van Liam kijkt naar binnen. ‘Ah. Daar ben je!’
‘Kkkklopt.’ Nee! Irritante beginklank k!
De lippen worden een horizontale streep als hij me ietwat argwanend aankijkt. Maar dan lijkt het alsof hij zijn gedachten van zich afschudt en me gewoon weer ziet als het voor hem nieuwe meisje Nora. ‘Ben je er klaar voor? Heb je al honger?’
Nu al? Hij zei toch dat het avondeten om acht uur klaarstond? Toch knik ik instemmend en ga met hem mee, na de deur van mijn rondavel op slot te hebben gedraaid.
In een korte broek, shirtje en teenslippers volg ik de jongeman over het gras. ‘Kijk uit, want hier ligt zebrapoep.’ Met een grote stap ontwijkt Liam de hoop, mede om aan te geven waar het ligt. Op deze manier stap ik er niet per ongeluk middenin.
Ik hoor gegil en geplons wanneer we het zwembad naderen. Nu het donker wordt, wordt het blauwe water verlicht door de lampen in het bad. Rustig is het niet in het water. Er is een flink aantal mensen aan het spelen en zwemmen en ze zijn eigenlijk allemaal van ongeveer mijn leeftijd. Zullen deze bezoekers allemaal in die touringbus gezeten hebben, alsof ze op schoolreis zijn?
‘Mocht je een keer willen zwemmen; voel je vrij. De toegang is gewoon gratis.’ Ik vang een knipoog op. ‘Ook bij andere zaken, of als je naar de winkel moet of iets dergelijks, moet je dat gewoon aangeven. Geen probleem.’
Ik volg hem langs het zwembad, terwijl hij kort wuift naar een man achter een bar. Hij zwaait vrolijk terug en lacht zijn spierwitte tanden bloot.
Achter de bar hangt een oude wereldkaart. Als vanzelf schieten mijn ogen naar Europa en dan naar het Verenigd Koninkrijk, maar ik dwing mijn blik af te laten zakken naar beneden, de evenaar kruisend richting het zuiden. Naar het zuiden van het Afrikaanse continent.
Tegelijkertijd probeer ik Liam niet uit het oog te verliezen. Ik snel achter hem aan, terwijl ik een glimp opvang van een groot vel papier, met aan de bovenkant groots het woord menu aangekondigd. Toch blijf ik de jongen voor me volgen.
We lopen een gangetje door. Daar waar het naast het zwembad betegeld was en langs de bar zowel betegeld als overdekt, liggen er in dit gangetje geen tegels. We lopen onder de donkere buitenlucht en over roodbruin zand. Het gangetje buigt af naar rechts en de wanden bestaan uit
bamboestengels. Ook hangen er een aantal lampionnen voor de extra belichting en de begeleiding voor het aangeven van de route.
De muziek bij de bar sterft af zodra we in een grote open ruimte staan. Een muur van nog steeds dezelfde soort stengels omheint een grote, cirkelvormige binnenplaats. Rijen of enkele tafels, omringd door stoelen, vullen de ruimte.
Ik leg mijn hoofd in mijn nek en ontdek de blote hemel. Ontelbare sterren fonkelen in de verte.
Pas als ik een verlegen kuchje hoor, merk ik dat mijn mond openstaat. Oeps. Liam staat aan het uiteinde van een lange tafel achter een naar achteren geschoven stoel. ‘Neem plaats.’
Ik trek mijn wenkbrauwen op, in combinatie met mijn mondhoeken. ‘Ddank je.’ Zelf ploft hij neer op de stoel naast me.
‘Nora, hallo!’ Ik draai me een kwartslag om, om Rob aan te zien komen lopen. Hij stapt met grootse stappen op de tafel af en steekt zijn hand uit. Voor de tweede keer deze dag schudden we elkaar de hand. ‘Ik hoorde al van Liam dat je het erg gezellig met hem vond in de auto. Het doet me goed te horen dat het klikt tussen jullie twee.’
Snel kijk ik naast me, waar Liam met gefronste wenkbrauwen naar Rob kijkt. Ik houd mijn adem in en kijk van Liam naar Rob, die met beide handen op het uiteinde van de gedekte tafel begint te leunen.
‘Ik ben eerlijk. Ik vind het fijn dat Liam vriendschappelijk over kan komen.’
‘Pa!’
Een bulderende lach, gevolgd door een knipoog. De knipoog was voor mij bedoeld. Ik glimlach ongemakkelijk. ‘Geintje,’ zegt Rob daarna. ‘Proeven jullie het eten alvast? Dan kijkt ik waar Lennie en Blessing blijven.’
Het is nu december en zomer. Hier is het rond zeven uur ’s avonds donker, terwijl thuis om deze tijd ’s zomers de zon nog schijnt; indien het niet regent.
Het scherm van mijn mobieltje licht op. De batterij is vol. Ik zoek of er Wi-Fi is – tevergeefs – en krijg een sms’je binnen dat ik welkom ben in Zuid-Afrika. Fijn!
Ik stuur het thuisfront dat ik heelhuids aangekomen ben, als er zorgvuldig op de houten deur geklopt wordt. ‘Ja?’ Het mobieltje leg ik naast me neer op het witte hoeslaken van het opengeslagen, opgemaakte bed en ik kijk op.
Een glimlachend gezicht van Liam kijkt naar binnen. ‘Ah. Daar ben je!’
‘Kkkklopt.’ Nee! Irritante beginklank k!
De lippen worden een horizontale streep als hij me ietwat argwanend aankijkt. Maar dan lijkt het alsof hij zijn gedachten van zich afschudt en me gewoon weer ziet als het voor hem nieuwe meisje Nora. ‘Ben je er klaar voor? Heb je al honger?’
Nu al? Hij zei toch dat het avondeten om acht uur klaarstond? Toch knik ik instemmend en ga met hem mee, na de deur van mijn rondavel op slot te hebben gedraaid.
In een korte broek, shirtje en teenslippers volg ik de jongeman over het gras. ‘Kijk uit, want hier ligt zebrapoep.’ Met een grote stap ontwijkt Liam de hoop, mede om aan te geven waar het ligt. Op deze manier stap ik er niet per ongeluk middenin.
Ik hoor gegil en geplons wanneer we het zwembad naderen. Nu het donker wordt, wordt het blauwe water verlicht door de lampen in het bad. Rustig is het niet in het water. Er is een flink aantal mensen aan het spelen en zwemmen en ze zijn eigenlijk allemaal van ongeveer mijn leeftijd. Zullen deze bezoekers allemaal in die touringbus gezeten hebben, alsof ze op schoolreis zijn?
‘Mocht je een keer willen zwemmen; voel je vrij. De toegang is gewoon gratis.’ Ik vang een knipoog op. ‘Ook bij andere zaken, of als je naar de winkel moet of iets dergelijks, moet je dat gewoon aangeven. Geen probleem.’
Ik volg hem langs het zwembad, terwijl hij kort wuift naar een man achter een bar. Hij zwaait vrolijk terug en lacht zijn spierwitte tanden bloot.
Achter de bar hangt een oude wereldkaart. Als vanzelf schieten mijn ogen naar Europa en dan naar het Verenigd Koninkrijk, maar ik dwing mijn blik af te laten zakken naar beneden, de evenaar kruisend richting het zuiden. Naar het zuiden van het Afrikaanse continent.
Tegelijkertijd probeer ik Liam niet uit het oog te verliezen. Ik snel achter hem aan, terwijl ik een glimp opvang van een groot vel papier, met aan de bovenkant groots het woord menu aangekondigd. Toch blijf ik de jongen voor me volgen.
We lopen een gangetje door. Daar waar het naast het zwembad betegeld was en langs de bar zowel betegeld als overdekt, liggen er in dit gangetje geen tegels. We lopen onder de donkere buitenlucht en over roodbruin zand. Het gangetje buigt af naar rechts en de wanden bestaan uit
bamboestengels. Ook hangen er een aantal lampionnen voor de extra belichting en de begeleiding voor het aangeven van de route.
De muziek bij de bar sterft af zodra we in een grote open ruimte staan. Een muur van nog steeds dezelfde soort stengels omheint een grote, cirkelvormige binnenplaats. Rijen of enkele tafels, omringd door stoelen, vullen de ruimte.
Ik leg mijn hoofd in mijn nek en ontdek de blote hemel. Ontelbare sterren fonkelen in de verte.
Pas als ik een verlegen kuchje hoor, merk ik dat mijn mond openstaat. Oeps. Liam staat aan het uiteinde van een lange tafel achter een naar achteren geschoven stoel. ‘Neem plaats.’
Ik trek mijn wenkbrauwen op, in combinatie met mijn mondhoeken. ‘Ddank je.’ Zelf ploft hij neer op de stoel naast me.
‘Nora, hallo!’ Ik draai me een kwartslag om, om Rob aan te zien komen lopen. Hij stapt met grootse stappen op de tafel af en steekt zijn hand uit. Voor de tweede keer deze dag schudden we elkaar de hand. ‘Ik hoorde al van Liam dat je het erg gezellig met hem vond in de auto. Het doet me goed te horen dat het klikt tussen jullie twee.’
Snel kijk ik naast me, waar Liam met gefronste wenkbrauwen naar Rob kijkt. Ik houd mijn adem in en kijk van Liam naar Rob, die met beide handen op het uiteinde van de gedekte tafel begint te leunen.
‘Ik ben eerlijk. Ik vind het fijn dat Liam vriendschappelijk over kan komen.’
‘Pa!’
Een bulderende lach, gevolgd door een knipoog. De knipoog was voor mij bedoeld. Ik glimlach ongemakkelijk. ‘Geintje,’ zegt Rob daarna. ‘Proeven jullie het eten alvast? Dan kijkt ik waar Lennie en Blessing blijven.’
Reageer (2)
Tja, het enige wat ik kan zeggen: schrijf verder!
8 jaar geledenJe schrijft ontzettend fijn en het leest lekker door!
8 jaar geleden