Foto bij 27.4: Groen

Er is veel licht, te veel. Het duurt even voordat ik de torenhoge zware rode gordijnen en het antieke feest zie. Naast me staat Harry, gekleed in vele dure lage kledij. Zijn haar is zo lang dat het vanachter samengebonden zit in een staartje, de krullen vallen niet meer op, wel zijn ogen. Ze zijn niet het albekende en vrolijke groen, maar saai grijzig. De ruimte is zo gevuld. Mijn hersenen tollen van alle informatie. Ik zie alles en iedereen tegelijk, inclusief alle details, nieuwe dingen, dezelfde gewoontes. Ik hoor pas hoe diep een hoog stemmen werkelijk zijn en ruik een volledig arsenaal aan geuren bij elke persoon. Volgende keer dat hij zegt dat ik stink moet ik het dus licht opvatten. Mijn ogen willen verder kijken maar Harry's lichaam trekt me verder naar een conversatie met een jonge man.
"Ludwig, wat doe jij hier?" Beers gestalte torent voor een keer niet boven dat van de even jonge man uit.
"Ik houd het niet meer heer." Zijn stem is benepen en zijn lichaamshouding wordt met de seconde kleiner. Ik zie alle details. De verrekte blik met de rimpels en fronzen die een muur moeten vormen tegen de alles overwinnende pijn. De manier waarop hij niet kan ademen en zijn schouders dicht vastgebonden zijn door een pakket van spieren. Gedichten die even door mijn-Hars hoofd heen vliegen.
"Je moet wel. Ik heb je geholpen." Voor een mens is het verschil in toon niet hoorbaar, maar nu hoor ik het wel. Ik voel de trillingen door de lucht trager en lager worden, een dreiging. Harry wordt ongemakkelijk. Ik voel me als een bruisbal die in een kom water wordt gegooid. Het neemt allemaal toe en het feit dat ik me moet concentreren op de mensen die ik niet zie en ze toch hoor en ruik verergert het.
"Ik wil dit niet. Geen monster meer. Jij hebt me dit opgedwongen!"
"Ik gaf je een keuze!" Harry's tanden klapperen wreed tegen elkaar aan als zijn vinger richting Ludwig wijst. "Laten we een luchtje scheppen vriend, dat doet je goed." Harry begeleidt de bange jongeman stevig maar onopvallend. Ik zie enkel hoeveel pijn hij hem werkelijk doet. Op het balkon worden de grote deuren toegedaan, beschermd tegen pottenkijkers. "Waarom?"
"Ik wil geen monster zijn! Wij zijn vreselijke monsters, je hebt me dit opgelegd!"
"Toen ik die vrouw aan je gaf, koos je er zelf voor." Harry's ogen zijn zwart van ingetogen demonen en woede terwijl zijn vinger in de borstkas van de man prikt.
"Ik was blind van de honger, dat was geen keuze." Hij lacht bitter en draait zich naar het landschap toe. Het is nog steeds onveranderd. Ik ruik de schors van de bomen en de vochtige wind. In een flits draait hij zich om. Het grote mes wordt makkelijk onderschept op het onnatuurlijke tempo dat plotseling langzamer lijkt dan normaal terwijl Harry de man op de grond neerpint. Zonder enige zuurstof in dat krachtige lichaam. Mijn hersenen kunnen absoluut niet volgen. "Dat had ik niet verwacht van je."
"Wij ook niet van jou." Voordat ik het weet schreeuw ik het uit van de pijn als een vlijmscherp mes in Harry's heup neergestoken wordt. Het ruikt naar vergif en verlamd de vingers van Harry onmiddellijk. Ik voel hoe hij wilt, maar zich verraden moet laten doen. Als hij opkijkt, krijgt hij een duidelijke glimp van de jonge vrouw die hij toen ten prooi gaf aan de nieuwe vampier te zien. Ze glimlacht, totdat de keizer met zijn laatste kracht en in uiterste pijn het mes uit zijn heup trekt en het recht door het hart van de vrouw gooit. Met een klap valt ze op de grond. De deuren schuiven open en daar staat ze. Alles waar je respect voor hebt, je moeder. Ze lijkt bezorgd en voor een keer adem ik wel angstig in.

Een scherpe teug lucht wordt door mijn longen gejaagd. Mijn keel is droog en pijnlijk terwijl mijn hart als een zot het verminderde bloed rond stuurt.
"Shh Boo. Adem rustig in." Ik probeer mezelf terug kalm te krijgen. Ik mis het hoe ik veel minder zie en ruik dan daarnet, ik voel me blind. Zo graag zou ik Harry's typische geur willen analyseren in die duizenden andere dingen. Zijn grote handen maken geruststellende bewegingen over mijn rug maar het verzacht de vreselijke pijn in mijn hals niet. Ik kreun pijnlijk. Als mijn hand naar de plaats wil gaan houdt Harry me tegen. Fronsend kijk ik in zijn heldere blik; waarom niet?
"Ik heb zo weinig mogelijk genomen om het je te laten zien maar... De wond was nogal groot." Ik frons nog steeds, hij kan dat toch genezen? Deze keer breek ik door zijn voorzichtige grip heen en ga ik over de gevoelige huid in mijn hals. Vanaf mijn oor tot aan mijn schouder is er gevoelige en schreeuwende huid te vinden. Ik probeer niet in elkaar te krimpen onder Harry's blik. Als een echte man, voor een keer.
"Hoe is je verhaal geëindigd?" Zijn roze tong bevochtigd traag zijn lippen. Krullen veren nadat hij even zijn blik afwendde, hij vertelt dit niet graag. "Har?" Ik geef hem een kneepje in zijn beschikbare hand waardoor hij terug opkijkt en me een moeilijke glimlach schenkt.
"We hebben ze opgeruimd. Ik was er kapot van. Hij was aan het sterven, een onbekende die me hielp dus ik gaf hem mijn bloed. Hoe moest ik weten dat hij ging veranderen?" De lichte frons tussen zijn zware wenkbrauwen zegt genoeg, het blijft pijnlijk en onverklaarbaar voor hem. Hij heeft spijt. Veel spijt om oude zonden. "En dan ons ras zo uitmaken..." Ik glimlach bemoedigend naar hem als hij terug opkijkt en sla mijn armen om zijn hals. Zijn krullen ruiken heerlijk, naar wildernis. Ogen die gefixeerd terug door de gebeurtenissen heen wandelen. Bemoedigend wrijf ik over zijn koude naakte rug en geef ik hem enkele kusjes bij zijn slaap. Het grote litteken bij zijn heup laat ik voor wat het is.
"Vind je het lelijk?" Hij klinkt zo onzeker dat ik wel afstand moet nemen om hem aan te kunnen kijken. Waarom zijn de allermooiste mensen altijd de onzekerste?
"Helemaal niet Har. Het is een teken van dapperheid, een trofee van vastberadenheid." Ik glimlach en laat mijn vinger langs de plooien bij zijn kaak gaan. Zijn lippen staan maar verdrietig naar beneden en zijn blik is nog steeds niet opgeklaard.
"Maar het was mijn schuld. Het is een teken van fouten."
"Wie zegt dat?" Ik frons bezorgd en aai voorzichtig over zijn hoofd. Bij deze momenten is hij geen honderden jaren oud maar een klein bang jongetje. Eentje dat vrees heeft van de beslissingen in het verleden en niet die in de toekomst. "Het enige waar jij bang voor moet zijn is je toekomst, en niet je verleden." Ik geef hem een zoen op zijn voorhoofd, Har blijft even onbeweeglijk zitten waarna hij toch in beweging komt en traag knikt. Hij krijgt er echter geen oprechte glimlach uit dus doet hij niets. Dat nep-lachen is iets typisch menselijks. Vampiers zijn zo ontwikkeld dat ze alles onmiddellijk door hebben, ook bedrog. Waarom dan nog moeite steken in valsheid? "Het komt wel goed met ons." Harry knikt. Doordat het steeds later in de nacht en vroeger in de ochtend wordt krijg ik steeds meer van Harry's mooie stevige lichaam te zien. Ik weet niet of de reflecties van duizenden littekens zonde zijn of niet.
"Je vindt ze wel lelijk." Ik zie hem zijn pijnlijke gevoelens doorslikken. Ik schud mijn hoofd en laat mijn hand langs zijn zij aflopen, hij ontspant door mijn warmte.
"Ik vind ze fascinerend. Zo veel verhalen..." Een oprechte mondhoek die omhoog gaat.
"Echt waar?" Een, twee, drie en daar is het kuiltje ondanks een kleine wantrouwige glimlach van hem.
"Echt waar." Ik kus zachtjes zijn voorhoofd en leg me dan tevreden terug in het bed. Het duurt niet lang voordat Har ook toegeeft en we de afstand tussen ons zo veel mogelijk beperken. Die sterke armen en lekkere geur ga ik echt missen. "Hoe kan ik je volgen of met je communiceren morgen?" Harry knippert even statisch met zijn ogen waarna hij even ademhaalt voordat hij iets zegt.
"Ik denk dat ik wel iets weet. Via mijn bloed kan je me kort bereiken, maar enkel als ik mijn geest er voor openstel."
"En de spreuk?" Mijn vingers maken cirkelvormige bewegingen over zijn ontblote rug, iets wat hem lijkt af te leiden.
"Acario helpt je daar wel mee, ik zal hem instructies doorgeven."
"Ik wil je niet missen." Het is vreselijk saai hier zonder mijn speelmaatje. Ik weet niet of Aurus me met open armen zal ontvangen, ik heb immers lange tijd niet meer naar hem omgekeken.
"Dat moet ook niet." Zijn lippen kussen traag mijn voorhoofd terwijl ik naar de steeds lichter wordende atmosfeer buiten door het raam kijk. "Ga slapen Louis, je bent al te lang wakker."
"Ik blijf wakker tot je vertrekt." Een mondhoek lijkt omlaag te gaan, maar ik kus de ontevredenheid weg. Beer zal wel beseffen dat tegen mijn beslissing ingaan alleen maar tot meer koppigheid leidt. Hij lijkt toe te geven door me steviger tegen zich aan te trekken en door mijn haar ruw uit mijn voorhoofd te wrijven.
"Als jij dat wilt Boo." Zijn blik lijkt plotseling erg vermoeid. Alsof de gedachte van weggaan hem kwelt.
"Zo verdrietig?" Ik streel plagend langs de gevaarlijke v-lijn naar beneden. Zijn ogen worden meteen een tint donkerder, ondanks dat ik volledig ontspannen tegen hem aan lig.
"Zo stout?" Zijn lippen die een grijns vormen vinden mijn hals en kussen op de liefste manier mogelijk. Ik denk dat mijn buik het gaat begeven... Nee, dat is niet waar. Alles gaat het begeven op een geslachtsdeel na, dat is zal wel voor me denken. Harry lacht in mijn oor en ik geef hem een stomp.
"Jij bent niet veel braver hoor Beertje." Hij glimlacht en kust me opnieuw. Als hij daar mee door blijft gaan dan kan ik niet langer zo braaf blijven liggen, ondanks de vermoeidheid die ineens uit mijn lichaam is getrokken. "Harry we-" Een grote vinger legt me het zwijgen op. Zijn blinkende oogjes zeggen meer dan genoeg.
"Nog even genieten Boo."
"En dat kan alleen zo?" Hij grinnikt en rolt terug van me af op zijn rug.
"Als jij het braaf wilt houden, voor mij goed." Ik grinnik maar weiger om terug naar hem toe te draaien, ik geef niet toe aan al die onweerstaanbare dingen die hem net Harry maken.
"Dat is toch moeilijk voor je hé, even niet denken en bij me liggen."
"Als ik niet denk gebeuren zo'n dingen juist." Hij heeft zich terug op zijn zij gerold en krolt als een jong speels katje de zoete woorden in mijn oor. Zijn hese stem doet me een mondhoek omhoog trekken. Zijn lippen beroeren mijn oor, god, die jongen is zo onweerstaanbaar.
"Dan moet je er minder verslaafd aan worden." Ik geef hem een blik als hij mijn hals weer kust.
"Ik ben verslaafd aan jou, niet aan dat, maar aan dat met jou." Zo'n zalige zoenen. Mijn lippen gaan vanzelf open om de zijne kort te ontvangen.
"Ik laat je niet meer gaan als we nu verder gaan." Speels duw ik hem van me af en ga ik met twee benen gespreid over zijn brede middel zitten. Ik meen het, hij weet het maar blijft de ondeugende blik in zijn ogen behouden. Misschien om mijn dominante positie, in een bed.
"Dat zou nog een leuk spelletje worden." Als hij een wenkbrauw omhoog trekt duw ik met magie zijn handen boven zijn hoofd en houd ik ze ook daar. "Erg aantrekkelijk zo heer Louis." Zijn accent rolt ondanks de dikte vloeiend van zijn tong. Hij is te aantrekkelijk. God vergeef me voor mijn zonden.

En, wie vergeeft Louis?

Er zijn nog geen reacties.


Meld je gratis aan om ook reacties te kunnen plaatsen