Foto bij De tweede kwalificatieronde ~ Alice in Wonderland

Voor de tweede opdracht heb ik dit verhaal gemaakt.
Alice is de hoofdpersoon.
Ze zit op school nadat Harry Potter erop zat, en voor zijn zoon erop zit.
Laat het toernooi maar beginnen!

Ik ben nu al vier jaar een Beauxbatons student. Dit jaar moeten we naar Zweinstein voor het toverschool toernooi.

‘Alice, schiet op! De wagens vertrekken bijna!’

Vlug pak ik mijn koffer en haast me naar het plein waar de wagens staan. Mijn koffers zijn redelijk licht, ik heb dan ook niet zo veel ingepakt. De koffers worden ingeladen en ik stap de wagen in. Het is nog altijd wennen om in zo’n ding te vliegen. Eigenlijk lijkt vliegen in een wagen redelijk op vliegen in een dreuzelvliegtuig.

‘Alice, waar is je hoofddeksel?’ Met een hand ga ik over mijn hoofd. Ik ben mijn hoed vergeten!
‘Het ligt vast nog op mijn kamer…’
‘Geen zorgen, ik was al voorbereid dat zo iets zou gebeuren’, zegt Nova.
Nova is mijn beste vriendin, maar ook mijn enige op deze school. Ze pakt een extra hoed uit haar tas.
‘Hier neem deze.’
‘Je kent me te goed Nova’, zeg ik, terwijl ik de hoed aanneem. We moesten veel kleine regeltjes leren. Onderhand weet ik de meeste wel. Maar dat betekent niet dat ik alle regels volg.
‘Heb jij ook zo’n zin het toernooi?’, vraagt Nova.
‘Wie heeft daar nou zin in? Er gaan mensen dood en raken gewond.’
‘Daar heb je een punt.’
‘Wie heeft dit überhaupt bedacht?’
‘Niet zo vurig Alice. Wij moeten gratie uiten.’
‘Wanneer uit ik dat niet?’ Nova rolt haar ogen.
‘Hey, niet zo brutaal mevrouw’, zeg ik. Dan liggen we beiden in een deuk.
‘Gelukkig zijn hier geen anderen, ander was u zo de pineut’, zegt Nova lachend.
‘We hebben echt geluk dat we mee mochten. Bijna niemand van onze school mag erheen. En dan hebben wij ook nog eens onze eigen wagen!’

Ik glimlach naar haar. Ze praat er al maanden over. ‘Oh, we zijn er al bijna. Ik zie de torens al’, roep ik enthousiast.
Nova kijkt uit het raam. De wagen gaat omlaag. In het water ligt een boot, waarschijnlijk is het een andere school. Langzaam komen de wagens tot stilstand. Zo meteen moeten we ons optreden doen als introductie. Ik heb lang geoefend. Dat deed ik niet eens speciaal voor Nova. Ze zei eigenlijk een paar keer dat ik het rustig aan moest doen, maar voor mij is er geen stoppen.
‘Als we eenmaal uit deze deur zijn moeten we ons gedragen zoals het hoort. Dus geen regels overtreden, geen enkele. We moeten onze school vertegenwoordigen.’
Ik zucht. Ook al ben ik druk bezig met de introductie, Nova is nog drukker voor een goede indruk.
‘Ja mevrouw’, antwoord ik robotachtig. We schieten beiden even in de lach.
‘Hier gaan we dan’, zegt Nova. Dan opent ze de deur.

Overdonderd kijk ik naar buiten. Langs de landingsbanen staan allemaal studenten te kijken. Ik tover een glimlach op mijn gezicht en loop, zoals het hoort, achter de rest aan.
‘Hey’, schreeuwt een jongen tussen de leerlingen. Ik kan niet plaatsen waar het vandaan kwam, maar zwaai rustig met mijn hand.
Zou het misschien Lourens kunnen zijn? Nee, dat zal vast niet.
Ik schud het idee van me af, en pruts met mijn blauwe rok. Deze school is best gaaf in vergelijking met Beauxbatons. Lourens zou hier ergens moeten zijn. Waarschijnlijk zal ik hem niet zien, maar het idee alleen al maakt me vrolijk.

We moeten in een rij op de gang wachten. Dit is het dan, het moment. Dit jaar zouden we een nieuwe routine doen. Heel veel hangt van mij af, ik kan de spreuk het beste en moet meerdere dingen tegelijk doen.
De deur gaat open. Ik zit, op twee meiden na, als voorste in de rij. Rustig pak ik mijn toverstok. Adem in, adem uit. Hier gaan we dan.
De voorsten dimmen de kaarsen. Nu is het mijn beurt.
‘Expecto patronum’, zeg ik duidelijk door de zaal heen.
Iedereen hapt naar adem. Normaal gesproken wordt deze spreuk niet gebruikt door jonge leerlingen. Maar ik heb deze spreuk altijd al zitten te oefenen, en nu kan ik het eindelijk. Allemaal dieren rennen en springen sierlijk door de ruimte. Het blijft lastig, maar ik heb het elke dag op Beauxbatons geoefend.

Konijntjes, beren, vogels, panters en meer vliegen door de ruimte. Ik ben niet de enige die deze dieren oproept, ook andere meiden van hogere klassen roepen de dieren op. Andere openen een lichte regenbui van blauwe en witte poeder.
Het is een prachtig gezicht. Ik kijk verbijsterd de kamer door, het is prachtig gelukt. Op dat moment raak ik één seconde mijn focus kwijt en verdwijnt een kwart van de dieren. Snel richt ik mijn concentratie er weer op. Er verschijnen kleinere dieren, dat overkomt mij weer. De laatste leerlingen dansen met gratie over de vloer. Het lijkt als of ze de vloer niet eens raken.
Eindelijk is het voorbij. Een voor een verdwijnen de patronussen weer. Ik loop langzaam naar mijn plek aan de tafel. Maar dan pakt iemand mijn hand vast en trekt me naast zich op de bank.
Blijkbaar zit ik nu hier. Nova, die achter me stond, gaat rechts van me zitten.

‘Alice, we horen hier niet te zitten. Dat weet je toch?’fluistert ze zo zacht mogelijk .
Ik kijk haar vluchtig aan met een boze blik. Natuurlijk weet ik dat we hier niet horen te zitten, maar ik kon er niks aan doen dat een of andere student van Zweinstein mijn hand pakt. Dan besef ik me dat degene nog steeds mijn hand vast heeft op de bank. Ik kijk naar links, waar de Zweinstein student zit.
Het is een jongen met bruine ogen, en blond haar dat door de war zit.
‘Hey Wonderland’, fluistert de jongen met stralende ogen.
‘Hallo.’

Er zijn nog geen reacties.


Meld je gratis aan om ook reacties te kunnen plaatsen