Ians ontmoeting
“Ian, Ian!”
Voorzichtig opent hij zijn ogen. Een klein, oranje dinosaurusachtig wezen verschijnt voor hem. Hij grijnst.
De jongen schrikt op.
“Je bent wakker! Hoe gaat het?”
“Goed...” Hij kijkt om zich heen. De lucht is blauw, het bos lijkt groener en verderop zijn... rotsen? Hij kan zich geen rotsen herinneren. “Waar ben ik...?”
“Waar je bent? In Digiworld natuurlijk!”
“Digi... wat?”
“Digiworld!” Het beest zegt het alsof hij er trots op is. Het maakt Ian wantrouwig. “Was dat portaal van jou?”
“Nee... ja... Dat portaal is er waarschijnlijk om jou hier te brengen. Om jou bij mij te brengen. We horen samen! Je bent mijn vriend! We zijn partners!”
“We kennen elkaar net... Partners met wat? Tijdens klassenprojecten ging partner zijn me niet altijd goed af...”
“Partners in alles! We helpen elkaar en vertrouwen elkaar. Ik zal je altijd beschermen! Voel je de band niet tussen ons?”
Hij laat zich omhoog helpen en kijkt het reptiel aan. Het is waar dat hij niet bang is, terwijl wakker worden in een vreemde wereld, met een vreemd, pratend dinoachtig figuur naast hem normaal gesproken eigenlijk best beangstigend kan zijn. Dat kan hij zich toch voorstellen.
Hoewel, eigenlijk kan hij zich niets van dit alles nog erg goed voorstellen. Het voelt als een absurde droom...
“Waarom ben jij geen goede partner? Ik kan het me niet voorstellen!”
Hij kijkt om zich heen. Ze waren vlak bij elkaar toen ze vielen. De rest moet toch in de buurt zijn... “Nou, ze vonden me bazig, te enthousiast... Eigenwijs.”
“Hoe kan je nou te enthousiast zijn? Je mag best zeggen wat ik moet doen!”
“Eh...” Het voelt toch wat ongemakkelijk. Hij begint te lachen. “Je mag zoeken naar mijn vrienden. We waren met zijn drieën... Heb je de andere twee gezien?”
De enorme hagedis schudt meteen zijn hoofd. “Nee. Ik heb alleen jou uit de lucht zien vallen.”
Zijn gezicht betrekt. “O, er is toch niets verkeerd gegaan...? Zouden ze nog daar zijn dan?” Hij begint te lopen, in gedachten verzonken. Zijn ‘vriend’ volgt hem meteen. Daar komt hij voorlopig niet vanaf...
“Ian, ik kan goed zoeken! Zal ik even rondrennen? Ik vind ze vast vlug!”
Te enthousiast snapt hij niet? Nu begrijpt hij wel dat het wezen dat zei. Hij grinnikt en knikt.
Het duurt niet lang voor hij de bosjes ziet bewegen. Gespannen kijkt hij ernaar. “Yana?”
Voor hij verder kan vragen, wordt er al een oranje flits zichtbaar. Het komt net voor hem tot stilstand. “Nee. Wat is een Yana?”
Opgelucht ademt hij uit. “Jij bent het!”
Het oranje draakje knikt. “Sorry, ik heb de rest nog niet gevonden.”
“Yana is één van de kinderen van zomerkamp. Ze is wel oké... voor een meisje. Zeg, hoe ken je mijn naam eigenlijk?”
“Dat...” Het wezen denkt diep na, alsof hij zelf het antwoord nog moet zoeken. “... weet ik niet. Ik weet het gewoon.”
“Maar ik ken jou niet. Hoe heet je eigenlijk?”
“O, tuurlijk! Ik ben Agumon!”
“Een wat?”
“Een Agumon!” herhaalt hij vrolijk. “Ik ben een digimon!”
“Een digimon uit de Digiworld... Klinkt logisch.”
“Ja, hè? Logischer dan wat jij bent. Ik heb hier nog nooit mensen gezien!”
“Wat leeft hier dan? Weet je dan niet hoe ik hier wegkom?” Nu pas begint hij zich echt zorgen te maken. Hier komen was makkelijk, maar wat als hij hier nooit meer weg kan?
“Nee, dat weet ik niet, sorry... Hier leven alleen digimon.”
“Hoe weet je dan over mensen?”
“Weet ik niet. Ik weet alleen dat ik bij jou moet zijn. Je bent wel een mens, toch?”
“Ja... Laten we maar verder gaan zoeken.”
Er zijn nog geen reacties.