Foto bij Ontsnapt uit mijn kasteel

Ik ben Lucy. Ik ben geboren in The Enchanted Forest als prinses. Mijn vader, Midas, hield me geheim voor het volk omdat hij volgens een voorspelling maar een kind mocht hebben. Dat is mijn zusje Abigail. Ik ben opgevoed door de diensters in de hoogste toren van ons kasteel. Toen ik tien was heb ik geprobeerd om te ontsnappen uit het kasteel. Maar mijn vader is als de dood dat iemand doorheeft dat hij nog een dochter heeft. Dus ik werd al snel ingehaald door soldaten van mijn vader die me al snel terugbrachten naar mijn toren waar ik mijn tijd verdreef met lezen en schilderen. Tot ik er genoeg van had.

Op een maanloze avond kwam ik zachtjes uit bed. Ik pakte de laarzen die ik gistermiddag uit de slaapzalen van de wachters had gestolen en trok ze aan. Ik sloop op mijn tenen naar de andere kant van de kamer, waar het raam het kleine beetje licht van de toortsen van de wachters ver onder mij doorliet.
Ik deed het raam stilletjes open en pakte het lange touw dat ik achter mijn kast had verstopt. Ik bond het vast aan een van de poten van mijn eikenhouten kast en trok er een paar keer aan om zeker te zijn dat hij goed vast zat. Toen pakte ik de rugzak die ik alvast had ingepakt met alles wat ik nodig zou hebben op mijn reis en hing hem over mijn schouder.
Ik klom op het raamkozijn en zwaaide mijn benen naar de andere kant. Ik zag de afgrond onder me. Ineens werd ik een beetje misselijk. Als ik dit deed zou ik niet meer terug kunnen, schoot het door mijn hoofd. Toen dacht ik aan al de jaren dat ik hier hoog in mijn torenkamertje had gezeten, dromend over ontsnappen. Ik wist het nu zeker. Ik moest dit doen.
Ik ging aan het touw hangen en zette mijn voeten tegen de buitenmuur. Ik spitste mijn oren op geluid van alarmering, maar hoorde niets dan het zachte ruisen van de wind. Langzaam verplaatste ik mijn voeten en klom ik naar beneden. Toen ik halverwege was, hoorde ik de deur onder mij plotseling opengaan.
Er kwam een wat gezette wacht naar buiten die even om zich heen keek en aan zijn rug krabde. Hij keek gelukkig niet om hoog. Mijn handen werden langzaam moe van het vasthouden werden zweterig. Plotseling gleed mijn voet weg en viel ik bijna. Ik hing alleen nog aan mijn armen die langzaam weggleden. De dikke wachter hoorde niets en ging weer terug naar binnen. Ik vond eindelijk een plekje waar ik mijn voet kon plaatsen en durfde weer adem te halen. Ik klom snel verder naar beneden en zette zachtjes mijn voeten op de grond.
Mijn rood-bruine haar viel voor mijn gezicht en ik zette het vast in een hoge staart. Ik wist waar ik nu naar toe moest. Het kasteel van de tovenaar was een halve dag lopen vanaf hier. Ik had er ooit een bediende over horen praten. De kaarten in mijn boeken gaven aan waar het lag. Ik moest gewoon in zuid-oostelijke richting blijven lopen tot ik bij de rivier kwam, en dan die naar rechts blijven volgen tot het kasteel.
Ik begon met lopen. Dit zou een lange nacht worden, maar ik moest zo ver mogelijk komen voordat ze merkten dat ik weg was. De sterren leken naar me te kijken, terwijl ik daar zo liep.
Ik dacht aan mijn moeder, die ik nooit gekend had. Mijn vader had nooit over haar gesproken en het enige wat ik had van mijn moeder was een kettinkje met een zilveren hangertje in de vorm van een duifje. Mijn vader had het duifje mij eigenlijk willen afnemen, maar ik had hem overgehaald. Nu was het mijn enige herinnering aan mijn moeder. De maan kwam langzaam op terwijl ik in gedachten verder liep.

Net na zonsopgang zag ik het grote kasteel voor me opdoemen. Het lag op een heuvel met een rivier erlangs. Het was de perfecte plek voor een kasteel omdat het makkelijk te verdedigen was. Je zou de aanvallers al lange tijd zien voordat ze zelfs maar in de buurt kwamen van de enorme muren.
Het kasteel zelf zag er duister uit. Ik kreeg een naar gevoel terwijl ik naderde. Ik stopte voor de poort en haalde diep adem. Toen klopte ik drie keer hard op de poort. De poort ging open en ik keek een grote ruimte in.
Ik liep zachtjes naar binnen en toen ik niemand zag riep ik:'' Hallo, is daar iemand?''
''Je hoeft niet te schreeuwen.'', zei de stem achter me. Geschrokken draaide ik me om. Daar stond een man. Hij zag er bijzonder uit.
''Rumplestiltskin'', zei de man, terwijl hij een buiging maakte: ''Waarmee kan ik u van dienst zijn''

Er zijn nog geen reacties.


Meld je gratis aan om ook reacties te kunnen plaatsen