Foto bij 24.2: Confuus

Ik zit voor het grote venster in Harry's werkkamer. Hij is druk bezig met van alles en nog wat - dingen waar ik niks van begrijp. Ik frons enkel als ik een grote zak naar buiten zie gedragen worden.
"Har..."
"Mh?" Te afwezig om de ernst in mijn stem op te merken.
"Harry! Kijk!" Geïrriteerd door zijn onoplettendheid duw ik zijn stoel richting het raam met een flinke stoot magie. Meteen fronst hij. Zijn groen belichte ogen zijn gefocust op de zak. Zelfzeker opent hij het oude raam en ademt hij een keer diep in, als een echte keizer. Niet veel later stoppen de bedienden met hun acties en leggen ze de zak neer, met moeite. Het is geen vaste blok.
"Het is een lichaam, niet?" Ik slik moeilijk en staar terug naar de zak. Wie zou het zijn? Toch niet Karel of die vrouw of die kleine jongen? Harry geeft me een kleine maar duidelijke knik. "Wie?" Deze keer klinkt mijn stem minder luchtig, ik krijg het steeds moeilijker. Ik had me niet mogen hechten aan hun. Zelfs in het donker buiten zie ik hun contouren nog duidelijk dankzij de vuren aan de zijkant.
"Ingrid, een oudere vrouw. Er zijn er nog." Meer als een. Meerdere zwakke schakels in het systeem. Als de geneeskunde nu eens meer zou aannemen van andere culturen, maar nee, we zijn altijd kritisch. En dan de protestanten die langs alle kanten proberen de macht van het christendom over te nemen…
"Niet Karel?" Harry's blik brandt in de mijne. Hij komt dichterbij, langzaam, dit is niet goed. "Har-"
"Niet Karel. Rustig aan Louis, je hebt veel moeten verdragen vandaag."
"Je moet ze begraven. In een kist." Het knipperen tegen de tranen is een vermoedde strijd geweest die mijn lichaam wint. Mijn lichaam overwint wel, voor nu.
"Ik zal er voor zorgen." Zijn hese stem zorgt voor een leeg en pijnlijk gevoel, hij is zo begripvol voor mij, maar zo koud tegen hun. Hij heeft het nog steeds moeilijk met lagere klasse standen accepteren. "Ik denk dat je in bad moet en dan gaan slapen."
"Niet alleen." Mijn stem breekt terwijl ik me vermoeid en overgevoelig tegen de keizer laat aantrekken. Dat kon evengoed Lottie zijn, misschien heeft ze zelfs problemen gekregen en-
"Shhh. Niet piekeren Boo. Ik ben er. Je bent niet alleen." De doden wel, ze zijn helemaal alleen nu. Overgeleverd aan de discussie of er leven na de dood is. Geleerden zeggen nee, alle godsdiensten zeggen ja. Misschien is dat enkel om ons gerust te stellen, dat we beloont worden voor alles. Misschien komen we wel terug als iets anders. Dat hoop ik ja, in een andere vrijere tijd. Waar iedereen het beter heeft. Nu moet ik enkel genieten van nu, want er kan evengoed niets zijn, leegte. "Blijf bij me Louis." Verdoofd en trillerig laat ik me meenemen naar zijn kamer met bad. Het water dat in een pot boven het vuur verwarmt werd vult nog niet eens de helft van de kuip. "Boo. Het is niet jouw schuld, hé." Zijn ogen lezen mijn geest af, maar goed ook want ik weet niet wat ik aan het doen ben, dit verandert niets.
"Sorry, ik was even..." Ik schud met mijn hoofd en begin mijn vuile kleding uit te doen. Harry volgt me, de bekende frons en bezorgde uitdrukking op zijn gezicht. Ik neem een stap dichterbij en kus hem zachtjes. Het is een trage en troost biedende kus, net wat ik nodig heb. Een kleine glimlach bevindt zich nu rond mijn lippen terwijl ik liefdevol even zijn haar door elkaar wrijf - iets wat hij absoluut haat. Als ik aan mijn broek begin kijk ik hem pas terug aan. "Wind me nu alsjeblieft niet op, ik ben moe." Ik zucht glimlachend als zijn ogen terug beginnen te blinken.
"Ik doe mijn best, maar dat is niet makkelijk." Ik grinnik kort en schud mijn hoofd traag, typisch.
"Wind jezelf ook maar niet op, geen fysieke activiteiten vanavond." De keizer lacht. Het is net alsof zijn lachen een stukje van mijn leed wegneemt en het vult met liefde en geluk.
"Ik kan het ook doen zonder dat jij maar iets hoeft te doen." Mijn ogen volgen hem geamuseerd terwijl ik met mijn onderbroek aan in het lauwe water stap en me erin last zakken. Het is zalig, absoluut geweldig. Als Beer er nu nog eens bij zou komen... "Oh nee, niet die blik Louis. Ik kruip dadelijk al bij je in bed."
"Spannend." Ik grijns naar hem. Waardoor hij blij zijn hoop krullen doet opveren. "Trouwens, ik zou je nooit kunnen laten doen."
"En waarom niet?" Een schampere lach verlaat mijn rauwe keel terwijl ik mijn hoofd onderdompel in het water en daarna een wenkbrauw naar hem optrek.
"Waarom niet? Je bent onweerstaanbaar voor me, je kent me goed genoeg."
"Oh, die smeekbeden, ja, die herinner ik me wel." Verdomde Harry.
"Zeg!" Verbaasd door zijn brutaliteit spetter ik water naar hem waardoor hij terug wijkt. "Jouw kreunen zijn anders ook moeilijk te vergeten. Oh Louis!" Ik zet mijn handen tegen mijn wangen voor het drama effect, zijn wangen kleuren een heel kleine lichte tint donkerder, iets wat hem er menselijker uit doet zien. De zeep op mijn huid ruikt goed als ik het uitspoel hoop ik dan ook dat ik zo blijf ruiken. "Is Sedrik al terug?"
"Onderweg." Zijn hese stem is terug dieper en rauwer door de serieusheid. Ik knik terwijl ik voor de zekerheid zijn blik vasthoudt waarna ik voor hem uit het bad kom, rechtstaand, druppend voor hem. "Oh schatje..." Zijn ogen worden een formaat groter waardoor ik grinnik en nog dichterbij wil komen. Harry verrast me door me snel en handig te kussen waarna hij veilig afstand van me neemt en me het ruwe stof van een handdoek toegooit.
"Oh Harry, zullen we naar bed gaan?" In een soepele beweging trek ik de oude stof over mijn lichaam en beweeg ik terug naar hem toe.
"Graag." Zijn ogen fonkelen als ik zijn grote hand vastneem en naar zijn bed loop. Lusteloos laat ik me erop neervallen. Harry trekt de zware gordijnen dicht zodat de kamer nu helemaal donker is. Ondertussen bevindt mijn lichaam zich al onder de dunne lakens, het dankt me. Ondanks dat Jean me de nodige energie heeft gegeven ben ik weer over mijn grenzen gegaan qua magie, maar er zijn dan ook mensen gered, voorlopig. Hoe dit op lange termijn uitdraait weet enkel de geleerde, hoop ik. Een paar zachte lippen kust me in mijn hals. Ik glimlach en draai me naar hem toe. Alsof ze daar behoren vinden mijn armen zijn middel zonder aarzeling. Ik open mijn ogen als zijn neus verkennend langs mijn gezicht afgaat en zijn lippen me opnieuw zachtjes kussen. Deze keer kus ik terug, met het laatste beetje energie kruip ik tot tegen hem aan. Zo dicht dat het lijkt alsof we een zijn. Geen vampier en boer, geen man en man, geen rijk en arm, nee een. Voor een keer draait het niet om stand, sterktes of zwaktes, maar om twee harten die naar elkaar verlangen. Twee personen die elkaar gelukkig maken. Het ene hart is misschien al minder puur als het andere, maar dat maakt even niet uit. Enkel mijn lippen die hem liefkozend kusjes geven en zijn grote hand die mij geruststelt door over mijn rug te bewegen en me zo dicht tegen dat krachtige lichaam aan te trekken. Ik zie hem dood graag, ondanks onze minpunten en verschillen. Misschien vind ik net dat wel zo leuk aan hem, hij daagt me uit, verrast me, jaagt me tot in de uiterste kanten van mijn eigen ziel.
"Ik zie je graag Beer." Het gemompel komt er sloom uit door de vermoeidheid, maar dat is niet erg. Hij begrijpt me, dat heeft hij altijd geprobeerd.
"Ik ook van jou Boo." Zijn lippen vinden mijn kruin waardoor ik mijn ogen tevreden terug sluit en in een diepere slaap overga, al is die niet lang.

Reageer (3)


Meld je gratis aan om ook reacties te kunnen plaatsen